Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-10-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4354, 20-001659-14
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-10-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4354, 20-001659-14
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28 oktober 2015
- Datum publicatie
- 6 november 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:4354
- Formele relaties
- Na prejudiciële beslissing van : ECLI:NL:HR:2006:AV1633
- Na prejudiciële beslissing van : ECLI:NL:HR:2013:CA1782
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1017, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 20-001659-14
Inhoudsindicatie
Zaak Vidgen. Uitspraak van het verwijzingshof na geslaagde klacht bij EHRM en herziening Hoge Raad.
Verzoek om terugwijzing naar de rechtbank (na wijziging tenlastelegging na verwijzing) afgewezen.
Verweer bewijsuitsluiting ivm niet effectieve ondervraging verworpen. Na de verwijzing na herziening door de Hoge Raad is de getuige M. op 23 april 2015 bij de raadsheer-commissaris gehoord in het bijzijn van de raadsman van verdachte, die daarbij de getuige heeft kunnen observeren. De omstandigheid dat de getuige op veel van de vragen heeft geantwoord dat hij zich niets meer daarover kan herinneren brengt op zich geen inbreuk mee op het ondervragingsrecht van de verdediging. Ook de omstandigheid dat deze getuige eerst na 15 jaar door de verdediging kon worden bevraagd evenmin. Het is inherent aan getuigenverklaringen dat door tijdsverloop de herinnering afzwakt, maar het enkele tijdverloop brengt nog niet mee dat er geen inhoudelijke antwoorden op vragen hadden kunnen komen. Het is het hof niet gebleken dat de getuige weigerachtig is geweest op vragen te antwoorden en de verdediging heeft de gelegenheid gehad om de getuige te confronteren met zijn eigen eerder in het kader van deze strafzaak afgelegde verklaringen. De getuige is niet op die verklaringen terug gekomen.
Uitspraak
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001659-14
Uitspraak : 28 oktober 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
gewezen, na gegrondverklaring van de aanvraag tot herziening en verwijzing van de zaak door de Hoge Raad, op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 5 september 2003, parketnummer 16-204505-02 in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
wonende te [adres] .
Procesverloop
De rechtbank Utrecht heeft bij vonnis van 5 september 2003 de verdachte vrijgesproken ter zake van deelneming aan een criminele organisatie (feit 1) en veroordeeld ter zake van medeplegen van de uitvoer van XTC (feit 2) en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, bij arrest van 13 december 2004 de verdachte ter zake feit 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en negen maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 6 juni 2006 nr. 01711/05 (ECLI:NL:HR:2006:AV1633) het cassatieberoep verworpen en daarbij wegens overschrijding van de redelijke termijn voor berechting gedurende het cassatieberoep de door het gerechtshof opgelegde gevangenisstraf verminderd tot vier jaren en drie maanden.
De verdachte heeft een klacht ingediend tegen Nederland bij het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) te Straatsburg. Het EHRM heeft bij uitspraak van 10 juli 2012 (no. 29353/06; ECLI:NL:XX:2012:BX3071) geoordeeld dat de verdachte in Nederland geen eerlijk proces heeft gehad, omdat zijn recht om zelf een belastende getuige te kunnen ondervragen is geschonden.
Naar aanleiding van de uitspraak van het EHRM heeft verdachte een verzoek tot herziening ingediend.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 juni 2013 nr. S12/05222H (ECLI:NL:HR:2013:CA1782) de aanvraag tot herziening gegrond verklaard, het arrest van het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, vernietigd en de zaak op de voet van artikel 472, eerste lid, in verbinding met artikel 471 van het Wetboek van Strafvordering verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Ingevolge art. 476, vijfde lid, Sv doet het verwijzingshof opnieuw recht ten aanzien van de bij de verwijzing vernietigde uitspraken.
Omvang van het hoger beroep
Het onder 1 ten laste gelegde feit - waarvan door de Rechtbank is vrijgesproken tegen welke beslissing het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet is gericht - is in dit stadium van de procedure niet meer aan de orde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, na wijziging van de tenlastelegging na de verwijzing door de Hoge Raad, gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem onder 2 primair is ten laste gelegd (medeplegen) en zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 2 subsidiair is ten laste gelegd (medeplichtigheid) en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 3 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Door de verdediging is zowel voor het primair als het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Voor het geval het hof tot een bewezenverklaring komt is een strafmaatverweer gevoerd.
Preliminair verzoek
De raadsman heeft op de terechtzitting van 16 september 2015 verzocht om terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Oost-Brabant in verband met het recht op een eerlijk proces in twee feitelijke instanties.
Hetzelfde verzoek heeft de raadsman reeds gedaan op de terechtzitting van 17 september 2014 en is door het hof afgewezen op gronden uiteengezet in het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 oktober 2014.
Het herhaalde verzoek van de raadsman wordt thans op dezelfde gronden afgewezen. Het hof voegt daar nu aan toe dat daaraan niet afdoet dat, zoals door de raadsman is aangevoerd, de tenlastelegging nog kan worden gewijzigd. Immers een wijziging van de tenlastelegging in het stadium van verwijzing na herziening kan niet tot gevolg hebben dat een zwaardere strafbepaling of niet meer hetzelfde feit (in de zin van art. 68 Sr) wordt ten laste gelegd. (Zie de memorie van toelichting bij het huidige art. 476 Sv: Kamerstukken II, 2008/09, 32 045, nr. 3, p. 40.)
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat na verwijzing de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en na verwijzing en voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
2.hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 04 december 2001 te Nieuwegein en/of te Loosdrecht en/of te Heerlen en/of elders in Nederland en/of te Eschweiler en/of elders in Duitsland en/of te Deurne en/of te Merksplas en/of elders in België en/of Australië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 104.000 gram (104 kilogram), in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (zogenaamde XTC-tabletten), zijnde MDMA een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst 1;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte M] en/of [medeverdachte K1] en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte V (vader verdachte)] en/of [medeverdachte W] en/of [medeverdachte K2] en/of [medeverdachte R] en/of [medeverdachte L] op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01januari 2001 tot en met 04 december 2001 te Nieuwegein en/of te Loosdrecht en/of te Heerlen en/of elders in Nederland en/of te Eschweiler en/of elders in Duitsland en/of te Deume en/of te Merksplas en/of elders in België en/of Australië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 104.000 gram (104 kilogram), in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (zogenaamde XTC-tabletten), zijnde MDMA een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst 1
bij en/of tot het plegen van welk vorenomschreven misdrijf hij, verdachte, op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01januari 2001 tot en met 04 december 2001 te Nieuwegein en/of te Loosdrecht en/of te Heerlen en/of elders in Nederland en/of te Eschweiler en/of elders in Duitsland en/of te Deurne en/of te Merksplas en/of elders in België en/of Australië, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- een fabriekshal in Sydney, althans in Australië te huren (als afleveradres voor bedoelde zending verdovende middelen) en/of
- een briefje met daarop het afleveradres van voornoemde fabriekshal aan [medeverdachte M]
te geven, althans (inlichtingen omtrent) het afleveradres aan die [medeverdachte M] en/of die [medeverdachte A] en/of die [medeverdachte V (vader verdachte)] te verstrekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.hij op een tijdstip gelegen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 4 december 2001 te Heerlen en/of elders in Nederland en te Eschweiler en/of elders in Duitsland en in Australië, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 104.000 gram (104 kilogram) van een materiaal bevattende MDMA (zogenaamde XTC-tabletten), zijnde MDMA een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst 1.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Bij de hierna weer te geven bewijsmiddelen is in het kopje telkens het bestand vermeld van het elektronisch dossier en de pagina's van dat dossier waar de bewijsmiddelen zijn opgenomen. Bij de weergave van de inhoud is zowel het paginanummer van het elektronisch dossier (ED) vermeld als het paginanummer van het oorspronkelijke dossier (OD) is weergegeven.
1. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten:
(ED/OD pg.5)
Vanaf 9 februari 2001 werden telecomaansluitingen, waarvan [medeverdachte A] gebruik maakte, afgetapt en opgenomen.
(ED/OD pg. 6)
Uit afgetapte en opgenomen telecommunicatie, alsmede uit waarnemingen van observatie-eenheden bleek dat [medeverdachte A] vrijwel dagelijks vergezeld werd door [medeverdachte M] .
(ED/OD pg. 33)
Vanaf de aanvang van het tappen en opnemen van de door [medeverdachte A]
gevoerde telefooncommunicatie in februari 2001 bleek dat er meerdere contacten
plaatsvonden met een Engels sprekende man, die door hem de “Ouwe”, “Opa” en
“Granddad” werd genoemd. Tevens werden vanaf die periode meerdere
ontmoetingen waargenomen tussen [medeverdachte A] , [medeverdachte M] en een man die later werd
geïdentificeerd als zijnde [medeverdachte V (vader verdachte)] .
In de loop van de maand mei 2001 bleek dat [medeverdachte A] en [medeverdachte M] eveneens contacten onderhielden met een man met een Limburgs accent, die later kon worden geïdentificeerd als [medeverdachte W] .
(ED/OD pg. 34)
Voorts bleek dat er eind augustus 2001 een afspraak gemaakt werd voor een ontmoeting met [medeverdachte W] waarbij naast [medeverdachte A] , [medeverdachte M] en [medeverdachte V (vader verdachte)] ook zoals later bleek zijn zoon [verdachte] deel zou nemen.
Deze ontmoeting werd waargenomen op maandag 3 september 2001.
2. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant:
(ED/OD pg. 198-199)
Op 11 juli 2001 werd een bevel afgegeven tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel.
Met voornoemd doel werd onder dit bevel in de personenauto, merk Volkswagen, type Bora, voorzien van het kenteken 03-GR-RX en in gebruik bij [medeverdachte A] , een technisch hulpmiddel aangebracht.
3. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover inhoudende als opgenomen vertrouwelijke communicatie tussen [medeverdachte A] , [medeverdachte V (vader verdachte)] en [medeverdachte M] :
(ED pg's 1194-1196 / OD pg's 1160-1162)
Datum/tijd: 30 oktober 2001.
[medeverdachte A] = AA;
[medeverdachte M] = MM;
[medeverdachte V (vader verdachte)] = KV;
Ntv= niet te verstaan;
uur KV zegt: ik ga wel achterin zitten.
MM: Kut is dat, he, dat ik niet achterin kan zitten. Sorry, Granddad.
uur KV zegt: er rijden hier vreemde snuiters rond. ... motorfietsen... Men trekt
weer op.
AA: Het is een hele bekende plek, Granddad. (…), alle hotels langs de
snelweg worden in de gaten gehouden. Dat is normaal.
Dan zegt AA in het Engels dat ze nu naar het Zuiden gaan (downstairs) om
te kijken hoe de motoren er uit zien, hoe ze het erin stoppen. Dus om vertrouwen
te krijgen. En we gaan naar [medeverdachte H] om een exacte afspraak te maken “wanneer jij
naar Duitsland gaat om alles te bestellen”. Dus misschien uh, vandaag is het
dinsdag, dus laten we zeggen dat we donderdag komen of zo, dat we naar
Duitsland gaan om de andere motoren te regelen en we gaan tegen ze zeggen
dan (…) dat de motoren heel erg schoon moeten zijn. En als je zo praat is dat alleen maar professioneel zodat de man van het bedrijf in Duitsland alleen maar zal denken dat het goed zit omdat je zegt: nee, ze moeten schoon zijn anders krijg ik problemen met de douane. Ik wil de motoren die je erin doet zien. En dan als de container komt
(…) dan ga je terug voor de tweede keer en dan zul je elke motor zien die de
container ingaat.
KV: Ik wil ze allemaal op dezelfde manier verpakt hebben. En als ze ze kunnen
labelen, stuk voor stuk een label.
AA: Moeten ze er plastic omheen doen?
KV: Nee, alleen een label op elke.
AA: Waar is dat label dan voor?
KV: Daar moet dan op staan welke motor het is.
AA: Oh, dus zij willen weten welke motor het precies is.
KV: Ja
4. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover - zakelijk weergegeven en in onderling verband gelezen - inhoudende als weergave van vertrouwelijke informatie:
(ED pg's 1210-1212 / OD pg's 1176-1178)
[medeverdachte A] (AA),
[medeverdachte W] (MW),
[medeverdachte M] (MM),
Datum: 30 oktober 2001, 16:55 uur:
AA: Ja, ja, echt wel, jij hebt er nou wel werk aan gehad. Alles is klaar he [medeverdachte W] ? Hoe
lang heb je nodig om die dingen in te bouwen, een dag of twee?
MW: drie uur.
AA: [medeverdachte W] . Hij is een beetje ingespoten met hondenspul.
(...)
AA: Denk jij niet [medeverdachte W] ? Die honden ruiken die olie sneller dan die pillen.
(...)
We maken het schoon granddad, maak je geen zorgen.
(...)
MW1: nee als ze ingebouwd zijn dan spuiten ze van te voren wel schoon.
(...)
MM: Dit komt helemaal goed
AA: Engelse taal
En jij moet tegen de Duitse fabriek hetzelfde verhaal zeggen, granddad, zij moeten daar de motors schoonmaken
(...)
Nederlandse taal
Weet je wie dat doet? Als die container daar geladen wordt dan wil hij erbij zijn, snap je, dat zij niet kut troep erin gooien, weet je wel.
Engelse taal
Ik vertelde hem dat als de container geladen wordt in Duitsland, dat je erbij moet zijn, zodat de fabriek geen smerige troep erin doet.
