Gerechtshof Den Haag, 29-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1827, 200.320.841/01
Gerechtshof Den Haag, 29-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1827, 200.320.841/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 29 augustus 2023
- Datum publicatie
- 24 oktober 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2023:1827
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2022:11596
- Zaaknummer
- 200.320.841/01
Inhoudsindicatie
Ontbindingsverzoek. Het hof komt, anders dan de kantonrechter, tot het oordeel dat het opzegverbod voor leden van de medezeggenschapsraad aan ontbinding in de weg moet staan. Geen herstel van de arbeidsovereenkomst, wel toekenning van een billijke vergoeding aan de werkneemster.
Uitspraak
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.320.841/01
Zaak-/rekestnummer rechtbank : 9967732 VZ VERz 22-8936
beschikking van 29 augustus 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats],
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
advocaat: mr. W. de Vries te Den Haag,
tegen
de Stichting voor Islamitisch Voortgezet Onderwijs,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
hierna te noemen: Sivor,
advocaat: mr. M.R.A. Dekker te Den Haag.
1 De zaak in het kort
Beoordeeld moet worden of de arbeidsovereenkomst tussen partijen door de kantonrechter ontbonden had mogen worden. Het hof komt, anders dan de kantonrechter, tot het oordeel dat het opzegverbod voor leden van de medezeggenschapsraad aan ontbinding in de weg moet staan. Omdat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig is verstoord zal het hof de arbeidsovereenkomst niet herstellen. Het hof zal aan de werkneemster een billijke vergoeding toekennen ten laste van de werkgeefster.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
-
het beroepschrift, ter griffie ingekomen op 31 december 2022, waarmee [verzoekster] in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 6 oktober 2022;
- -
-
het verweerschrift van Sivor, dat op 2 juni 2023 is ontvangen ter griffie van het hof;
- -
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg dat op 26 juni 2023 is ontvangen ter griffie van het hof.
Op 27 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen de zaak hebben toegelicht. Van die zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Vervolgens is een datum voor de beschikking bepaald.
3 Feitelijke achtergrond
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 en 2.2 enkele feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Omdat tegen deze feiten geen grieven zijn aangevoerd, zijn deze in hoger beroep niet in geschil. Daarom zal ook het hof deze feiten als uitgangspunt nemen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
Sivor is de stichting die het Avicenna College te Rotterdam in stand houdt. Het Avicenna College is een school voor voortgezet onderwijs in Rotterdam met een islamitische grondslag.
[verzoekster], geboren op [geboortedag] 1981, werkte sinds 25 november 2013 in dienst van Sivor op het Avicenna College, eerst in de functie van zorgcoördinator en vanaf 1 januari 2018 als teamleider zorg. Op de arbeidsovereenkomst was de CAO Voortgezet Onderwijs van toepassing. Het laatstgenoten salaris bedroeg € 5.784,- bruto per maand, exclusief emolumenten en € 7.031,48 inclusief emolumenten (8% vakantiebijslag, 8,33% eindejaarstoeslag en € 302,95 bruto arbeidsmarkttoelage).
[verzoekster] is eind 2017 lid geworden van de medezeggenschapsraad (MR) van het Avicenna College. Vanaf eind 2017 is […] (hierna: [directeur 1]) opgetreden als directeur-bestuurder van het Avicenna College. In 2018 heeft [directeur 1] het teamleiderschap van [verzoekster] afgenomen. [verzoekster] heeft zich op 13 november 2019 ziekgemeld. Op 18 mei 2020 heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat [verzoekster] per 15 juni 2020 volledig haar werk kon hervatten. [verzoekster] is door [directeur 1] niet toegelaten tot haar werkzaamheden.
