Home

Rechtbank Rotterdam, 12-12-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:11010, 10060250 VZ VERZ 22-10927

Rechtbank Rotterdam, 12-12-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:11010, 10060250 VZ VERZ 22-10927

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
12 december 2022
Datum publicatie
19 december 2022
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2022:11010
Formele relaties
Zaaknummer
10060250 VZ VERZ 22-10927

Inhoudsindicatie

Uitzendkracht heeft geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met inlener na aaneengesloten inleenperiode van ongeveer 13 jaar. Uitzendrichtlijn. Geen misbruik. Bepalen maximale termijn inlening en sancties is een taak voor de wetgever.

Uitspraak

Zaaknummer: 10060250 VZ VERZ 22-10927

Uitspraak: 12 december 2022

Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van:

[verzoeker01] ,

wonende te [woonplaats01] ,

verzoeker,

gemachtigden: mr. J. Ipenburg en mr. R. Sauer (FNV),

tegen

Upfield Sourcing Nederland B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

verweerster

gemachtigden: mr. S.A. Tan en mr. A. van Toledo.

Partijen zullen hierna “ [verzoeker01] ” en “Upfield” worden genoemd.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift, met producties;

-

het verweerschrift, met producties;

-

de e-mails van 24 oktober 2022 en 25 oktober 2022 met aanvullende producties aan de zijde van Upfield;

-

de akte houdende wijziging van het verzoek aan de zijde van [verzoeker01] .

1.2.

Op 31 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig [verzoeker01] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigden mr. J. Ipenburg en mr. R. Sauer. Namens Upfield zijn verschenen [naam01] (factory director Nassaukade) en [naam02] (HR-medewerkster), bijgestaan door de gemachtigden mr. S.A. Tan en mr. A. van Toledo. Partijen hebben, mede aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd, ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht. De pleitaantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier.

2. De feiten

2.1.

[verzoeker01] , geboren op [geboortedatum01], is op 5 augustus 1996 in dienst getreden van [bedrijf01] . Sinds 11 maart 1999 is [verzoeker01] werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (fase C) in de functie algemeen productiemedewerker voor (een dochter van) [bedrijf01] .

2.2.

In 2003 is [verzoeker01] door [bedrijf01] tewerk gesteld bij [bedrijf02] aan de Nassaukade in Rotterdam. In juli 2006 is de inlening van [verzoeker01] door [bedrijf02] beëindigd.

2.3.

Met ingang van 2 juli 2009 is [verzoeker01] door [bedrijf01] opnieuw tewerk gesteld bij [bedrijf02] . [verzoeker01] heeft bij [bedrijf02] eerst als heftruckchauffeur gewerkt. Sinds 1 augustus 2009 is [verzoeker01] bij [bedrijf02] werkzaam als productiemedewerker.

2.4.

In 2015 is [bedrijf02] van uitzendbureau gewisseld. Op 24 augustus 2015 heeft [bedrijf03] (hierna: [bedrijf03] ) [verzoeker01] van [bedrijf01] overgenomen. Er is tussen [verzoeker01] en [bedrijf03] een ‘Detacheringsovereenkomst fase C’ overeengekomen. [verzoeker01] heeft na zijn indiensttreding bij [bedrijf03] onafgebroken als productiemedewerker voor [bedrijf02] gewerkt.

2.5.

Op 1 juli 2018 heeft [bedrijf02] haar margarine-activiteiten verkocht. Deze activiteiten zijn voortgezet door Upfield.

2.6.

Eind 2018 is Upfield van uitzendbureau gewisseld, van [bedrijf03] (terug) naar [bedrijf01] . Met ingang van 31 december 2018 is [verzoeker01] met [bedrijf01] een detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. [verzoeker01] is door [bedrijf01] tewerkgesteld bij Upfield in de functie expeditiemedewerker. [verzoeker01] heeft, toen hij van [bedrijf03] weer naar [bedrijf01] over ging, onafgebroken voor Upfield gewerkt.

2.7.

Op 18 maart 2021 heeft Upfield aangekondigd dat de fabriek aan de Nassaukade zal worden gesloten. Vanaf medio 2022 is de productie gefaseerd afgeschaald. Op 24 juni 2022 heeft [verzoeker01] voor het laatst bij Upfield gewerkt.

2.8.

De sluiting van de fabriek heeft gedwongen ontslagen tot gevolg. Voor de werknemers die in vaste dienst zijn van Upfield is door Upfield, CNV en FNV het ‘Sociaal plan Nassaukade 2021-2022’ overeengekomen, waarin de sociale en financiële gevolgen van de ontslagen worden geregeld. In de werkingssfeerbepaling van het sociaal plan (artikel 3.2) staat vermeld dat het sociaal plan (onder meer) niet van toepassing is op werknemers die als inleenkracht werkzaam zijn.

2.9.

Bij brief van 14 juni 2022 heeft (de gemachtigde van) [verzoeker01] aan Upfield kenbaar gemaakt dat hij van mening is dat hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft met Upfield. [verzoeker01] maakt aanspraak op toepassing van het sociaal plan en betaling van achterstallig loon krachtens de toepasselijke cao’s.

2.10.

Bij e-mail van 28 juni 2022 heeft Upfield hierop afwijzend gereageerd.

2.11.

Op 24 juni 2022 heeft [verzoeker01] zich ziek gemeld. [bedrijf01] betaalt [verzoeker01] sindsdien het loon tijdens ziekte door en begeleidt hem in het re-integratietraject.

2.12.

Op 30 september 2022 is de fabriek van Upfield aan de Nassaukade in Rotterdam gesloten.

3. Het verzoek

3.1.