Nederlandse taal
En dan gaat hij natuurlijk regelen dat eerst die van ons erin gaan [medeverdachte W] , en dan pas die van hun, snap de. Dus daarom, degene die ze gaan brengen [medeverdachte W] , als hij zegt om twee uur wordt die container geladen moet die daar ook om twee uur zijn met die vrachtwagen. Dat kan je je realiseren [medeverdachte W] ?
(...)
AA: Weet je waarom? Als het daar is half december voor de kerst, dan kun je er nog 100, 200 kwijt jongen.
(...)
AA: Dit is de eerste keer dat er wat ingevoerd gaat worden, qua motoren, naar
Australië toe.
Hof: Dit gesprek vond plaats in de Volkswagen Bora (zie elektronisch dossier bestand "Algemeen Dossier 2 Zaakdossier EXA01-EXA010", ED/OD pagina 201).
5. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover inhoudende als opgenomen vertrouwelijke communicatie tussen [medeverdachte A] (AA), [medeverdachte M] (MM) en [medeverdachte V (vader verdachte)] (KV) op 30 oktober 2001:
(ED pg. 1228 / OD pg. 1194)
Na 19.00 uur is te horen dat de auto vaart mindert en dat ze - gelet op het gesprek - kennelijk op een parkeerplaats rijden. Op een gegeven moment wil Granddad
( [medeverdachte V (vader verdachte)] ) uit de auto stappen maar hij moet van [medeverdachte A] even
wachten totdat de politie weg is.
Bij 20:20 zegt [medeverdachte A] : Wacht, Granddad, tot de politie weg is. Doe het portier dicht.
Bij 20:51:
AA: Ziek hè. Ze rijden gewoon rond. Wat een zieke eikels.
KV: Ze zijn niet ziek. Ze doen hun werk. Tenminste ze denken dat ze hun werk doen. Als ze hun werk zouden doen, zou het niet zo makkelijk zijn voor jou en mij.
6. Een uit het Duits in de Nederlandse taal vertaald stuk [etc...] voor zover - zakelijk weergegeven- inhoudende als relaas van verbalisant:
(ED/OD pg. 191)
Op 2 december 2001 werd bekend dat de motoren met verdovende middelen op 3 december 2001 vanuit Nederland naar de Bondsrepubliek zouden worden gebracht.
Op 3 december 2001 kon worden vastgesteld dat de motoren bij een zekere firma [firma 1] te Eschweiler, [adres] werden afgeleverd.
(192) Hedenavond, 3 december 2001, werd ten behoeve van de huiszoeking het bedrijfsadres bezocht van [firma 1] in 52249 Eschweiler, [adres] .
(193) Al bij het betreden van de hal werd een doordringende citruslucht vastgesteld bij de tien, voor in de hal liggende, motoren die waren voorzien van zwarte draagriemen.
Naast en achter deze motoren bevonden zich nog 13 motoren niet helemaal in folie verpakt. Op één van de motoren, die van een zwarte draagriem was voorzien, werden na het demonteren van het carterhuis 15 pakjes, ongeveer ter grootte van een hand, aangetroffen. Daarin bevonden zich kleine tabletten.
(194) Vervolgens vond de inbeslagneming plaats van alle in de hal aangetroffen en op pallets verpakte motoren en overbrengingsmechanismen.
7. Een uit het Duits in de Nederlandse taal vertaald stuk, [etc...] voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van voornoemde verbalisant:
(ED/OD pg's 236-237)
Op basis van het voorliggende strafrechtelijk onderzoek werd op 13 december 2001
(het hof leest 3 december 2001) het bedrijfsterrein van de Firma [firma 1] te Eschweiler
doorzocht. Er werden daar voorwerpen in beslag genomen.
Bij een onderzoek van de andere negen afgeleverde motoren op 4 december 2001
op het terrein van [firma 2] , werden grotere hoeveelheden XTC-pillen in beslag
genomen. In totaal werd circa 100 kilogram XTC-pillen in beslag genomen.
8. Een uit het Duits in de Nederlandse taal vertaald stuk, [etc...] voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van voornoemde verbalisant:
(ED pg. 265 / OD pg. 264)
In het onderhavige gerechtelijk vooronderzoek is vandaag onder bewijsstuknummer
02/01 een monster genomen van de in beslag genomen stof - 104,29 kg ecstasy
pillen - en aan een drugs-voortest onderworpen.
De vooranalyse, die werd uitgevoerd door middel van een ESA-test, gaf een voor
ecstasy positief resultaat.
9. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover - zakelijk weergegeven- inhoudende als bevindingen van voornoemde verbalisant:
(ED pg. 44 / OD pg. 45)
In dit proces-verbaal worden de inbeslagnemingen, die in het project Exana plaatsvonden gerelateerd.
Per locatie is een overzichtslijst van alle, met betrekking tot die locatie, inbeslaggenomen goederen opgemaakt. Deze overzichtlijsten “inbeslaggenomen goederen” worden bij dit proces-verbaal gevoegd.
(ED pg. 46 / OD pg. 47)
Inbeslagnemingen
Op 4 december 2001 werd op de volgende locaties (doorzoeking ter) inbeslagneming verricht:
Exa 17: Aachen (Duitsland)
Pillen.
Met toestemming van de Duitse autoriteiten overgedragen.
Op het bijgevoegde overzicht inbeslaggenomen goederen is de status van de
inbeslaggenomen goederen vermeld.
(ED pg. 74 / OD pg. 75)
Lokatie-Exa-17 Aachen Duitsland
Lokatiecode Omschrijving goederen Status
EXA 17-01 5 pillen met logo “ Leon ” Monster/NFI C002/EXA/AH/344
EXA 17-01 5 pillen met logo van lieve- Monster/NFI C004/EXA/AH/294
heersbeestje
10. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover -zakelijk weergegeven inhoudende als bevindingen van voornoemde verbalisant:
Op 7 december 2001 heb ik met toestemming van de Staatsanwalt [naam]
te Aachen, van de teamleider [naam] twee plastic zakjes
ontvangen met daarin xtc tabletten met respectievelijk de indruk “ leon ” en
de tekening van een “lieveheersbeestje”. Twee keer vijf tabletten zijn voor nader
onderzoek overgedragen aan [naam] van de Technische Recherche te Utrecht.
11. Een rapport [etc...] voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van voornoemde deskundige;
(ED pg's 308-309 / OD pg's 1092-1093)Onderzoeksmateriaal
Ontvangen van Technische Recherche Utrecht op 18 december 2001.
Kenmerk C004:
vijf tabletten, wit, diepdruk: lieveheersbeestje, bevat MDMA.
MDMA is vermeld op lijst 1 sub 0, behorende bij de Opiumwet.