Het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (hierna: Bing) heeft bij het Avicenna College een integriteitsonderzoek uitgevoerd naar - kort gezegd - het functioneren van het bestuur, de medezeggenschapsraad en de raad van bestuur. In het rapport van Bing van 24 augustus 2020 is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“De bestuurder heeft tegen individuele MR-leden meerdere acties ondernomen die effect hebben op hun arbeidsrelatie en verband houden met het feit dat zij (kritisch) MR-lid zijn. Het afnemen van het teamleiderschap van een PMR-lid is, zo heeft de bestuurder zelf verklaard, een direct gevolg van een standpunt van de MR - wat daarvan ook zij. (…) De bestuurder heeft meerdere vergeefse pogingen gedaan de zittende MR buiten werking te stellen, heeft de MR het werk bemoeilijkt en individuele MR-leden benadeeld.”.
[directeur 1] heeft per 26 augustus 2020 zijn functie neergelegd. De tijdelijke opvolger van [directeur 1] was […] (hierna: [directeur 2]). [verzoekster] is na de zomer van 2020 door [directeur 2] toegelaten tot de school. Ook heeft zij de functie van teamleider zorg weer teruggekregen en is zij weer toegelaten tot het managementteam.
Sivor heeft een onderzoek laten verrichten naar de situatie binnen het zorgteam door het bureau Praktijkmensen B.V. (hierna: Praktijkmensen). In het rapport van 19 november 2020 is - voor zover van belang - het volgende geconcludeerd:
“Je mag stellen dat iedereen, teamleider zorg en overige teamleden, binnen het zorgteam slachtoffer is geweest van het grote conflict tussen directie en MR. Met een verdeel- en heers politiek hebben zowel de directie als de MR getracht mensen in hun belang mee te krijgen. Mensen werden uit hun rol gezet, anderen werden een nieuwe rol ingeduwd en er net zo snel weer uitgehaald. Mensen werd dingen beloofd en de beloftes werden vervolgens snel weer teruggedraaid. Het verschil tussen de teamleider zorg en de overige teamleden is dat de teamleider zorg niet alleen slachtoffer, maar op een gegeven moment in haar rol als MR lid ook onderdeel van de oorzaak van dit conflict en van de gevolgen daarvan is geworden.”.
Sivor heeft [verzoekster] op 30 november 2020 per direct uit haar functie ontheven en haar niet meer toegelaten tot haar werkzaamheden. Sivor heeft [verzoekster] op 12 januari 2021 geschorst. [verzoekster] heeft beroep ingesteld bij de Commissie van beroep funderend onderwijs (hierna: de Commissie van beroep) tegen de beslissingen van Sivor om haar uit haar functie te ontheffen en haar te schorsen. De Commissie van beroep heeft de beroepen gegrond verklaard. Daarbij heeft zij onder meer overwogen dat zij er niet van overtuigd is dat mediation geen oplossing had kunnen bieden en dat Sivor onvoldoende heeft onderbouwd dat de problemen binnen het zorgteam niet op een andere manier dan door een schorsing opgelost hadden kunnen worden.
Bij beschikking van 5 juli 2021 van de kantonrechter te Rotterdam (zaaknummer 9188197 VZ VERZ 21-7571) is een verzoek van Sivor tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] afgewezen. Voorts is daarin bepaald dat Sivor [verzoekster] in de gelegenheid moest stellen om haar werk te hervatten, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat voldoende is komen vast te staan dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst verband houdt met het lidmaatschap van [verzoekster] van de medezeggenschapsraad en dat dit aan ontbinding in de weg staat. Verder is onvoldoende gebleken dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Partijen moeten ten minste constructieve en reële pogingen hebben gedaan om te onderzoeken of de verstoorde relatie nog herstelbaar is, bijvoorbeeld door middel van gesprekken of (een vorm van) mediation, in welke samenstelling dan ook en die pogingen moeten niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Sivor had daarbij meer inspanningen kunnen verrichten en heeft een en ander te snel als een gepasseerd station beschouwd. Daarbij geldt dat van [verzoekster] verwacht mag worden dat zij als werknemer op een professionele manier omgaat met kritiek op haar functioneren en dient te reflecteren op haar rol binnen het zorgteam en het managementteam. Het is immers niet alleen aan Sivor om een werkbare verhouding te creëren, aldus de kantonrechter.
