Home

Gerechtshof Den Haag, 26-03-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:414, 200.327.442

Gerechtshof Den Haag, 26-03-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:414, 200.327.442

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
26 maart 2024
Datum publicatie
16 april 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:414
Formele relaties
Zaaknummer
200.327.442

Inhoudsindicatie

Ontbinding arbeidsovereenkomst op de b-grond. 26-weken prognose. Omvang transitievergoeding.

Uitspraak

Zaaknummer : 200.327.442/01

Zaaknummer rechtbank : 10223308 RP VERZ 22-50553

beschikking van 26 maart 2024

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats],

verzoekster,

advocaat: mr. T.R. Dalmolen te Utrecht,

tegen

Stichting Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden,

gevestigd te Den Haag,

verweerster,

advocaat: mr. M. de Vries te Oegstgeest.

Het hof zal verzoekster hierna [verzoekster] noemen en verweerster HHS.

1 De zaak in het kort

1.1

Nadat het UWV de gevraagde ontslagvergunning had geweigerd, heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met de werkneemster [verzoekster] ontbonden op grond van arbeidsongeschiktheid gedurende meer dan twee jaren (art. 7:669 lid 3 sub b BW). [verzoekster] komt daarvan in hoger beroep: zij is het met de ontbinding niet eens. Zij voert bovendien aan dat bij ontbinding een hoger bedrag aan transitievergoeding moet worden toegekend.

1.2

Het hof laat de ontbinding in stand en komt tot de toewijzing van een hoger bedrag aan transitievergoeding.

2 2 Procesverloop in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- het beroepschrift ingekomen ter griffie op 9 mei 2023, waarmee [verzoekster] in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, (hierna de kantonrechter) van 10 februari 2023 (hierna de bestreden beschikking) met bijlagen 1 tot en met 30;
- het verweerschrift ingekomen ter griffie op 15 januari 2024 met producties HHS1 tot en met HHS 10.

- het nagezonden proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter gehouden op 13 januari 2023;

- de producties HHS 4A en 11 die HHS ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd;

- de productie 31 die [verzoekster] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.

2.2

Op 6 februari 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt dat deel uitmaakt van het procesdossier. Mr. de Vries heeft bij mail van 23 februari 2024, met kopie aan mr. Dalmolen, een ‘reactie proces-verbaal 6-2-24’ ingestuurd. Deze mail maakt deel uit van het procesdossier.

3 Feitelijke achtergrond

3.1

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 2. (2.1 tot en met 2.22) een aantal feiten vastgesteld. De feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen daarom ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

3.2

HHS bestuurt een onderwijsinstelling in de regio Den Haag op het gebied van bacheloropleidingen, masteropleidingen en post hbo-opleidingen.

3.3

[verzoekster], geboren op [geboortedag] 1958, is op 28 januari 2013 bij HHS in dienst getreden als Academiedirecteur bij de afdeling Bestuur, Recht en Veiligheid.

3.4

Ten gevolge van een door HHS doorgevoerde reorganisatie is in de eerste helft van 2014 de functie van [verzoekster] als Academiedirecteur vervallen. [verzoekster], die zich in april 2014 ziek had gemeld, is per 1 september 2014 aangewezen als herplaatsingskandidaat.

3.5

Na een herstelperiode is [verzoekster] in mei 2015 opnieuw arbeidsongeschikt geraakt, Re-integratie heeft plaatsgevonden vanaf november 2015. Per 22 augustus 2016 is [verzoekster] herplaatst in de functie van interim opleidingsmanager HALO. Daarmee eindigde haar herplaatsingsstatus (vgl. beslissing van het College van Bestuur van HHS op door [verzoekster] ingediend bezwaar van 24 maart 2021). Het maandsalaris in de hiervoor genoemde functie bedroeg € 6.631,23 bruto (exclusief vakantietoeslag en emolumenten). [verzoekster] heeft de functie bij HALO, de laatste die zij voorafgaand aan de hierna te noemen arbeidsongeschiktheid heeft vervuld, uitgeoefend tot eind december 2017.