12. Een rapport [etc...] inhoudende als verklaring van voornoemde deskundige:
(ED pg. 129 / OD pg. 1457)
Onderzoeksmateriaal
Ontvangen van Politie Utrecht op 18 december 2001
Kenmerk C002:
vijf tabletten, crèmekleurig, diepdruk: “ Leon ”, bevat MDMA.
MDMA is vermeld op lijst 1 sub C, behorende bij de Opiumwet.
13. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant:
(ED/OD pg. 225)
Op 4 december 2001 werd in het kader van het project EXANA een doorzoeking
verricht in de woning van [medeverdachte M] .
Bij deze doorzoeking werd onder andere in beslag genomen een briefje met adres in Australië (EXA/DOC/13), waarop weergegeven een handgeschreven aantekening:
[bedrijf X] ,
Mr [betrokkene 2] ,
[adres bedrijf X]
Brookvale
NSW Australia
[faxnummer 1]
[telefoonnummer 1]
14. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant:
(ED/OD pg. 191)
Op 08 oktober 2001 te 08.15 uur belt [verdachte] naar kennelijk een Australisch nummer in gebruik bij een vrouw genaamd [naam dochter verdachte] .
[verdachte] heeft het faxnummer van [getuige S] nodig en het adres van de factory (fabriek) omdat hij iets moet doen.
[verdachte] zegt dat hij teruggebeld wil worden.
15. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als weergave van een gesprek tussen [medeverdachte M] en [medeverdachte H] op 4 oktober 2001 te 10:40 uur:
(ED pg. 1057 / OD pg. 1026)
[medeverdachte H] belt [medeverdachte M] .
[medeverdachte M] heeft het. De naam is [betrokkene 2] .
[medeverdachte H] vraagt hoe het bedrijf heet waar het naar toe moet.
[medeverdachte M] zegt: [bedrijf X] .
Het is in Sydney.
16. Een uit het Duits in de Nederlandse taal vertaald stuk, [etc...] voor zover-zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van [medeverdachte M] :
(ED pg's 29-32/ OD pg's 27-30)
Vragen over de huiszoeking in uw woning [adres] op 4
december 2001:
Vraag: Er wordt u nu een kopie van de achterkant van een bladzijde voorgelegd met
EXA03-02-01/003 en de tekst “Horny”.
Wat betekent Horny?
Antwoord: Horny heeft betrekking op [bedrijf X] . Dat is het adres waarheen de in Eschweiler in beslag genomen motorblokken vervoerd zouden worden.
Vraag: Waar zit de firma [bedrijf X] ?
Antwoord: Die zit in Sidney in Australië.
Vraag: Wie heeft het dan geschreven?
Antwoord: Ik denk dat het geschreven is door een man die "Opa" of ook wel "Grand Dad" wordt genoemd.
(…)
Ik vermoed dat Opa of de zoon van opa dit briefje heeft geschreven.
(…)
De voornaam van zijn zoon is [verdachte] .
(…)
[naam] is de achternaam van Opa.
Wij zijn met zijn vieren, dat wil zeggen [medeverdachte A] , Opa, zijn zoon [verdachte] en ik bij een Chinees in Amsterdam Noord wezen eten. Ik weet niet of Opa of [verdachte] het briefje met het adres heeft geschreven, in ieder geval heeft [medeverdachte A] mij het briefje gegeven.
Vraag: Wat heeft u met het Australische adres “ [bedrijf X] ” gedaan?
Antwoord: Dat heb ik telefonisch doorgegeven aan [medeverdachte H] .
Vraag: Wat was de werkelijke bedoeling van het verschepen van motorblokken in
containers naar Australië?
Antwoord: XTC-pillen in de motorblokken naar Australië te brengen.
17. Een uit het Duits in de Nederlandse taal vertaald stuk, [etc...] voor zover-zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van [medeverdachte M] :
(ED pg. 52 / OD pg. 50)
Aan het begin van het vandaag voortgezette verhoor laat men mij een stuk horen uit
de observatie van de personenauto Volkswagen Bora, Nederlands kenteken [kenteken 1]
. Het is een gesprek van 30 oktober 2001, 16:55 uur.
Vraag: waar naartoe was u onderweg toen het zojuist beluisterde gesprek werd
gevoerd?
Antwoord: Wij waren op weg naar een Grieks restaurant
Vraag: Wie was er bij de bespreking aanwezig?
Antwoord: Ik, [medeverdachte A] , [medeverdachte W] en de reeds genoemde Opa. Later voegde zich ook nog [medeverdachte H] bij de bespreking in het restaurant.
Vraag: Waarover heeft u het daar gehad?
Antwoord: Wij hebben het daar over de motoren gehad.
(ED pg. 53 / OD pg. 51)
Vraag: welke relatie hebben de mensen?
Antwoord: Ik beschrijf die nu zo: [medeverdachte A] heeft contact met Opa. [medeverdachte A]
heeft ook contact met [medeverdachte W] . [medeverdachte A] heeft [medeverdachte W] nodig omdat die hem de
tabletten kan leveren. Opa heeft het adres waar de tabletten moeten worden
afgeleverd. De zoon van Opa weet waar hij de spullen dan moet afhalen. Opa en zijn zoon werken samen.
Vraag: Wist de zoon van Opa wat er in de motoren zat?
Antwoord: Ja, alleen de hoeveelheid wist hij niet. Zelf kende ik de hoeveelheid ook niet.
(ED pg's 56-57 / OD pg's 54-55)
Vraag: Met wie had u 3 december 2001 een afspraak?
Antwoord: [medeverdachte A] had die dag een afspraak met Opa en [medeverdachte H] . Eerder had hij
[medeverdachte M] gevraagd of [medeverdachte L] een Witte bus kon rijden. [medeverdachte A] had mij
gevraagd om [medeverdachte K1] op te bellen. [medeverdachte K1] moest gewoon met zijn zwarte wagen
meerijden. Hij moest voor de bus uitrijden.
Wij hadden allemaal afgesproken bij het hotel “De Witte”. [medeverdachte L] was er al met de
bus. [medeverdachte A] en ik waren al met de witte Volkswagen Bora naar het hotel De Witte
gereden. [medeverdachte A] en ik zijn in de auto van [medeverdachte K1] gestapt. De witte bus moest achter
ons aan rijden. Vervolgens zijn we naar het Van der Valk hotel in de buurt van
Heerlen gereden. Daar hebben we de wagens geparkeerd. Opa was er al. [medeverdachte A]
en [medeverdachte L] gingen bij Opa aan tafel zitten. Later kwam [medeverdachte H] er nog bij.
[medeverdachte H] is toen naar buiten gegaan en heeft de witte bus meegenomen. Hij moest de
motoren in de bus laden. Waar hij de motoren wilde halen, weet ik niet, dat
veranderde voortdurend. Nu eens werd gezegd bij [medeverdachte K2] dan weer bij [de broer van medeverdachte K2] . [medeverdachte L] heeft moeten meerijden.
