Rechtbank Den Haag, 10-02-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1656, 10223308 RP VERZ 22-50553
Rechtbank Den Haag, 10-02-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1656, 10223308 RP VERZ 22-50553
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 10 februari 2023
- Datum publicatie
- 27 februari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2023:1656
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2024:414
- Zaaknummer
- 10223308 RP VERZ 22-50553
Inhoudsindicatie
Ontbinding op basis van artikel 7:669 lid 3 sub b BW.
Uitspraak
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
NvE/c
Zaaknr.: 10223308 RP VERZ 22-50553
Uitspraakdatum: 10 februari 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
De Stichting Stichting Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden ,
gevestigd te Den Haag,
verzoekende partij,
verder te noemen: de werkgever,
gemachtigde: mr. drs. M. de Vries,
tegen
[verweerder01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verwerende partij,
verder te noemen: de werkneemster,
gemachtigde: mr. T.R. Dalmolen.
1 Het procesverloop
De werkgever heeft op 2 december 2022 een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. De werkneemster heeft een verweerschrift ingediend.
Op 13 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Naast de overgelegde pleitaantekeningen van partijen heeft de griffier aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder nog naar voren hebben gebracht.
2 De feiten
De werkneemster, geboren op [geboortedatum01] 1958, is op 28 januari 2013 in dienst getreden bij de werkgever. De laatste functie die de werkneemster vervulde voorafgaand aan haar arbeidsongeschiktheid, is die van [functie01] , met een maandsalaris van € 6.631,23 bruto.
De werkgever bestuurt een onderwijsinstelling in de regio Den Haag op het gebied van bacheloropleidingen, masteropleidingen en post hbo-opleidingen.
In de eerste helft van 2014 heeft de werkgever een reorganisatie doorgevoerd, waarbij de functie van de werkneemster, [functie02] , per 1 september 2014 is komen te vervallen.
De werkneemster heeft zich in april 2014 ziekgemeld en per 1 september 2014 is zij aangewezen als herplaatsingskandidaat.
Na een herstelperiode in 2015 raakte de werkneemster opnieuw arbeidsongeschikt. Vanaf 2 november 2015 is werkneemster gaan re-integreren en per 22 augustus 2016 is zij herplaatst in de functie [functie03] voor de duur van één jaar, welke herplaatsing is verlengd tot eind december 2017.
Op 29 januari 2018 heeft werkneemster zich ziek gemeld. In de verzuimrapportage van 2 maart 2018 staat dat er beperkingen zijn in het omgaan met stress en hoge werkdruk en dat de verwachting is dat de beperkingen in de komende maand geleidelijk zullen verbeteren.
De werkneemster heeft per 27 januari 2020 een loongerelateerde Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)-uitkering toegekend gekregen op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Beide partijen hebben volgens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op dat moment voldoende re-integratie inspanningen verricht.
De werkgever heeft bij het Uwv een 26-weken-prognose aangevraagd. Op 1 juli 2020 berichtte de bedrijfsarts dat op basis van actuele medische informatie de conclusie getrokken is dat herstel van de werkneemster binnen een periode van zes maanden na (onafgebroken) ongeschiktheid van twee jaar redelijkerwijs niet te verwachten is. De werkneemster heeft de juistheid van deze prognose betwist.
De werkgever heeft in juli 2020 een ontslagaanvraag bij het Uwv ingediend op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid.
Het Uwv heeft een deskundigadvies gevraagd over de herstelprognose van de werkneemster. Bij arbeidsdeskundig rapport van 25 september 2020 heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat niet uitgesloten is dat werkneemster binnen zes maanden zal herstellen voor de bedongen arbeid in aangepaste vorm.
Op 12 oktober 2020 heeft de werkgever haar ontslagaanvraag ingetrokken en inspanningen verricht om de werkneemster te laten re-integreren.
In december 2021 heeft de werkgever een deskundigenoordeel gevraagd over de re-integratie inspanningen van de werkneemster en daarnaast een voornemen geuit tot het nemen van een sanctiebesluit tegen de werkneemster vanwege onvoldoende inspanningen ter zake haar re-integratie.
In het Arbeidsdeskundig rapport van 24 februari 2022 heeft de arbeidsdeskundige het volgende opgenomen:
“ (…)
4. Beoordeling re-integratie inspanningen
De verzekeringsarts geeft aan dat er vanaf 1 oktober 2021 sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden’.
Vanwege het ontbreken van benutbare mogelijkheden is een beoordeling van de re-integratie-activiteiten van werknemer niet aan de orde.
(…) ”.
Bij beslissing van 3 maart 2022 heeft het Uwv in het kader van de herkeuring van de WGA-uitkering vastgesteld dat er niets is veranderd in de mogelijkheden voor de werkneemster om te werken en dat zij daarom voor 80-100% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Op 16 maart 2022 heeft de werkgever opnieuw een 26-weken-prognose aangevraagd bij de arbodienst. Bij verklaring van 14 april 2022 heeft de arbodienst het volgende meegedeeld:
“ (…)
Gezien de aard van het ziektebeeld, het verloop van de behandeling en het beloop van de beperkingen in de afgelopen jaren, ben ik van mening dat de belastbaarheid van uw werknemer in ieder geval de komende 30 weken, na verlening van de ontslagvergunning, onvoldoende zal toenemen om een herstel in eigen of eigen aangepast werk of ander werk bij de eigen werkgever voor contract uren te realiseren (ook met eventuele bijscholing).