3.6

Op 29 januari 2018 heeft [verzoekster] zich (gedeeltelijk) ziekgemeld. In de verzuimrapportage van 2 maart 2018 staat dat er beperkingen zijn in het omgaan met stress en hoge werkdruk en dat de verwachting is dat de beperkingen de komende maanden zullen verbeteren. Op 6 april 2018 heeft [verzoekster] zich volledig ziek gemeld.

3.7

Sedert 27 januari 2020 ontvangt [verzoekster] een loongerelateerde WGA-uitkering (WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten, hof) op basis van 80%-100% arbeidsongeschiktheid. HHS is eigen risicodrager voor de WGA.

3.8

HHS heeft in juli 2020 een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid; dit na de ontvangst van een 26 weken prognose van de bedrijfsarts inhoudende dat de komende 26 weken geen herstel voor eigen (aangepast) werk werd verwacht. Aangezien [verzoekster] de prognose betwiste heeft het UWV een deskundigenadvies gevraagd. Bij arbeidsdeskundig rapport van 25 september 2020 heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat niet uitgesloten is dat [verzoekster] binnen zes maanden zal herstellen voor de bedongen arbeid in aangepaste vorm. Op 12 oktober 2020 heeft HHS de ontslagaanvraag ingetrokken.

3.9

HHS heeft [verzoekster] in oktober 2020 verzocht deel te nemen aan een geneeskundig onderzoek door medisch expertisebureau Ergatis met als doel haar belastbaarheid te kunnen vaststellen en advies te geven over de (on)mogelijkheden voor re-integratie. [verzoekster] heeft haar medewerking geweigerd.

3.10

In december 2021 heeft HHS een deskundigenoordeel gevraagd over de re-integratie inspanningen van [verzoekster] en daarnaast een voornemen tot het nemen van een sanctiebesluit vanwege onvoldoende re-integratie inspanningen kenbaar gemaakt. In het arbeidsdeskundig rapport van 24 februari 2022 heeft het UWV vermeld dat de verzekeringsarts op 22 februari 2022 heeft gerapporteerd dat er geen benutbare mogelijkheden zijn wegens een onvermogen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Het UWV heeft geconcludeerd dat de beoordeling van de re-integratie inspanningen van [verzoekster] niet aan de orde is vanwege het ontbreken van benutbare mogelijkheden.

3.11

Bij beslissing van 3 maart 2022 heeft het UWV in het kader van de herkeuring voor de WGA-uitkering vastgesteld dat er niets is veranderd in de mogelijkheden voor [verzoekster] om te werken en dat zij daarom voor 80%-100% arbeidsongeschikt wordt geacht. Ten tijde van de zitting in hoger beroep ontving [verzoekster] nog steeds voormelde uitkering op basis van voormeld arbeidsongeschiktheidspercentage.

3.12

Op 16 maart 2022 heeft HHS opnieuw een 26-weken prognose aangevraagd bij de arbodienst. Op 14 april 2022 heeft de arbodienst (bedrijfsarts) het volgende meegedeeld:

Gezien de aard van het ziektebeeld, het verloop van de behandeling en het beloop van de beperkingen in de afgelopen jaren, ben ik van mening dat de belastbaarheid van uw werknemer in ieder geval de komende 30 weken, na verlening van de ontslagvergunning, onvoldoende zal toenemen om een herstel in eigen of aangepast werk of ander werk bij de eigen werkgever voor contacturen te realiseren (ook met eventuele bijscholing).

Hier is uw werknemer het niet mee eens en heeft verzocht een second opinion te willen aanvragen.

3.13

[verzoekster] heeft een second opinion (hierna: second opinion) aangevraagd bij bedrijfsarts H. de Wit. Na een consult op 20 mei 2022 heeft deze bedrijfsarts het volgende gerapporteerd:

Vraagstelling: zijn er mogelijkheden om binnen 26 weken terug te keren in het volledig eigen werk of ander werk bij eigen werkgever?
(…)
Op 20-05-2022 sprak ik mevrouw [verzoekster] op mijn Second Opinion spreekuur.

Reden van de ziekmelding

Op 29 januari 2018 sprake van uitputting, relatie met de werk gebonden omgeving (ervaren onder niveau werken en geheel onverwachte baan onzekerheid). Fulltime baan werd sinds augustus 2016 gecombineerd met fulltime opleiding.

Diagnose: bore-out.

