Home

Gerechtshof Den Haag, 08-10-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1835, 200.327.765/01

Gerechtshof Den Haag, 08-10-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1835, 200.327.765/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
8 oktober 2024
Datum publicatie
15 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1835
Formele relaties
Zaaknummer
200.327.765/01

Inhoudsindicatie

arbeidsovereenkomst ontbonden wegens verwijtbaar handelen werknemer

Uitspraak

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.327.765/01

Zaaknummer rechtbank : 10221875 VZ VERZ 22-14358

Beschikking van 8 oktober 2024

in de zaak van

[werknemer] ,

wonend in [woonplaats] ,

verzoeker,

advocaat: mr. E.K.W. van Kampen, kantoorhoudend in Amsterdam,

tegen

[werkgever],

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

verweerder,

advocaat: mr. S. van Waegeningh, kantoorhoudend in Amsterdam.

Het hof zal partijen hierna noemen [werknemer] en [werkgever] .

1 De zaak in het kort

De vraag is of de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen terecht heeft ontbonden wegens verwijtbaar handelen van de werknemer. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.

2 Procesverloop in hoger beroep

Bij beroepschrift, tevens houdende verandering van verzoek en incidenteel verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, ter griffie ingekomen op 1 juni 2023, is [werknemer] in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2023.

[werkgever] heeft een verweerschrift ingediend dat op 11 juni 2024 is ontvangen ter griffie van het hof.

Ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft [werknemer] bijlagen K137 tot en met K160 overgelegd.

Partijen hebben hun standpunten uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2024. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Vervolgens is een datum voor de beschikking bepaald.

3 Feitelijke achtergrond

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

3.1

De kernactiviteiten van [werkgever] bestaan uit patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs.

3.2

[werknemer] , geboren op [geboortedatum] , is op [datum 1] bij [werkgever] aangesteld als ambtenaar in de functie van ‘arts-assistent niet in opleiding tot specialist’ (ANIOS). Bij besluit van [datum 2] werd [werknemer] aangesteld als ‘arts in opleiding tot specialist’ (AIOS). Met ingang van [datum 3] werd [werknemer] eervol ontslag verleend wegens het voltooien van zijn opleiding tot - kort gezegd - [specialist] .

3.3

[werknemer] is vervolgens met ingang van [datum 4] bij [werkgever] aangesteld als ambtenaar in de functie van universitair medisch specialist. Die aanstelling is met ingang van [datum 5] op grond van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) omgezet in een arbeidsovereenkomst met [werkgever] . Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Universitair Medische Centra.

3.4

[werknemer] was werkzaam op de afdeling [afdelingsnaam] (hierna: de afdeling [afdelingsnaam] ). Op deze afdeling wordt de opleiding van artsen tot [specialist] verzorgd. [werknemer] is in 2008 gepromoveerd aan de [universiteit] en was sindsdien staflid, tevens [functie 1] van de afdeling [afdelingsnaam] . In december 2017 is [werknemer] bevorderd tot [functie 2] binnen de afdeling [afdelingsnaam] . Met ingang van [datum 5] is [werknemer] [functie 3] voor de opleiding [afdelingsnaam] in het [werkgever] geworden. Als [functie 3] is [werknemer] bij alle onderzoeken op de afdeling [afdelingsnaam] [functie 4] . [werknemer] was lid van het dagelijks bestuur van de centrale opleidingscommissie, dat is het overlegorgaan ter handhaving en bevordering van een gunstig en veilig opleidingsklimaat in het [werkgever] , en [functie 5] in het [werkgever] . Ook maakte [werknemer] onderdeel uit van de [commissie A] . [werknemer] heeft zich tevens beziggehouden met de begeleiding van master-studenten die voor enkele maanden naar een buitenlandse universiteit werden uitgezonden. Met ingang van 2021 zat [werknemer] in een traject om hoogleraar te worden.

3.5

Op de afdeling [afdelingsnaam] werken steeds diverse ANIOS en AIOS. Alle stafleden, onder wie [werknemer] , hebben een rol in de opleiding van de AIOS en zijn lid van de opleidingsgroep. De voorzitter van de opleidingsgroep is [professor A] (hierna: [professor A] ), medisch specialist, hoogleraar en hoofd van de afdeling [afdelingsnaam] . Ook de ANIOS worden - vooral in de beginperiode van hun werkzaamheden – zeer intensief begeleid door de stafleden.

3.6

Bij de ombudsman van [werkgever] (hierna: de ombudsman) zijn op 5 en 10 mei 2022 meldingen binnengekomen over (mogelijk) ongewenste relaties en gedragingen van [werknemer] . Beide melders hebben aan de ombudsman gezegd dat zij zelf een seksuele en/of affectieve relatie met [werknemer] hebben gehad, dat zij in een afhankelijke positie ten opzichte van hem hebben verkeerd en dat zij hebben geconstateerd dat [werknemer] meerdere seksuele en/of affectieve relaties tegelijkertijd onderhield.

3.7

Naar aanleiding van deze meldingen heeft de ombudsman in overleg met de Raad van Bestuur van [werkgever] een extern onderzoeksbureau, bureau Restment, ingeschakeld om een feitenonderzoek te verrichten. De bevindingen van Restment zijn neergelegd in een rapportage van 16 september 2022. Restment heeft vastgesteld dat [werknemer] in ieder geval met vijf vrouwen, die op één na allen zijn geboren in de jaren negentig en als student of ondergeschikte van [werknemer] aan [werkgever] verbonden zijn (geweest), seksuele relaties heeft gehad in de jaren 2014 tot en met 2022. De duur van deze relaties loopt uiteen en kent overlappingen. Volgens Restment was bij deze vrouwen sprake van angst (sociale onveiligheid, wat zijn de nadelige gevolgen voor hen en hun carrière als bekend wordt dat zij hebben meegewerkt aan het onderzoek) en schaamte. Verder is in het onderzoek vastgesteld dat [werknemer] geen van deze relaties aan zijn leidinggevende ( [professor A] ) heeft gemeld.

4 Procedure bij de kantonrechter

5 Verzoek in hoger beroep

6 Beoordeling in hoger beroep

7 Beslissing