Hier is uw werknemer het niet mee eens en heeft verzocht een second opinion te willen aanvragen.
(…) ”.
De werkneemster heeft een second opinion aangevraagd bij bedrijfsarts H. de Wit. Na een consult op 20 mei 2022 heeft de bedrijfsarts het volgende gerapporteerd:
“ (…)
Conclusie: Er zijn derhalve geen medische beperkingen voor de invulling van de eigen of vergelijkbare functies. Betrokkene kan derhalve binnen 26 weken terugkeren in de eigen functie of andere, passende werkzaamheden bij eigen werkgever. De medische informatie van de huisarts omtrent de medische actualiteit van mw. (…), onderschrijft dit.
(…) ”.
De arbodienst van de werkgever heeft op 27 juni 2022 een terugkoppeling gegeven over de second opinion van bedrijfsarts De Wit. In de terugkoppeling staat het volgende:
“ (…) Second opinion is geweest. Hieruit is naar voren gekomen dat de second opinion bedrijfsarts geen 26 weken prognose afgeeft. Tevens vermeld dat er geen beperkingen zijn. Zodoende de conclusie dat medewerker de eigen werkzaamheden volledig kan uitvoeren.
(…) ”.
Het Uwv heeft bij besluit van 3 oktober 2022, met kenmerk O-22282402 geweigerd om aan de werkgever toestemming te geven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Voor zover relevant heeft het Uwv het volgende overwogen:
“ (…)
Uit de mailwisseling van de bedrijfsarts van 24 juni 2022 en bevindingen van de bedrijfsarts van 27 juni 2022 is gebleken dat er geen beperkingen meer zijn en werknemer geschikt wordt geacht voor het eigen werk. Wij vinden daarom aannemelijk geworden dat werknemer arbeidsgeschikt wordt geacht voor het eigen werk. (…) Redengevend hiervoor is dat de bevindingen van de bedrijfsarts van een recentere datum zijn waarbij de actuele belastbaarheid van werknemer is beoordeeld. In dit geval is de verklaring van de bedrijfsarts leidend.
(…) ”.
Op 4 november 2022 is de werkneemster uitgenodigd om deel te nemen aan een geneeskundig onderzoek door het medisch expertisebureau Icara, met als doel haar belastbaarheid vast te kunnen stellen en verder advies te geven over de (on)mogelijkheden voor re-integratie. De telefonische intake stond gepland voor 14 november 2022.
De werkneemster heeft zich op 8 november 2022 via haar gemachtigde volledig ziek gemeld, vanwege een verslechtering van haar medische situatie.
De arbodienst van de werkgever heeft op 28 november 2022 als terugkoppeling na een telefonisch consult vermeld dat de werkneemster vooralsnog volledig arbeidsongeschikt is op basis van recent bekend geworden nieuwe medische feiten en op basis van de impact die deze situatie heeft op het welbevinden van de werkneemster. Daarbij dient, op medische gronden, elke vorm van stress of druk van buitenaf vermeden te worden.
De werkneemster heeft haar medisch rapport van 30 november 2022 van het Radboud universiteit medisch centrum afdeling Hematologie overgelegd, waaruit het meest recente beloop van haar ziekte volgt.
3 Het verzoek
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met de werkneemster primair te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel b, BW. Subsidiair wordt de ontbinding gevraagd op de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding), dan wel de h-grond (andere omstandigheden).
Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – meer dan twee jaar arbeidsongeschiktheid van de werkneemster. Ter onderbouwing daarvan heeft de werkgever het volgende naar voren gebracht.
Het Uwv heeft op onjuiste gronden de beslissing genomen om het verzoek tot een ontslagvergunning af te wijzen. Er is op basis van de second-opinion arts en de daaropvolgende verklaring van de bedrijfsarts van 27 juni 2022 ten onrechte de conclusie getrokken dat er geen beperkingen meer zijn en de werkneemster geschikt wordt geacht
voor het eigen werk. De werkgever wil niets afdoen aan de kennelijke ernst van de medische complicaties en de impact die dit begrijpelijkerwijs op de werkneemster heeft, maar, vanuit
arbeidsrechtelijk perspectief, liggen er wat haar betreft voldoende aanknopingspunten om bij heroverweging alsnog tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid over te gaan. Temeer nu de werkneemster al bijna vijf jaren arbeidsongeschikt is en de geschiedenis zich blijft herhalen.
Subsidiair voert de werkgever aan dat de situatie met de werkneemster heeft geleid tot een definitieve breuk in het vertrouwen en een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. De werkgever ziet geen mogelijkheden meer de samenwerking met de werkneemster te continueren. Dit heeft in de kern te maken met het gedrag van werkneemster, dat zich aanhoudend in de werkrelatie met haar manifesteert, ongeacht de leidinggevende, en ongeacht de aard van het probleem.