(…)

Status bij 2 jaar ziekte:

Nog in behandeling voor de Non Hodgkin

De bedrijfsarts gaf op 11 februari 2021 aan dat er een start gemaakt kon worden met re-integratie in de eigen functie.

Er werd geen opvolging aan gegeven door de leidinggevende/werkgever. (…)

De werkgever liet al die tijd, volgens betrokkene, geen ruimte voor re-integratie.

Verloop na 2 jaar ziekte:

In november 2021 kreeg mw. [verzoekster] de laatste immunotherapie voor de Non Hodgkin. (…)

Diagnose:

Non Hodgkin, zonder klachten en beperkingen

(…)

“Beperkingen:

-

Persoonlijk handelen: geen

-

Sociaal functioneren: geen

-

Aanpassing aan de fysieke omgevingseisen: geen

-

Dynamisch handelen: geen

-

Statische houdingen: geen

-

Werktijden: geen avond=- of nachtdiensten.

Conclusie: Er zijn derhalve geen medische beperkingen voor de invulling van de eigen of vergelijkbare functies. Betrokkene kan derhalve binnen 26 weken terugkeren in de eigen functie of andere, passende werkzaamheden bij de eigen werkgever. De medische informatie van de huisarts omtrent de medische actualiteit van mw [verzoekster], onderschrijft dit.

3.14

Op 24 juni 2022 heeft [verzoekster] aan haar leidinggevende geschreven:

Ik ben blij om je te kunnen laten weten dat het wat beter met me gaat. Ik hoop en verwacht dat de bedrijfsarts je daarover ook heeft geïnformeerd.

Ter voorbereiding op mijn re-integratie zou ik graag inzicht willen in de huidige en aankomende vacatures in de Haagse Hogeschool, welke aansluiten bij mijn niveau. Zou je me daarover willen informeren? (…)

3.15

Bij besluiten van 19 januari en 4 april 2022, herzien bij beslissing op bezwaar van 22 juli 2022 heeft het college van bestuur van HHS de WGA-uitkering van [verzoekster] met 50% verlaagd voor de duur van vier maanden wegens schending van re-integratieplichten. Op 13 juni 2023 heeft de rechtbank Gelderland, afdeling bestuursrecht het daartegen gerichte beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat [verzoekster] over de periode tot 1 oktober 2021 (waarbij geldt dat [verzoekster] vanaf 1 oktober 2021 geen benutbare mogelijkheden had) haar re-integratieverplichtingen niet behoorlijk is nagekomen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen:

-dat het verlangen tot medewerking aan een onderzoek door Ergatis een redelijke opdracht is in het kader van de re-integratie;

-dat [verzoekster] ten onrechte voorwaarden heeft gesteld aan haar medewerking aan mediation;

-dat [verzoekster] de pogingen van het college om haar te leiden naar re-integratie en passend werk heeft tegengewerkt. Zij heeft voorgestelde afspraken geweigerd door op voorhand te stellen dat de aangeboden re-integratiewerkzaamheden niet passend zijn. Daarbij kwalificeert de rechtbank de voorstellen van [verzoekster] om terug te keren in haar eigen functie, dan wel voornamelijk in een managementfunctie, als eisen die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.

[verzoekster] is van deze uitspraak in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep. Die procedure is nog aanhangig.

3.16

Op 27 juni 2022 heeft de bedrijfsarts in zijn terugkoppeling aan HHS naar aanleiding van de second opinion geschreven:
Second opinion is geweest. Hieruit is naar voren gekomen dat de second opinion bedrijfsarts geen 26 weken prognose afgeeft. Tevens vermeld dat er geen beperkingen zijn. Zodoende de conclusie dat medewerker de eigen werkzaamheden volledig kan uitvoeren.

3.17.