Na de zomervakantie van 2021 en na enkele gesprekken tussen partijen heeft [verzoekster] op 30 augustus 2021 haar - aangepaste - werkzaamheden hervat.
Op 14 september 2021 heeft Sivor een ‘Startdocument werkhervatting [verzoekster]’ aan [verzoekster] voorgelegd. Dit startdocument bevat een plan van aanpak om te komen tot uitvoering van de beschikking van 5 juli 2021. Het plan van aanpak houdt in dat eerst een mediationtraject zal worden gevolgd om de arbeidsverhoudingen te herstellen. Gedurende de mediation wordt [verzoekster] vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris. Vervolgens zal de schoolleiding een verbetertraject voor [verzoekster] starten. Bij het mislukken van de mediation of onvoldoende vooruitgang in het verbetertraject zal Sivor opnieuw een ontbindingsverzoek indienen. [verzoekster] heeft bedenktijd gevraagd om op dit startdocument te kunnen reageren en is naar huis gegaan.
Per e-mail van 16 september 2021 heeft [verzoekster] ingaande 14 september 2021 aanspraak gemaakt op dwangsommen uit hoofde van de beschikking van 5 juli 2021 omdat Sivor haar naar huis heeft gezonden zonder een rechtsgeldige reden. Per e-mail van diezelfde datum heeft Sivor betwist dat [verzoekster] naar huis is gezonden, aangekondigd dat Sivor voornemens is om [verzoekster] voor ten hoogste vier weken te schorsen en [verzoekster] de gelegenheid geboden om haar zienswijze inzake de voorgenomen schorsing en het plan van aanpak binnen 24 uur kenbaar te maken.
Op 20 september 2021 heeft Sivor [verzoekster] geschorst. Per 25 oktober 2021 is de schorsing met drie maanden verlengd.
Op 23 september 2021 hebben partijen met elkaar gesproken. [verzoekster] liet weten dat zij nog niet inhoudelijk kon reageren op het startdocument en meer bedenktijd nodig had.
[verzoekster] heeft de executie van verbeurde dwangsommen voortgezet. Ook heeft [verzoekster] beroep ingesteld bij de Commissie van beroep tegen de schorsing.
Bij vonnis van 12 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam op vordering van Sivor [verzoekster] verboden om de dwangsommen te executeren en [verzoekster] veroordeeld om het reeds geïncasseerde bedrag aan dwangsommen aan Sivor terug te betalen.
Op 12 oktober 2021 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld.
In oktober 2021 hebben partijen met elkaar afgesproken om een mediationtraject te volgen. Op 10 november 2021 zou een eerste mediationgesprek plaatsvinden. Dit heeft [verzoekster] afgezegd wegens ziekte.
Op 17 december 2021 heeft [verzoekster] Sivor ingelicht over haar zwangerschap. Na haar bevalling heeft [verzoekster] bevallingsverlof gehad tot en met 25 april 2022.
Op 16 mei 2022 heeft Sivor geïnformeerd of [verzoekster] in staat en bereid was om de mediation te hervatten.
Op 3 juni 2022 heeft de Arbo-arts N. Marroufi aan Sivor een terugkoppeling gegeven van het spreekuurbezoek van [verzoekster] op 18 mei 2022. Er was vanaf 30 mei 2022 sprake van medisch verzuim. Het advies van de Arbo-arts was om de komende weken contact te onderhouden door middel van koffiemomenten.
[verzoekster] heeft contact opgenomen met de rector […] (hierna: [rector]) met het voorstel om een afspraak te maken om met elkaar koffie te drinken.
De Arbo-arts heeft telefonisch aan Sivor laten weten dat [verzoekster] tijdens het spreekuur heeft gemeld dat alle (juridische) procedures waren afgerond en dat daarom in de terugkoppeling geen melding meer is gemaakt over de inzet van mediation.
Op 11 juli 2022 heeft de Commissie van beroep het beroep van [verzoekster] tegen de schorsing ongegrond verklaard.