[verzoeker01] verzoekt, na wijzigingen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. een verklaring van recht uit te spreken dat [verzoeker01] vanaf 2 juli 2009, althans vanaf een door de kantonrechter te bepalen datum, bij Upfield werkzaam is krachtens een arbeidsovereenkomst en dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;

II. een verklaring van recht uit te spreken dat Upfield’s CAO “Collectieve Arbeids Overeenkomst Upfield” op de arbeidsovereenkomst tussen Upfield en [verzoeker01] van toepassing is;

III. een verklaring voor recht uit te spreken dat het sociaal plan van Upfield geheten “Nassaukade 2021-2022” op [verzoeker01] van toepassing is;

primair:

IV. Upfield te veroordelen om aan [verzoeker01] binnen een maand na betekening van de beschikking te betalen de blijfbonus zoals opgenomen in artikel 4.5 van het sociaal plan “Nassaukade 2021-2022” ten bedrage van € 6.966,42 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

V. Upfield te veroordelen om aan [verzoeker01] binnen een maand na betekening van de beschikking te betalen de beëindigingsvergoeding zoals opgenomen in artikel 4.7 van het sociaal plan “Nassaukade 2021-2022” ten bedrage van € 149.973,02 bruto, dan wel, ingeval de kantonrechter oordeelt dat het sociaal plan niet op [verzoeker01] van toepassing is, de transitievergoeding ten bedrage van € 22.509,28 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

VI. Upfield te veroordelen om aan [verzoeker01] binnen een maand na betekening van de beschikking te betalen de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW van drie maandsalarissen ten bedrage van € 15.969,91 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

VII. Upfield te veroordelen om aan [verzoeker01] binnen een maand na betekening van de beschikking te betalen de billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW ten bedrage van € 31.017,37 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

VIII. Upfield te veroordelen tot het opstellen van de eindafrekening en het uitbetalen daarvan aan [verzoeker01] binnen één maand na betekening van de beschikking, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag dat Upfield nalaat om aan deze veroordeling te voldoen;

subsidiair, ingeval de kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Upfield en [verzoeker01] , maar dat geen sprake is geweest van een opzegging door Upfield:

IX. Upfield te veroordelen tot wedertewerkstelling van [verzoeker01] in zijn functie binnen twee dagen na betekening van de in dezen te wijzen beschikking, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Upfield in gebreke blijft om [verzoeker01] te werk te stellen;

X. Upfield te veroordelen tot hervatting van de salarisbetaling aan [verzoeker01] vanaf 25 juni 2022 ter hoogte van het salaris van € 20,88 bruto per uur gedurende 40 uren per week, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag en overige emolumenten, tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wel rechtsgeldig zal zijn beëindigd;

primair en subsidiair:

XI. Upfield te veroordelen om een correcte en inzichtelijke berekening aan [verzoeker01] te verstrekken van het vanaf 14 juni 2017 achterstallige loon en de achterstallige overige arbeidsvoorwaarden, dit binnen één maand na betekening van de beschikking, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag dat Upfield nalaat om aan deze veroordeling te voldoen, waarbij het maximum te verbeuren dwangsommen, wordt gesteld op € 50.000,00;

XII. Upfield te veroordelen om aan [verzoeker01] binnen twee maanden na betekening van de beschikking te betalen het vanaf 14 juni 2017 achterstallige loon en de overige achterstallige arbeidsvoorwaarden, onder gelijktijdige verstrekking van een bruto/nettospecificatie;

XIII. Upfield te veroordelen tot het aanmelden van [verzoeker01] bij het pensioenfonds PGB of een pensioenverzekeraar met terugwerkende kracht vanaf 14 juni 2017 onder gelijktijdige afdracht van de pensioenpremies voor zowel de werkgever als de werknemer;

XIV. Upfield te veroordelen om aan [verzoeker01] binnen een maand na betekening van de beschikking te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 2.745,00;

XV. Upfield te veroordelen om aan [verzoeker01] te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente;

XVI. Upfield te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[verzoeker01] heeft, kort samengevat weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Van een tijdelijke uitzending naar Upfield is geen sprake is geweest. [verzoeker01] heeft langdurig exclusief voor Upfield gewerkt. De tijdsduur van de achtereenvolgende opdrachten van [verzoeker01] bij Upfield - en dus de tijdsduur van uitzending - is langer dan wat redelijkerwijs als tijdelijk kan worden aangemerkt. Ingevolge de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) is dat een belangrijke aanwijzing voor misbruik in de zin van artikel 5, lid 5 Richtlijn 2008/104/EG 1 (hierna: Uitzendrichtlijn) door Upfield. De uitzending van bijna dertien jaar kwalificeert als misbruik. Daarbij is tussen [verzoeker01] en [bedrijf01] geen sprake van een reële uitzendovereenkomst. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker01] en Upfield. Als het aan [verzoeker01] had gelegen, was hij al lang geleden in vaste dienst van Upfield gekomen. Hij had dan recht gehad op arbeidsvoorwaarden waar een uitzendkracht geen recht op heeft zoals een eindejaarsuitkering, ploegen-sprong-vergoeding, een fatsoenlijke pensioenopbouw en vergoedingen krachtens het sociaal plan (een blijfbonus en een beëindigingsvergoeding ter hoogte van de kantonrechtersformule met C=1,3).

3.3.

[verzoeker01] heeft de omstandigheid dat hij door Upfield niet meer werd ingeroosterd gecombineerd met het Whatsappbericht van de planningsafdeling van Upfield dat vrijdag 24 juni 2022 zijn laatste werkdag zou zijn, mogen begrijpen als een opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. Er is sprake van een met artikel 7:671 lid 1 BW strijdige opzegging.

4. Het verweer

5. De beoordeling

6. De beslissing