Gerechtshof Den Haag, 04-06-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1060, 200.324.046
Gerechtshof Den Haag, 04-06-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1060, 200.324.046
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 juni 2024
- Datum publicatie
- 8 juli 2024
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2024:1060
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2022:11010, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.324.046
Inhoudsindicatie
Terbeschikkingstelling uitzendkracht gedurende bijna dertien jaar aan dezelfde inlenende onderneming. Uitzendrichtlijn (Richtlijn 2008/104/EG). Toepasselijkheid. Arrest LD/ALB FILS Kliniken van HvJ EU. Tijdelijkheid. Misbruik van uitzending idzv art. 5 lid 5 Uitzendrichtlijn? Arresten JH/KG en Daimler van HvJ EU. Toetsingskader, gezichtspunten. Duur terbeschikkingstelling. Objectieve verklaring. Verstoring evenwicht flexibiliteit en zekerheid. Ic weliswaar sprake van langdurig gebruik van uitzending, maar niet van misbruik.
Uitspraak
Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.324.046/01
Zaaknummer rechtbank : 10060250 VZ VERZ 22-10927
Beschikking van 4 juni 2024
in de zaak van
[appellant] ,
wonend in [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. R. Sauer, kantoorhoudend te Utrecht,
tegen
Upfield Sourcing Nederland B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. A. van Toledo, kantoorhoudend te Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellant] en Upfield.
1 De zaak in het kort
Een uitzendkracht is gedurende bijna dertien jaar ter beschikking gesteld aan dezelfde inlenende onderneming. De uitzendkracht stelt zich op het standpunt dat sprake is van misbruik van uitzending in de zin van art. 5 lid 5 van de Uitzendrichtlijn en dat als sanctie daarop een arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) tussen hem en de inlenende onderneming moet worden aangenomen. Hij verzoekt onder andere dat de rechter dit laatste voor recht zal verklaren. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen omdat van misbruik geen sprake is. Het hof komt tot hetzelfde oordeel.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
-
het op 9 maart 2023 ingekomen beroepschrift waarbij [appellant] in hoger beroep is gekomen van de op 12 december 2022 tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam (hierna ook: de bestreden beschikking, of: de beschikking waarvan beroep);
- -
-
het verweerschrift van Upfield;
- -
-
de brief van mr. Sauer van 20 oktober 2023 met de daarbij namens [appellant] ingediende productie 26;
- -
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 oktober 2023 ter zitting van het hof, waar mrs. J. Ipenburg en Sauer namens [appellant] en mrs. S.A. Tan en Van Toledo namens Upfield pleitaantekeningen hebben overgelegd.
3 Feitelijke achtergrond
In rov. 2.1 en 2.12 van de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Met beroepsgrond 1 beoogt [appellant] de in rov. 2.4 en 2.6 vastgestelde feiten aan te vullen. Tot vernietiging van de bestreden beschikking kan deze beroepsgrond niet leiden. De grond miskent dat de feitenvaststelling in een rechterlijke uitspraak een selectie vormt, naar keuze van de rechter, van de tussen partijen als vaststaand aan te merken feiten die voor de beoordeling van het geschil (het meest) relevant zijn. Dit betekent niet dat de overige feiten die in de procedure door partijen zijn gesteld, bij deze beoordeling buiten beschouwing worden gelaten. Het hof zal de in beroepsgrond 1 ter aanvulling gestelde feiten, waar relevant, in de beoordeling van de zaak betrekken, voor zover Upfield deze feiten niet (voldoende gemotiveerd) heeft betwist.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
( a) [appellant], geboren op [geboortedatum], is op [datum] 1996 in dienst getreden van Randstad Uitzendbureau B.V. (hierna: Randstad). Sinds 11 maart 1999 is [appellant] werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (fase C) in de functie algemeen productiemedewerker voor (een dochter van) Randstad.
( b) In 2003 is [appellant] door Randstad tewerk gesteld bij Unilever Nederland Foods Factories B.V. (hierna: Unilever) aan de Nassaukade in Rotterdam. In juli 2006 is de inlening van [appellant] door Unilever beëindigd.
( c) Ongeveer drie jaar later, met ingang van 2 juli 2009 is [appellant] door Randstad opnieuw tewerk gesteld bij Unilever. [appellant] heeft bij Unilever eerst als heftruckchauffeur gewerkt. Sinds 1 augustus 2009 is [appellant] bij Unilever onafgebroken werkzaam gebleven als productiemedewerker.
( d) In 2015 is Unilever van uitzendbureau gewisseld. Op 24 augustus 2015 heeft Adecco Personeelsdiensten B.V. (hierna: Adecco) [appellant] van Randstad overgenomen. Er is tussen [appellant] en Adecco een ‘Detacheringsovereenkomst fase C’ overeengekomen. [appellant] heeft na zijn indiensttreding bij Adecco ook weer onafgebroken als productiemedewerker voor Unilever gewerkt.
( d) Op 1 juli 2018 heeft Unilever haar margarine-activiteiten verkocht. Deze activiteiten zijn voortgezet door Upfield. Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van Upfield uit het vervaardigen van voedingsmiddelen en het produceren van producten op het gebied van ‘baking, cooking and spreading’ in het bijzonder.
( e) Eind 2018 is Upfield van uitzendbureau gewisseld, van Adecco (terug) naar Randstad. Met ingang van 31 december 2018 is [appellant] met Randstad een detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. [appellant] is door Randstad tewerkgesteld bij Upfield in de functie expeditiemedewerker. Sinds hij van Adecco weer naar Randstad was overgegaan, heeft [appellant] onafgebroken voor Upfield gewerkt.
( f) Op 18 maart 2021 heeft Upfield aangekondigd dat de fabriek aan de Nassaukade in Rotterdam zal worden gesloten. Vanaf medio 2022 is de productie gefaseerd afgeschaald. Op 24 juni 2022 heeft [appellant] voor het laatst bij Upfield gewerkt.
( g) De sluiting van de fabriek heeft gedwongen ontslagen tot gevolg gehad. Voor de werknemers die in vaste dienst zijn van Upfield, is door Upfield, CNV en FNV het ‘Sociaal plan Nassaukade 2021-2022’ (hierna: het Sociaal Plan) overeengekomen, waarin de sociale en financiële gevolgen van de ontslagen worden geregeld. In de werkingssfeerbepaling van het Sociaal Plan (art. 3.2) staat vermeld dat het Sociaal Plan niet van toepassing is op werknemers die tijdelijk of als inleenkracht werkzaam zijn.
( h) Bij brief van 14 juni 2022 heeft (de gemachtigde van) [appellant] aan Upfield kenbaar gemaakt dat hij van mening is dat hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft met Upfield. [appellant] maakt aanspraak op toepassing van het Sociaal Plan en nabetalingen krachtens toepasselijke cao’s.
( i) Bij e-mailbericht van 28 juni 2022 heeft Upfield hierop afwijzend gereageerd.
( j) Op 24 juni 2022 heeft [appellant] zich ziek gemeld. Randstad heeft [appellant] sindsdien het loon tijdens ziekte doorbetaald en hem begeleid in het re-integratietraject.