Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-11-2002, AF2955, R200200450
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-11-2002, AF2955, R200200450
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 26 november 2002
- Datum publicatie
- 15 januari 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2002:AF2955
- Zaaknummer
- R200200450
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [X],
appellant,
de man,
procureur mr. B.W.M. Toemen,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [Y],
geïntimeerde,
de vrouw,
procureur mr. H.M.A.W. Erven.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 17 mei 2002, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 5 augustus 2002, heeft de man verzocht voormelde beschikking voor wat betreft de beslissing van de rechtbank dat het minderjarige kind van partijen, [het kind], conform de moslimovertuiging en -traditie besneden mag worden, te vernietigen.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 3 september 2002, heeft de vrouw verzocht het appel van de man ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bevestigen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overlegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 26 april 2002;
- een brief van [Z], als uroloog werkzaam in het Jeroen Bosch ziekenhuis te 's-Hertogenbosch, d.d. 7 oktober 2002, overlegd ter hierna te noemen zitting.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2002. Bij die gelegenheid zijn partijen en hun advocaten, alsmede mr. Werger namens de raad voor de kinderbescherming, gehoord.
2.5. Het hof heeft vervolgens kennisgenomen van de inhoud van:
- een brief van de raadsman van de man als reactie op bovengenoemde brief, d.d. 29 oktober 2002, met als bijlage een brief van [Z] d.d. 28 oktober 2002.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn op [datum] te Rabbat, Marokko, met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk is geboren: [het kind]. De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit en is vanaf haar geboorte moslim. De man heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft zich op latere leeftijd, doch ruim voor het huwelijk van partijen, bekeerd tot de Islam. Bij beschikking van 13 oktober 2000 is door de rechtbank te 's-Hertogenbosch de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 28 november 2000. Partijen zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [het kind] belast. [Het kind] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
4.2 De vrouw heeft de rechtbank verzocht om op grond van art. 1:253a BW te beslissen dat [het kind], conform de moslimovertuiging en -traditie, besneden mag worden. Bij beschikking van 17 mei 2002 heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch het verzoek van de vrouw toegewezen. Tegen deze beslissing komt de man op.
4.3 Kernpunt van het geschil is dat de vrouw [het kind] op zijn vijfde jaar wil laten besnijden, terwijl de man het hier niet mee eens is. De man is van mening dat er rekening dient te worden gehouden met de keuzevrijheid van [het kind], zeker gezien het feit dat een besnijdenis onherstelbaar is. Hij wil dat [het kind] op latere leeftijd zelf kan beslissen of hij zich laat besnijden. De vrouw voert aan dat [het kind] met instemming van beide partijen als moslim wordt opgevoed en dat het in de Islam gebruikelijk is dat een jongetje rond zijn vijfde jaar besneden wordt. [Het kind] zou volgens haar in een sociaal isolement raken als hij niet op zijn vijfde jaar besneden wordt. Hij zit weliswaar op een openbare school, maar het merendeel van de kinderen daar bestaat uit Turkse moslimkinderen. Bovendien zou de familie van de vrouw in Marokko erg teleurgesteld zijn als de besnijdenis niet plaatsvindt.
4.4. Er is hier sprake van een geschil tussen ouders met verschillende culturen. De man is weliswaar moslim, maar ook Nederlander die in Nederland leeft; de vrouw is Marokkaanse die na haar echtscheiding in Nederland is blijven wonen. Hoewel de besnijdenis van jongetjes van vijf jaar gebruikelijk is in de Islam, gebiedt het moslimgeloof de besnijdenis op die leeftijd niet. De besnijdenis kan altijd nog later plaatsvinden, als [het kind] in staat is om zelf te beslissen. Verder is allerminst vast komen te staan dat [het kind] door het (voorlopig) achterwege blijven van de besnijdenis in een sociaal isolement komt te verkeren. [Het kind] is in Nederland geboren en heeft in ieder geval de Nederlandse nationaliteit. Hij is ingebed in de Nederlandse cultuur en gaat naar een openbare school. Gesteld noch gebleken is dat hij op school door de overwegend Turkse jongens die ook moslim zijn, er op aangekeken zal worden als hij niet besneden wordt. Zeker niet doorslaggevend mag de mening van de familie van de vrouw in Marokko zijn.
Bovendien gaat het hier om een onherstelbare fysieke ingreep zonder medische noodzaak. In het algemeen geldt dat de rechter die moet beslissen over een geschil bij de uitoefening van het ouderlijk gezag, zich bij een beslissing over een dergelijke ingreep meer terughoudend dient op te stellen dan bij een beslissing van andere aard.
4.5 Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat [het kind] thans niet besneden mag worden, zodat het oorspronkelijke verzoek van de vrouw alsnog afgewezen wordt en het verzoek van de man, inhoudende het vernietigen van de beschikking van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 17 mei 2002, wordt toegewezen.
5. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 17 mei 2002;
en opnieuw rechtdoende: wijst het dit geding inleidende verzoek van de vrouw alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Griensven, Van Teeffelen en Van Soest-van Dijkhuizen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 november 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.