(ED pg's 58-59 / OD pg's 56-57)
De volgende ontmoetingsplaats was het industriegebied van Heerlen. Het duurde
ongeveer een uur voordat [medeverdachte H] met de witte bus kwam aanrijden.
De motoren lagen toen in de auto. Ik denk dat er acht in lagen. In de motoren zaten
de XTC tabletten. Nadat [medeverdachte H] met de bus was teruggekomen, is [medeverdachte L] in de bus
gestapt. [medeverdachte H] en Opa zijn in de Mercedes en [medeverdachte K1] , [medeverdachte A] en ik in de zwarte Opel gestapt. Wij zijn achter Opa en [medeverdachte H] aangereden. Vervolgens zijn [medeverdachte H] en Opa het terrein opgegaan. Wij zijn doorgereden. Ik heb later uit het dossier begrepen dat het bedrijf [firma 1] heette en het terrein in Eschweiler lag. Nadat Opa en [medeverdachte H] het terrein opgereden waren, zijn [medeverdachte A] en ik omgedraaid en het traject teruggereden en zijn we nog een keer langs de sloperij gereden. Vervolgens zijn wij naar Nederland teruggereden.
(ED pg. 60 / OD pg. 58)
Later heb ik [medeverdachte H] zachtjes met [medeverdachte A] horen praten en ik heb opgevangen dat
alles was gelukt.
(ED pg. 61 / OD pg. 59)
[medeverdachte A] en ik zijn toen met de Volkswagen Bora naar Heerlen teruggereden.
[medeverdachte A] wilde absoluut naar Heerlen terugrijden, omdat er de volgende dag nog drie dingen naar Eschweiler moesten worden gebracht en hij dat nog geregeld wilde
hebben. Met [medeverdachte K1] was afgesproken dat hij tegen 23:00-24:00 uur naar het Van der
Valk hotel in Heerlen moest komen. Wij zijn toen bij [medeverdachte W] in de auto gestapt en
samen met hem naar [medeverdachte H] gereden. Er werd besproken dat [medeverdachte L] de
volgende dag in ieder geval nog een keer met de bus naar Eschweiler zou rijden. Er
werd gevraagd of [medeverdachte H] eventueel zou kunnen meerijden.
(ED pg. 62 / OD pg. 60)
We zijn met [medeverdachte W] , [medeverdachte K1] , [medeverdachte A] en ik naar [medeverdachte K2] gereden. Ik zou iets krijgen als de container in Australië aankwam. Ik geloof dat [medeverdachte L] 1000 gulden zou krijgen voor de rit naar Eschweiler.
(ED pg. 63 / OD pg. 61)
Opa wilde in totaal 2,50 gulden (het hof begrijpt: per pil), 1 gulden voor hem en 1,50 voor zijn zoon. [medeverdachte A] zou 2 gulden per pil krijgen. Ik bedoel met Opa of Grand dad, [medeverdachte V (vader verdachte)] .
18. Een uit het Duits in de Nederlandse taal vertaald stuk, [etc...] voor zover -zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte M] :
(ED pg. 80 / OD pg. 78)
Het was het idee van [medeverdachte H] om de firma [firma 1] te gebruiken. [medeverdachte K2] had er ervaring mee om motoren te prepareren. [medeverdachte H] had dat kennelijk al eens met [medeverdachte K2] (het hof begrijpt [medeverdachte K2] ) gedaan. Zo is het idee ontstaan om de
motoren via België of via Duitsland naar Australië te verschepen.
(ED pg. 81 / OD pg. 79)
[medeverdachte K2] had me verteld dat hij eens een container naar Japan had verzonden en dat [medeverdachte H] daar ook bij betrokken was.
[medeverdachte K2] was van mening dat het beter zou zijn om een container vanuit Duitsland te verschepen. [medeverdachte H] heeft de motoren gekocht.
(ED pg. 82 / OD pg. 80)
De motorblokken werden in België besteld.
Deze motoren uit België werden in België opgehaald en naar [medeverdachte K2] gebracht.
Wat ik heb gezien is dat een motorblok was schoongemaakt. De overige motoren zijn ook bij [medeverdachte K2] schoongemaakt. De schoongemaakte motoren zijn vervolgens naar de broer van [medeverdachte K2] gebracht, hij runt ook een autosloperij in Heerlen of Brunssum.
Vraag: Wat bedoelt u met ‘motoren prepareren”
Antwoord: Daarmee bedoel ik dat de XTC-tabletten in de motoren werden gestopt.
(ED pg. 86 / OD pg. 84)
Later heb ik gehoord dat er “hondenspul” - in of op de motor of op de tabletten -
gesproeid moest worden en dat mocht niet vergeten worden, want dat was
belangrijk. Dat heeft [medeverdachte A] tegen [medeverdachte K2] gezegd: Opa, [medeverdachte A] en [medeverdachte K2] stonden
toen bij het motorblok. Ik ga ervan uit dat het ervoor moest zorgen dat honden de
XTC niet konden ruiken als er bij een controle honden zouden worden ingezet.
19. Een uit het Duits in de Nederlandse taal vertaald stuk, [etc...] voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van [medeverdachte M] :
(ED pg. 109 / OD pg. 107)
Op 4 december 2001 hebben we, [medeverdachte A] en ik, [medeverdachte L] ontmoet in het Van der
Valk hotel in Heerlen. [medeverdachte A] en ik zijn met de witte bus naar het bedrijf van [medeverdachte K2] gereden. De medewerker van [medeverdachte K2] zei dat de spullen bij [de broer van medeverdachte K2] waren. We zijn toen naar [de broer van medeverdachte K2] gegaan.
(ED pg. 110 / OD pg. 108)
Ik heb pas op 4 december 2001 gehoord dat de motorblokken daarvoor bij [de broer van medeverdachte K2]
hadden gestaan. Ik weet dat de motorblokken bij [medeverdachte K2] zijn schoongemaakt. Ik weet dat deze motorblokken op 3 december 2001 bij [de broer van medeverdachte K2] zijn opgeladen.
20. Een proces-verbaal [etc...] inhoudende -vertaald en zakelijk weergegeven - als verklaring van [getuige S] :
Ik heb [verdachte] in 1985 leren kennen. Ergens halverwege 2001 heeft [verdachte] met mij gesproken over zijn plannen om een importbedrijf op te gaan zetten voor de distributie van auto-onderdelen via internet. [verdachte] vertelde mij dat hij geen importeursvergunning kreeg voor motoronderdelen omdat hij geen vergunning had als motormonteur. Hij vertelde dat zijn vader, die in Amsterdam woonde, Europese motoronderdelen zou aanleveren via zijn overzeese contacten.
