Gerechtshof Den Haag, 16-05-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:753, 200.306.592/01
Gerechtshof Den Haag, 16-05-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:753, 200.306.592/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 16 mei 2023
- Datum publicatie
- 23 mei 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2023:753
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2021:16844
- Zaaknummer
- 200.306.592/01
Inhoudsindicatie
Arbeidsovereenkomst voor 2 jaar met bepaling dat werkneemster bij goed functioneren een a.o. voor onbepaalde tijd zou krijgen. Werkgeefster was slechts bereid a.o. voor een jaar aan te bieden. Werkneemster maakt aanspraak op a.o. voor onbepaalde tijd.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
afdeling Civiel Recht
team Handel
zaaknummer: 200.306.592/01
zaaknummer rechtbank Den Haag: 8914942 \ RL EXPL 20-22859
arrest van 16 mei 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. G.G.A.J.M. van Poppel te Utrecht,
tegen
de publieke rechtspersoon TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT,
gevestigd te Delft,
verweerster,
advocaat: mr. F.W. van Herk te Den Haag.
Partijen worden hierna [appellante] en TU Delft genoemd.
1 De zaak in het kort
Tussen partijen bestond een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (twee jaar), met de bepaling dat werkneemster bij goed functioneren een dienstverband voor onbepaalde tijd zou krijgen. De werkgeefster was slechts bereid na het aflopen van de arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor een jaar aan te bieden. De werkneemster maakt in dit geding aanspraak op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 8 december 2021, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 5 oktober 2021 (hierna: het eindvonnis);
- de memorie van grieven tevens verandering/vermeerdering van eis, met producties;
- de memorie van antwoord, met producties.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 4 april 2023. Bij die gelegenheid hebben mr. K.A. Uyterlinde, advocaat te Utrecht, en mr. Van Poppel namens [appellante] en mr. Van Herk namens TU Delft het woord gevoerd aan de hand van aantekeningen die zijn overgelegd. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft TU Delft productie 13 en [appellante] productie 55 toegestuurd.
3 Feitelijke achtergrond
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 13 juli 2021 (hierna: het tussenvonnis) onder 2 (2.1 t/m 2.13) een aantal feiten vermeld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Grief 1 is gericht tegen de vermelding onder 2.2 dat het College van Bestuur (hierna: CvB) gaat over de beoordeling van een directeur en grief 2 is gericht tegen de vermelding onder 2.8 dat op 1 september 2020 op verzoek van [appellante] een gesprek heeft plaatsgehad tussen de Raad van Toezicht (hierna: RvT) en [appellante]. Het hof zal bij de weergave hierna rekening houden met deze bezwaren en zal daarop terugkomen voor zover van belang voor de beoordeling van het hoger beroep. De overige feiten zijn tussen partijen niet in geschil en dienen daarom ook het hof tot uitgangspunt. Het gaat in deze zaak om het volgende.
[appellante] is met ingang van 15 oktober 2018 aangesteld bij TU Delft en was werkzaam als directeur bij de Universiteitsdienst, directie Finance. In het aanstellingsbesluit is onder meer het volgende opgenomen:
U bent aangesteld voor bepaalde tijd tot 15 oktober 2020 op grond van artikel 2.3 lid 2 van de cao met uitzicht op een vaste aanstelling. Dat betekent dat u bij goed functioneren per 15 oktober 2020 een dienstverband voor onbepaalde tijd krijgt.
In artikel 2.3 lid 2 van de desbetreffende CAO staat onder meer:
(…) dat uitzicht wordt geboden op een dienstverband voor onbepaalde tijd na een maximale tijdelijke duur van twee jaar.
De direct leidinggevende van [appellante] was de Vice President Operations (hierna: VPO), welke functie in het verleden werd vervuld door [VPO]. De VPO is tevens lid is van het CvB. Het CvB staat onder toezicht van de RvT. Voorzitter van het CvB is [voorzitter CvB].
Op 19 augustus 2019 heeft voor het eerst een zogeheten Resultaat- en Ontwikkelingsgesprek (hierna: R&O-gesprek) plaatsgevonden tussen [appellante], [voorzitter CvB] en [VPO]. Hiervoor heeft [appellante] voorafgaand aan het gesprek een formulier ingevuld na feedback te hebben gevraagd aan collega’s. Van het gesprek zelf is geen verslag opgemaakt.
Op 3 juni 2020 heeft een tweede R&O-gesprek plaatsgevonden tussen [appellante], [voorzitter CvB], [VPO] en [lid CvB] (lid CvB). Ook hiervoor heeft [appellante] voorafgaand aan het gesprek een formulier ingevuld na feedback te hebben gevraagd aan collega’s. Van dit R&O-gesprek is een verslag opgemaakt.
Bij brief van 3 augustus 2020 heeft TU Delft onder meer het volgende aan [appellante] meegedeeld:
Op 15 oktober 2020 loopt uw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd af. Wij verlengen uw arbeidsovereenkomst voor de functie van Directeur voor de periode van 15 oktober 2020 tot 15 oktober 2021. De overeenkomst eindigt van rechtswege op de genoemde datum. (…)
Bent u akkoord met de verlenging van uw arbeidsovereenkomst en de geldende voorwaarden? Dan ontvangen wij graag als bevestiging, zo spoedig mogelijk, een getekend exemplaar retour.
Op 11 augustus 2020 heeft [appellante] een e-mail gestuurd aan [voorzitter CvB] waarin zij aanspraak heeft gemaakt op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 15 oktober 2020. [voorzitter CvB] heeft deze aanspraak niet gehonoreerd.
Op 7 september 2020 heeft [appellante] het volgende aan [voorzitter CvB] gemaild:
Hierbij tref je het door mij getekende contract aan. Jullie weten hoe ik er over denk en jullie kennen mijn standpunt. Ik maak graag een afspraak voor een gesprek deze week en dan kan ik dat verder toelichten.
Op 2 oktober 2020 is [VPO] teruggetreden uit het CvB.
[appellante] is op 6 april 2021 ziekgemeld. Zij is tot 17 oktober 2022 ziek geweest.
Bij beschikking van 1 augustus 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank Den Haag op verzoek van TU Delft de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2022 ontbonden “indien komt vast te staan dat er tussen [appellante] en de TU Delft na 15 oktober 2021 nog sprake is van een arbeidsovereenkomst”. Aan deze beslissing ligt de overweging ten grondslag, samengevat, dat [appellante] verwijtbaar heeft gehandeld door (i) heimelijk acht keer geluidsopnamen te maken - en deze vervolgens in de openbaarheid te brengen - van de gesprekken die zij heeft gevoerd met haar leidinggevenden over haar functioneren tegen de achtergrond van de vraag of zij goed genoeg functioneerde om haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te verlengen en (ii) door vertrouwelijke, niet aan haar gerichte correspondentie in de procedure bij de kantonrechter en het hof [in de onderhavige zaak, hof] in het geding te brengen, waarmee zij de vertrouwelijkheid van die correspondentie heeft geschonden. Deze beschikking is onherroepelijk geworden.