Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-11-2007, BC0154, 161-R-07

Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-11-2007, BC0154, 161-R-07

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
14 november 2007
Datum publicatie
18 december 2007
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2007:BC0154
Formele relaties
Zaaknummer
161-R-07

Inhoudsindicatie

Ondanks aandringen van het hof heeft de vrouw haar behoefte aan alimentatie niet onderbouwd. Verzoek afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 14 november 2007

Rekestnummer. : 161-R-07

Rekestnr. rechtbank : F2 RK 06-1125

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker, tevens incidenteel verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

procureur mr. W. Heemskerk,

tegen

[verweerster],

wonende te [woonplaats],

verweerster, tevens incidenteel verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

procureur mr. M.G. Cantarella.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 31 januari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 8 november 2006.

De vrouw heeft op 15 maart 2007 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel ingediend.

De man heeft op 6 april 2007 een verweerschrift op het incidenteel appèl ingediend.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op 12 februari 2007 aanvullende stukken ingekomen.

Op 12 oktober 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.E. van der Pols, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. R.E. Gout de Kreek. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.

VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie met ingang van 4 mei 2006 bepaald op € 521,50 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE¬LE HOGER BEROEP

1. In geschil zijn ten aanzien van de alimentatie voor de vrouw, de behoefte en de behoeftigheid van de vrouw, alsmede de draagkracht van de man.

2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud af te wijzen.

3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt in incidenteel appel haar verzoeken in te willigen dan wel een zodanige uitspraak te doen als het hof vermeent te behoren. De man verzet zich daartegen.

4. De man heeft in hoger beroep zes grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd en de vrouw, in incidenteel appel, vijf grieven.

5. In zijn eerste grief stelt de man dat de rechtbank de vrouw ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in haar inleidend verzoekschrift. De man voert daartoe aan dat de vrouw reeds eerder partneralimentatie heeft verzocht en dat dit hof bij beschikking van 17 augustus 2005 haar verzoek heeft afgewezen. Volgens de man zijn door de vrouw geen gewijzigde omstandigheden aangevoerd op basis waarvan thans tot een ander oordeel gekomen kan worden. De vrouw heeft de stelling van de man gemotiveerd betwist.

6. Het hof is van oordeel dat, nu de vrouw heeft gesteld dat het hof destijds is uitgegaan van onvolledige gegevens, de vrouw ontvankelijk is in haar inleidend verzoek. Echter dient te worden bezien of de huidige gegevens een wijziging van de op 17 augustus 2005 gegeven beschikking rechtvaardigen.

7. In zijn tweede grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud aangezien zij een huwelijksgerelateerde behoefte heeft. De man voert daartoe aan dat de vrouw in de eerdere procedures bij de rechtbank en het hof geen behoefteberekening en onderbouwing van haar alimentatieverzoek heeft overgelegd. De man betwist uitdrukkelijk de thans door de vrouw gestelde huwelijksgerelateerde behoefte van € 1.200,- per maand. De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd betwist.

8. Hoewel het hof daarom heeft verzocht, heeft de vrouw onvoldoende bewijsstukken in het geding gebracht, ter adstructie van haar stelling dat zij behoefte heeft aan een (aanvullende) bijdrage van de man. De vrouw heeft geen recente financiële gegevens omtrent haar inkomsten en uitgaven overgelegd, noch een behoefteberekening onderbouwd met bewijsstukken. Desgevraagd ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij alle gegevens omtrent haar inkomsten en uitgaven aan haar advocaat heeft gegeven, doch zulks neemt niet weg dat de advocaat van de vrouw die gegevens niet in het geding heeft gebracht. De advocaat van de vrouw heeft ter zitting van het hof verklaard dat de behoefte van de vrouw ontleend kan worden uit de bij het inleidend verzoekschrift overgelegde draagkrachtberekening en jus-vergelijking. Hoewel het hof ter zitting nog concreet naar de behoefte van de vrouw heeft gevraagd, heeft haar advocaat ter onderbouwing van de behoefte nogmaals verwezen naar voornoemde draagkrachtberekening en jus-vergelijking. Het hof is van oordeel dat voornoemde stukken - zonder onderliggende bescheiden – onvoldoende zijn om de behoefte van de vrouw vast te kunnen stellen. Bovendien is de door de vrouw gestelde huwelijksgerelateerde behoefte van € 1.200,- per maand uitdrukkelijk door de man betwist.

9. Gelet op het vorenstaande heeft de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat zij behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage van de man zodat haar verzoek, om de door de man aan haar te betalen alimentatie met ingang van 3 januari 2006 te bepalen op € 1.200,- per maand, dient te worden afgewezen. Het vorenstaande leidt er tevens toe dat de overige grieven van partijen geen bespreking meer behoeven, omdat bespreking ervan niet tot een ander oordeel kan leiden.

10. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE¬LE HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:

wijst het inleidende verzoek van de vrouw af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm. van Nievelt en Milar, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2007.