Ik herinner me dat zijn redenen voor een website toen waren dat hij aan de mensen
die hij in het buitenland zou ontmoeten kon laten zien dat hij bezig was een website
op te zetten. De naam van de zaak die [verdachte] aan het opzetten was, was “ [bedrijf X]
”. Kort voordat [verdachte] in juni of juli 2001 naar het buitenland vertrok, heeft hij mij benaderd met de vraag of hij die leegstaande fabriekshal aan de [adres bedrijf X] Brokvale NSW mocht gebruiken. [verdachte] ging ermee akkoord om $ 2000 per maand voor de huur te betalen. De sloten zijn in november 2001 veranderd zodat elke hal een eigen sleutel kreeg. [verdachte] zei ook dat hij niets op zijn naam wilde hebben staan.
In juni of juli 2001 vertrok [verdachte] vanuit Australië naar het buitenland. Hij vertelde mij dat het doel van zijn reis was zijn vader te ontmoeten om met hem de oprichting van een zaak in motoronderdelen te regelen. [verdachte] is vervolgens voor ongeveer drie maanden naar het buitenland vertrokken. Toen hij terug was uit het buitenland vertelde [verdachte] mij dat hij had geregeld dat er mogelijk op 16 november 2001 een container zou binnenkomen. [verdachte] heeft de container beschreven als een
scheepvaartcontainer met houten kratten erin waarin motoren zouden zitten. Ik
herinner me dat [verdachte] zei dat de zending uit ongeveer 20 motoren zou bestaan en
dat deze afkomstig was van een bedrijf genaamd ‘ [naam] ”.
De zending is in november niet aangekomen en ik herinner me dat [verdachte] mij
vertelde dat het transport tot december was uitgesteld.
21. De verklaring van verdachte, afgelegd bij de raadsheer-commissaris op 2 september 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
U vraagt mij hoe men mij bij mijn voornaam noemt in het algemeen. Dat kan zijn [namen] .
Ik was in die periode in Europa voor de duur van 3 maanden en toen ben ik teruggegaan naar Australië. Het jaar voordat ik naar Europa ging is mijn vader naar Australië gekomen. In de tijd dat ik drie maanden in Europa ben geweest, ben ik in totaal 10 dagen in Nederland geweest, in drie verschillende periodes. Toentertijd woonde mijn vader in Nederland en hij vroeg mij, of ik tijdens mijn verblijf in Europa, naar hem in Nederland wilde komen. In die tijd diende ik als een chauffeur voor hem.
U houdt mij EXA/DOC/13 voor (een afdruk van dit stuk wordt aan dit proces-verbaal gehecht, bestaande uit twee pagina’s) (hof: dit betreft het briefje waarop staat geschreven: [bedrijf X] , mr. [betrokkene 2] . [adres bedrijf X] , Brookvale, NSW Australia, [faxnummer 1] [telefoonnummer 1] ). U vraagt mij of dit briefje mij iets zegt. Ik ken de namen en ken het geschreven adres. U vraagt mij of dit een adres is wat door mij is gebruikt. Het is het adres van een fabriek. Mijn vader had mij geld gegeven om die fabriek te huren. Dat geld heeft mijn vader in Nederland aan mij gegeven toen ik wegging, terug naar Australië.
Mr [betrokkene 2] was toentertijd de verloofde van mijn dochter [naam dochter verdachte] . De naam [bedrijf X] is de naam van de club van mijn kinderen.
De fabriek is gehuurd van de heer [getuige S] . Aan hem heb ik AUD 4000 van mijn vader cash betaald.
Met fabriek bedoel ik de ruimte aan de [adres bedrijf X] .
Toen ik terug was van mijn reis uit Europa heb ik, op verzoek van mijn vader, AUD 4000 betaald aan [getuige S] voor de huur van de fabriek.
Toen ik in Europa was vroeg mijn vader mij telkens weer om het adres en het faxnummer van de fabriek die hij wilde huren. Uiteindelijk heb ik mijn dochter gebeld en heb ik gevraagd naar dat adres en dat faxnummer om dat aan mijn vader te kunnen doorgeven.
22. De verklaring van verdachte, afgelegd bij de raadsheer-commissaris op 3 september 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
In 2001 ben ik in Nederland geweest. Ik heb mijn vader toen rond gereden en in dat kader heb ik een aantal mensen gezien. Ik herinner me dat ik een aantal keren [medeverdachte A] heb gezien. Ik heb [medeverdachte A] kort gesproken. Ik heb [medeverdachte M] één of twee keer ontmoet. Hij was altijd samen met [medeverdachte A] . Ik heb hem gesproken. Dat kwam door mijn vader die mij vroeg om hem naar zijn vriend te brengen en dat bleek [medeverdachte M] te zijn. Zoals ik gisteren al verklaarde fungeerde ik toen als chauffeur voor mijn vader. Als ik [medeverdachte M] ontmoette was dat altijd samen met mijn vader. Ik heb [medeverdachte M] een of twee keer ontmoet. Voor zover ik mij herinner waren die een à twee keer dat ik hen heb gezien [medeverdachte M] en [medeverdachte A] altijd samen. Mijn vader was daar dus altijd bij.
23. Een ambtsedig proces-verbaal [etc...] voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 19 oktober 2001 ontving de dienst Internationale Netwerken schriftelijke informatie van de in Nederland gestationeerde Australische verbindingsambtenaar. Het relevante onderdeel uit het bericht luidde:
" [verdachte] arrived in Sydney on the morning of 18 October 2001" (hof: [verdachte] is aangekomen in Sydney op de ochtend van 18 oktober 2001.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat het de bedoeling was dat de motoronderdelen waarin de XTC is aangetroffen vanuit Duitsland zouden worden verscheept naar Australië, naar het adres van [bedrijf X] . Verdachte, die woonachtig was in Australië, heeft begin 2001 gesproken met [getuige S] over het gebruik van een deel van diens fabriekshal voor het op te richten bedrijf, [bedrijf X] . Vanaf medio juli 2001 tot medio oktober 2001 is verdachte naar Europa gekomen en in die periode heeft hij ook bij zijn vader in Amsterdam verbleven. Gedurende de periode in Nederland heeft hij in ieder geval contact gehad met [medeverdachte A] en [medeverdachte M] en is hij aanwezig geweest bij gesprekken tussen [medeverdachte M] , [medeverdachte A] en zijn vader. Ook heeft hij het adres van de fabriekshal van [getuige S] , zijnde het adres waarheen de motorblokken werden verzonden, telefonisch opgevraagd op verzoek van zijn vader, die nauw betrokken was bij het transport. Na zijn terugkomst in Australië op 18 oktober 2001 heeft verdachte, met geld dat hij van zijn vader had gekregen, contant enkele maanden huur aan [getuige S] betaald en deze ruimte daadwerkelijk in gebruik genomen. Aldus heeft hij de afzetlocatie voor de motorblokken geregeld. [medeverdachte M] heeft verklaard dat verdachte zou meedelen in de opbrengst van de pillen.
