Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3870, 200.159.191_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3870, 200.159.191_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 oktober 2019
- Datum publicatie
- 27 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:3870
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2014:6684
- Zaaknummer
- 200.159.191_01
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Werkingssfeer van de cao en daarop berustende regelingen in de Metaal en Techniek. Gevolgen daarvan voor hybride ondernemingen, wier personeel in gelijke mate zowel betrokken is bij bedrijfstak gerelateerde werkzaamheden als bij niet-bedrijfstak gerelateerde werkzaamheden.
Uitspraak
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.159.191/01
arrest van 22 oktober 2019
in de zaak van
1 Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek,
2. Stichting Vervroegd Uittreden Metaal en Techniek,
3. Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek,
4. N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken,
5. Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf
(voorheen genaamd Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Loodgieters-,
Fitters-, en Centrale Verwarmingsbedrijf),
alle statutair gevestigd te [vestingingsplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk aan te duiden als de Fondsen en elk afzonderlijk als respectievelijk
SPMT, SVUM, SMT, SMTB en SOOT,
advocaat: mr. M.J.H. Halsema te Rotterdam,
tegen
1 [Onroerend goed] B.V.,hierna aan te duiden als Onroerend Goed,
2. [Rioolservice] B.V.,
hierna aan te duiden als Rioolservice,
3. [Riooltechniek] B.V.,
hierna aan te duiden als Riooltechniek,
4. [aandeelhouder/bestuurder 1] , gedurende de periode van 1 maart 1993 tot 31 mei 2005 vennoot van de per laatstgenoemde datum beëindigde vennootschap onder firma V.O.F. [V.O.F.] en per 31 mei 2005 (indirect) aandeelhouder en bestuurder van geïntimeerden in principaal appel sub 1, 2, 3 en 6,
hierna aan te duiden als [aandeelhouder/bestuurder 1] ,
5. [aandeelhouder/bestuurder 2] , gedurende de periode van 1 maart 1993 tot 31 mei 2005 vennoot van de per laatstgenoemde datum beëindigde vennootschap onder firma V.O.F. [V.O.F.] en per 31 mei 2005 (indirect) bestuurder van geïntimeerden in principaal appel sub 1, 2, 3 en 6,
hierna aan te duiden als [aandeelhouder/bestuurder 2] ,
6. [Holding] B.V., (die op 31 mei 2005 is opgericht), sedert 31 mei 2005 enig aandeelhouder en bestuurder van geïntimeerden in principaal appel sub 1 en sedert 29 januari 2009 (indirect) aandeelhouder en bestuurder van geïntimeerden in principaal appel sub 2 en 3,
hierna aan te duiden als Holding,
alle gevestigd dan wel wonende te [vestigingplaats/woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk ook aan te duiden als [geïntimeerden] ,
advocaat voor geïntimeerden sub 1, 2, 3, 4 en 6: mr. P.H.J.G. van Huizen te Deventer,
geïntimeerde sub 5 thans niet meer in rechte vertegenwoordigd,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 14 juli 2015, 7 juni 2016, 26 september 2017 en 19 februari 2019 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 374046/ CV EXPL 13-1852 gewezen vonnis van 23 juli 2014.
15 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het tussenarrest van 19 februari 2019;
- -
-
de akte houdende uitlatingen van de Fondsen van 16 april 2019, tevens houdende een voorwaardelijk verzoek tot het verlenen van verlof om tussentijds cassatie in te stellen;
- -
-
de akte uitlating van [geïntimeerden] van 16 april 2019;
- -
-
de antwoordakte van de Fondsen van 14 mei 2019;
- -
-
de antwoordakte uitlating van [geïntimeerden] van 14 mei 2019.
Het hof heeft daarna wederom een datum voor arrest bepaald.