Bij beslissing van 3 oktober 2022 heeft het UWV geweigerd om HHS toestemming te geven om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op te zeggen. De dragende overweging is de volgende:
Uit de mailwisseling van de bedrijfsarts van 24 juni 2022 en bevindingen van de bedrijfsarts van 27 juni 2022 is gebleken dat er geen beperkingen meer zijn en werknemer geschikt wordt geacht voor het eigen werk. Wij vinden daarom aannemelijk dat werknemer arbeidsgeschikt wordt geacht voor het eigen werk. Hoewel de verklaring van de bedrijfsarts van 24 en 27 juni 2022 niet in lijn is met de WIA-beslissing volgen wij toch de beslissing van de bedrijfsarts. Redengevend hiervoor is dat de bevindingen van de bedrijfsarts van recenter datum zijn waarbij de actuele belastbaarheid van de werknemer is beoordeeld. In dit geval is de verklaring van de bedrijfsarts leidend. (…) Voorgaande betekent dat werknemer arbeidsgeschikt is verklaard voor het eigen werk en daarmee is arbeidsongeschiktheid niet meer van toepassing.”

3.18

Op 4 november 2022 is [verzoekster] uitgenodigd om deel te nemen aan een geneeskundig onderzoek door het medisch expertisecentrum Icara, met als doel haar belastbaarheid vast te kunnen stellen en verder advies te geven over de (on)mogelijkheden voor re-integratie. De telefonische intake stond gepland voor 14 november 2022.

3.19

Op 8 november 2022 heeft de juridisch adviseur van [verzoekster] HHS als volgt bericht:

Mevrouw [verzoekster] heeft slecht nieuws gekregen over haar medische situatie. Zij bevindt zich -geheel onverwacht- in een moeilijke periode van onderzoeken en nieuwe behandelingen zijn aanstaande.

(…)

Het geplande kennismakingsgesprek op donderdag 10 november kan hierdoor niet doorgaan en ik wil u vragen om mevrouw [verzoekster] te laten oproepen voor een consult (….)

(…)

Los van het feit dat mij op voorhand niet duidelijk is op grond waarvan u een onderzoek door Icara voorstelt -en hoe dit zou kunnen bijdragen aan de re-integratie- is dat op dit moment ook niet aan de orde. Mevrouw [verzoekster] heeft op 14 november overigens ook een afspraak voor onderzoek in het ziekenhuis staan, maar dat terzijde.

Op 11 november 2022 heeft de juridisch adviseur van [verzoekster] aan HHS geschreven:

Uw e-mail heb ik in goede orde ontvangen. (…) Mijn bericht aan u van 8 november jongstleden kunt u opvatten als een ziekmelding van mevrouw [verzoekster]. (…)

3.20

Op 11 november 2022 heeft de [leidinggevende], destijds leidinggevende van [verzoekster], aan haar geschreven:

Ik heb het bericht van je recente ziekmelding deze week ontvangen via mw. [naam]. Wat jammer dat het daardoor niet gelukt is om elkaar gisteren te ontmoeten. Weet dat mijn deur altijd openstaat voor een kennismaking.(…)

En op dezelfde datum aan de juridisch adviseur van [verzoekster]:

Op mijn mail aan u van 9 november 2022 heb ik nog geen reactie mogen ontvangen. Daarom laat ik u weten dat ik er voor het vervolg van uit ga dat mw. [verzoekster] zich per 8 november 2022 ziek heeft gemeld, (…)

3.21

De arbodienst van HHS heeft op 28 november 2022 als terugkoppeling na een telefonisch consult vermeld dat [verzoekster] vooralsnog volledig arbeidsongeschikt is op basis van recent bekend geworden medische feiten en op basis van de impact die deze situatie heeft op haar welbevinden. Daarbij dient, op medische gronden, elke vorm van stress of druk van buitenaf vermeden te worden.

3.22

[verzoekster] heeft haar medisch rapport van 30 november 2022 overgelegd waaruit het meest recente beloop van haar ziekte volgt. Er is onder meer vermeld dat er geen reden is voor onrust en er al met al sprake is van een “stabiele situatie waarin we zo lang mogelijk wachten met behandeling omdat op dit moment de voordelen van behandeling niet opwegen tegen de nadelen”.

3.23

De case manager van Aegon belast met begeleiding van [verzoekster] in verband met de WGA-uitkering heeft op 26 januari 2024 geschreven dat [verzoekster] positief gestemd is, bezig is met persoonlijke ontwikkeling en de wens heeft om zoveel mogelijk te werken tot haar pensioen. Daarbij baseert de case manager zich op haar aantekeningen van 12 juni en 15 december 2023.

4 Procedure bij de rechtbank

5 Verzoek in hoger beroep

6 Beoordeling in hoger beroep

7 Beslissing