Uit voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien volgt, naar het oordeel van het hof, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezen verklaarde.
De verweren
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd.
I. invoer in Australië niet ten laste gelegd
Het voorbereiden van doorvoer naar of invoer in Australië door het oprichten van een bedrijf of het beschikbaar houden van een plaats in Australië om de XTC in te voeren is niet begrepen onder de daaraan in tijd en plaats voorafgaande uitvoer uit Nederland naar Duitsland, zelfs wanneer ten laste gelegd is uitvoer als bedoeld in art. 1 lid 5 van de Opiumwet. Het gaat om twee duidelijk (ook in de zin van art 68 Sr) te onderscheiden feiten. Voor het medeplegen van de uitvoer uit Nederland naar Duitsland zoals ten laste gelegd ontbreekt ieder bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat het plan was om XTC-tabletten vanuit Nederland via Duitsland verstopt in motorblokken te verschepen naar Australië. Het hof begrijpt, gelet op de bewijsmiddelen, de tenlastelegging aldus dat sprake was van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de XTC-pillen met tussenbestemming Duitsland (waar de motorblokken ter verscheping in een container zouden worden verpakt) en eindbestemming Australië. Ten laste gelegd is het buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen; niet is ten laste gelegd het uitvoeren naar Duitsland.
Het hof verwerpt het verweer.
II. geen bewuste en nauwe samenwerking
Door de raadsman is aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte actief betrokken is geweest hij het plannen en uitvoeren van het ten laste gelegde feit of dusdanig betrokken is geweest bij zowel de planning als de uitvoering daarvan dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het plan was dat de motorblokken gevuld met XTC-tabletten naar Australië zouden worden verscheept. Voor zover uit de bewijsmiddelen en ook overigens uit het dossier blijkt, was verdachte de enige persoon in Australië die van dit transport (van de XTC-pillen) op de hoogte was. Weliswaar heeft verdachte niet aan de feitelijke uitvoer uit Nederland naar Duitsland deelgenomen, maar hij heeft wel geregeld dat er een opslagruimte in Australië beschikbaar was. Het regelen van een adres in Australië waarheen de motorblokken met daarin de XTC tabletten konden worden verzonden was een essentiële voorwaarde voor het doen uitvoeren van het (totale voorgenomen) transport. Immers zonder afleveradres in Australië konden de XTC-pillen niet worden afgezet op de kennelijk beoogde Australische markt van gebruikers. Verdachte heeft zulks geregeld en heeft zijn vader op de hoogte gebracht van het adres. Vervolgens is hij teruggekeerd naar Australië en heeft de huur van het desbetreffende pand geregeld en betaald. [medeverdachte M] heeft verklaard dat de zoon van opa (zijnde verdachte) weet waar hij de spullen moet afhalen en verdachte en zijn vader samenwerken. Uit de verklaringen van [medeverdachte M] leidt het hof af dat verdachte wist dat er XTC-tabletten in de motorblokken werden verstopt. Verder neemt het hof in aanmerking dat de verdachte een aanzienlijk bedrag (AUD 2.000,00 per maand) aan huur heeft betaald voor de loods. Dit bedrag staat niet in verhouding tot de opslag van slechts een handjevol motorblokken. Ook dit duidt erop dat de verdachte wist dat het om iets anders dan de motorblokken ging.
Voorts is gebleken dat verdachte samen met zijn vader een ontmoeting heeft gehad met [medeverdachte M] . De verklaring van verdachte dat hij weliswaar bij gesprekken aanwezig is geweest, maar niets daarvan heeft kunnen horen, acht het hof niet geloofwaardig. Voorts blijkt uit de verklaring van [medeverdachte M] dat verdachte, indien de export zou slagen, zou delen in de opbrengst van de XTC en wel in een mate (FL 1,50 per pil) die vergelijkbaar is met de medeplegers [medeverdachte V (vader verdachte)] (FL 1,- per pil) en [medeverdachte A] (FL 2,- per pil).
Gelet op bovenstaande heeft verdachte een zodanig belangrijke rol gehad in de taakverdeling rondom het ten laste gelegde transport dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering.
Het hof verwerpt het verweer.
III. verklaring [medeverdachte M] uitsluiten van bewijs
Door de raadsman is aangevoerd dat de belastende verklaringen van [medeverdachte M] ten overstaan van de politie (2002) ook na diens verhoor door de raadsheer-commissaris op 23 april 2015 niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs, terwijl bij uitsluiting van deze verklaringen het wettig en overtuigend bewijs tegen de verdachte voor de ten laste gelegde uitvoer in welke deelnemingsvorm dan ook ontbreekt. Deze verklaringen vormen immers doorslaggevend bewijs voor het opzet van verdachte en kunnen daarom alleen worden gebruikt als de verdediging deze getuige effectief heeft kunnen ondervragen. Daarvan is geen sprake, nu de getuige heeft verklaard zich niets meer te herinneren. Het is dus tijdens het verhoor niet mogelijk geweest voor de verdediging om de beschuldigende verklaring van deze getuige op enige wijze inhoudelijk aan de orde te stellen.
De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat het ondervragingsrecht ten gevolge van aan de Nederlandse autoriteiten toe te rekenen omstandigheden (tijdsverloop ten gevolge van met een eerlijk proces strijdige veroordelingen) ineffectief en in feite illusoir is geworden.
Het hof overweegt het volgende.
[medeverdachte M] heeft in 2002 tegenover de politie een bekennende verklaring afgelegd en daarbij ook verklaard over de betrokkenheid en het aandeel van zijn mededaders. Later tijdens verhoren in het kader van een rogatoire commissie en ter zitting van het hof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 6 augustus 2004 heeft [medeverdachte M] zich beroepen op zijn verschoningsrecht.
