Gerechtshof Den Haag, 26-09-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1867, 200.323.993/01
Gerechtshof Den Haag, 26-09-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1867, 200.323.993/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 26 september 2023
- Datum publicatie
- 9 oktober 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2023:1867
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2023:1791, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.323.993/01
Inhoudsindicatie
Overheidsaanprakelijkheid. Dwangsommen zonder hoofdveroordeling.
Uitspraak
Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.323.993/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/639511 / KG ZA 22-1089
Arrest in kort geding van 26 september 2023
in de zaak van
[appellant] ,
wonend [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. S. van Buuren, kantoorhoudend in Strijen,
tegen
de Staat der Nederlanden,
zetelend te Den Haag,
verweerder,
advocaat: mr. S. Heeroma, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof noemt partijen hierna [appellant] en de Staat.
1 De zaak in het kort
[appellant] vordert dat de Staat wordt veroordeeld tot het betalen van een dwangsom. De voorzieningenrechter wees de vordering af. Het hof doet dit ook. De reden hiervoor is dat een hoofdveroordeling ontbreekt.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
-
de dagvaarding (met grieven) van 1 maart 2023, met bijlagen, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kortgedingrechter) van 7 februari 2023;
- -
-
de memorie van antwoord van de Staat;
- -
-
de bijlagen die [appellant] (nrs. 3 tot en met 6) en de Staat (nr. 1) ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling hebben overgelegd.
Op 31 augustus 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Mr. S. van Buuren (voor [appellant]) en mr. J. Perenboom (voor de Staat) hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. [appellant] heeft een notitie overgelegd en mondeling toegelicht. Aan het slot van de zitting is bepaald dat het hof heden, na ruim drie weken beraad, arrest zal wijzen.
3 Procedure bij de rechtbank
[appellant] vordert in dit kort geding (samengevat) dat de Staat wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- per rechterlijke beslissing als:
i. aan [appellant] geen vrijstelling van het griffierecht wordt verleend, terwijl hij wel aan de wettelijke criteria voldoet;
ii. het [appellant] ongemotiveerd of in strijd met de Persrichtlijn wordt verboden om persopnames te maken;
iii. aan [appellant] niet op tijd, dus uiterlijk een week voor de zitting, bekend wordt gemaakt wie de rechter in een procedure is (of, bij een meervoudige zaak, wie de rechters zijn);
iv. het [appellant] niet wordt toegestaan om een rechter te wraken (behoudens een wrakingsverbod van een wrakingskamer), of als een rechter een wrakingsverzoek (waaronder een civielrechtelijk voorwaardelijk wrakingsverzoek) negeert;
v. een rechter het uitgangspunt van kwade trouw hanteert of misbruik van recht aanneemt zonder dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden;
vi. de bewijslast in het kader van de postproblematiek (als de verzending en/of de ontvangst wordt betwist) wordt omgedraaid zonder dat [appellant] in de gelegenheid wordt gesteld tot bewijsvoering;
vii. een rechter het verzoek om verletkosten van [appellant] ongemotiveerd afwijst of weigert een redelijk tarief vast te stellen;
een en ander telkens tot een maximum van € 25.000,- of een ander(e) dwangsomhoogte
en dwangsommaximum naar redelijkheid op te leggen,
met veroordeling van de Staat in de proceskosten met nakosten en alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
In zijn vonnis van 7 februari 2023 heeft de kortgedingrechter dit om meerdere redenen afgewezen en heeft hij [appellant] in de proceskosten veroordeeld. Onder meer heeft de rechter geoordeeld dat een dwangsom niet als hoofdveroordeling kan worden gevorderd.