Na de verwijzing na herziening door de Hoge Raad is de getuige [medeverdachte M] op 23 april 2015 bij de raadsheer-commissaris gehoord in het bijzijn van de raadsman van verdachte. De getuige kon zich tijdens dat verhoor niet meer beroepen op zijn verschoningsrecht en de verdediging heeft toen de gelegenheid gehad om de getuige te ondervragen en tijdens het verhoor te observeren. De omstandigheid dat [medeverdachte M] op veel van de vragen heeft geantwoord dat hij zich niets meer daarover kan herinneren brengt op zich geen inbreuk mee op het ondervragingsrecht van de verdediging. Ook de omstandigheid dat deze getuige eerst na 15 jaar door de verdediging kon worden bevraagd evenmin. Het is inherent aan getuigenverklaringen dat door tijdsverloop de herinnering afzwakt, maar, het enkele tijdverloop brengt nog niet mee dat er geen inhoudelijke antwoorden op vragen hadden kunnen komen. Het is het hof niet gebleken dat de getuige weigerachtig is geweest op vragen te antwoorden en de verdediging heeft de gelegenheid gehad om de getuige te confronteren met zijn eigen eerder in het kader van deze strafzaak afgelegde verklaringen. De getuige is niet op die verklaringen terug gekomen. Het hof acht derhalve de verklaring van [medeverdachte M] zoals afgelegd tegenover de politie bij deze stand van zaken wel bruikbaar voor het bewijs en verwerpt het verweer. De raadsman heeft, voor het geval het hof tot het oordeel zou komen dat de belastende verklaring van [medeverdachte M] wel kan worden gebruikt, subsidiair verzocht om compensatie door middel van het horen van getuigen. Nu het hof van oordeel is dat de verdediging wel het ondervragingsrecht in de zin van art. 6 lid 3 sub d EVRM heeft kunnen uitoefenen is het eventueel ter compensatie laten horen van getuigen zoals de verhorende ambtenaren niet aan de orde.
IV. verklaring [medeverdachte M] onbetrouwbaar
Door de raadsman is aangevoerd dat de belastende verklaring van [medeverdachte M] d.d. 20 februari 2002 - kort gezegd - niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen en bovendien onbetrouwbaar is.
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer van de raadsman dat de belastende verklaring van [medeverdachte M] onvoldoende wordt ondersteund wordt naar het oordeel van het hof verworpen door de bewijsmiddelen waaruit, in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, het bewezen verklaarde volgt.
Dat de verklaring van [medeverdachte M] onbetrouwbaar zou zijn, omdat hij een duidelijk motief had om verdachte te beschuldigen in verband met de door hem in Duitsland genoten strafkorting, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. De getuige heeft onder ede door de raadsheer-commissaris gehoord, ook niet verklaard dat hij eerder – om in zijn eigen strafzaak eventueel een lagere straf te bekomen – tegenover de politie onjuiste verklaringen heeft afgelegd. Anders dan de raadsman stelt is [medeverdachte M] inhoudelijk niet teruggekomen op zijn belastende verklaring. Voorts houdt de omstandigheid dat [medeverdachte M] eerder is veroordeeld ter zake van meineed niet per definitie in dat aan de betrouwbaarheid van deze verklaring van [medeverdachte M] tegenover de politie moet worden getwijfeld.
Omtrent zijn beweegredenen om te verklaren over zijn eigen aandeel en dat van medeverdachten heeft [medeverdachte M] het volgende gezegd in zijn verhoor op 20 februari 2002 (EXA/V03/02 dossierpagina 62):
“Vraag: waarom vertelt u ons dit allemaal?
Antwoord: Zoals ik al heb aangegeven, heb ik al ongeveer 8 - 9 maanden geleden tegen [medeverdachte A] gezegd dat ik ermee wilde ophouden. Zo eenvoudig is het echter niet om ermee op te houden, omdat je natuurlijk teveel weet. Op een bepaalde manier ben ik daarom blij dat het zo is gelopen en ik een streep kan trekken onder datgene wat in feite mijn leven heeft verwoest (…) Wat vooral belangrijk is, is om het misverstand uit de weg te ruimen dit ik hier (…) zit om mijzelf schoon te spreken, ik wil de verantwoording voor wat ik heb gedaan op mij nemen (…). Van de andere kant is mij echter ook zeer duidelijk dat het zeer gevaarlijk is, wat ik hier allemaal vertel.. Ik wil daarmee natuurlijk niet het leven van mijn familie en mijn vriendin op het spel zetten. Ik weet zelf dat dit kan gebeuren, ook wanneer anderen dat niet zo serieus nemen. Ik was lang genoeg met [medeverdachte A] samen en weet hoe explosief hij kan zijn.”
Deze verklaring van [medeverdachte M] , die op het hof een authentieke indruk maakt, duidt er niet op dat [medeverdachte M] valse verklaringen over medeverdachten heeft afgelegd om er zelf beter van te worden.
Voorts neemt het hof in aanmerking dat de (bekennende) verklaringen van [medeverdachte M] in belangrijke mate steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals de opgenomen vertrouwelijke communicatie, telefoontaps en observaties, het in de woning van [medeverdachte M] aangetroffen briefje met het adres in Australië waarheen de XTC-pillen moesten worden vervoerd en de verklaring van [getuige S] die, in afwijking van wat verdachte zelf verklaart, bevestigt dat een lading motoronderdelen naar de door verdachte van [getuige S] gehuurde loods in Australië zou worden getransporteerd, aanvankelijk in november 2001 en, na uitstel, later in december 2001.
Het hof heeft derhalve geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte M] te twijfelen.
Het hof verwerpt het verweer.
Er zijn, ook overigens, geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan in vorenstaande bewijsoverwegingen gegeven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft meegewerkt aan het plannen van een transport van een grote hoeveelheid (ongeveer 104 kilogram) XTC-tabletten, verstopt in motorblokken met de beoogde eindbestemming Australië. De inbeslaggenomen hoeveelheid XTC-tabletten vertegenwoordigt bovendien een aanzienlijk marktwaarde. Verdachte heeft welbewust gehandeld om, naar blijkt uit de bewijsmiddelen, er financieel beter van te worden. Hij heeft daarbij geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen van gezondheid en sociale veiligheid waartoe de productie van en handel in XTC leiden en voor de ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers van die tabletten.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft voorts gelet op de omstandigheid dat de verdachte, zoals blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 september 2015, niet eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Alles overziend ziet het hof geen reden om een andere straf op te leggen dan een gevangenisstraf van 4 jaren en 3 maanden zoals eerder door de Hoge Raad bepaald, in welke straf reeds rekening is gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn van berechting tot aan het wijzen van het arrest van de Hoge Raad op 6 juni 2006.
Het hof ziet in de verstreken tijd sinds genoemd arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2006 geen reden om de straf verder te matigen, nu dit tijdsverloop inherent is aan de gevolgde procedure bij het Europese Hof. Sinds de beslissing van het EHRM op 10 juli 2012 is naar het oordeel van het hof de nodige voortvarendheid betracht in de herzienings- en verwijzingsprocedure. De Hoge Raad heeft, na indiening van de aanvraag tot herziening op 8 november 2012, binnen 7 maanden (op 4 juni 2013) op die aanvraag beslist. De verstreken tijd van 2 jaar en bijna 5 maanden voor de behandeling bij dit hof is, gelet op de door de raadsheer-commissaris gehouden verhoren, waaronder het verhoor van de verdachte middels een rogatoire commissie in Australië, niet onredelijk lang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. M.A.A. van Capelle, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 28 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.A.A. van Capelle is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.