Rechtbank Limburg, 23-07-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:6684, 374046 \ CV EXPL 13-1852
Rechtbank Limburg, 23-07-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:6684, 374046 \ CV EXPL 13-1852
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 23 juli 2014
- Datum publicatie
- 11 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2014:6684
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2015:2668, Overig
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:2294, Overig
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4175, Overig
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:2298
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:3870
- Zaaknummer
- 374046 \ CV EXPL 13-1852
Inhoudsindicatie
Fondsen in de Metaal en Techniek vorderen om te verklaren voor recht dat een bedrijf als Werkgever valt onder de werkingssfeer van de bedrijfstakregelingen in de Metaal en Techniek (pensioen en CAO). Fondsen doen ook een beroep op bestuurdersaansprakelijkheid.
Bedrijf voert naast inhoudelijk verweer aan dat er sprake is van schending van de klachtplicht en dat de vordering verjaard is.
Uitspraak
Zittingsplaats Roermond
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 374046 \ CV EXPL 13-1852
Vonnis van de kantonrechter d.d. 23 juli 2014
in de zaak van:
1 de Stichting STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de Stichting STICHTING VERVROEGD UITTREDEN METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
3. de Stichting STICHTING SOCIAAL FONDS METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
4. de Naamloze Vennootschap N.V. SCHADEVERZEKERING METAAL EN TECHNISCHE BEDRIJFSTAKKEN,
gevestigd te Rijswijk,
5. de stichting STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS
VOOR HET TECHNISCH INSTALLATIEBEDRIJF (voorheen genaamd: Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Loodgieters-, Fitters-, en Centrale Verwarmingsbedrijf)
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij in conventie, verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J.H. Halsema,
tegen:
1. de (op 31 mei 2005 opgerichte) besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] ONROEREND GOED B.V. (voorheen achtereenvolgens genaamd: V.O.F. [X] Service en [X] Rioolservice B.V.) sedert 29 januari 2009 enig aandeelhouder en bestuurder van gedaagden sub 2 en 3, gevestigd te Venlo,
2. de (op 29 januari 2009 opgerichte) besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] RIOOLSERVICE B.V., gevestigd te Venlo,
3. de (op 29 januari 2009 opgerichte) besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] RIOOLTECHNIEK B.V., gevestigd te Venlo,
4. de heer [A], gedurende de periode 1 maart 1993 tot 31 mei 2005 vennoot van de per laatstgenoemde datum beëindigde vennootschap onder firma V.O.F. [X] Service en per 31 mei 2005 (indirect) aandeelhouder en bestuurder van gedaagden sub 1, 2, 3 en 6, wonende te Venlo,
5. mevrouw [B], gedurende de periode 1 maart 1993 tot 31 mei 2005 vennoot van de per laatstgenoemde datum beëindigde vennootschap onder firma V.O.F. [X] Service en per 31 mei 2005 (indirect) bestuurder van gedaagden sub 1, 2, 3 en 6, wonende te Venlo,
6. de (op 31 mei 2005 opgerichte) besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] Holding B.V. sedert 31 mei 2005 enig aandeelhouder en bestuurder van gedaagde sub 1 en sedert 29 januari 2009 (indirect) enig aandeelhouder en bestuurder van gedaagden sub 2 en sub 3, gevestigd te Venlo.
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. P.H.J.G. van Huizen.
Eisende partij wordt hierna genoemde “de Fondsen” (vrouwelijk meervoud) en gedaagde partij [gedaagden]. (eveneens vrouwelijk meervoud).
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding d.d. 25 maart 2013
- -
-
de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- -
-
de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- -
-
de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- -
-
de conclusie van dupliek in reconventie
- -
-
de antwoordakte in conventie tevens akte uitlating productie in conventie zijdens de Fondsen
- -
-
het verzoek tot pleidooi aan de zijde van [gedaagden]
- -
-
de producties 3 tot en met 34 ten behoeve van het pleidooi zijdens [gedaagden]
- -
-
het pleidooi d.d. 9 juli 2014
- -
-
de pleitnota’s van partijen.
De Fondsen hebben ten behoeve van het pleidooi een antwoordakte producties tevens akte houdende overlegging producties ingediend, binnengekomen bij de rechtbank op 8 juli 2014. [gedaagden] hebben bezwaar gemaakt tegen de late indiening van deze akte met producties. De kantonrechter zal de producties toelaten, nu zij dit niet in strijd met de goede procesorde acht. Zij overweegt daartoe als volgt. Gebleken is dat het overgrote deel van deze producties reeds is ingediend door [gedaagden] (en daarmee bij hun bekend is) en nog een klein deel nieuw is. Voorts is dit nieuwe deel door de Fondsen tijdens het pleidooi aan de orde gesteld en heeft [gedaagden] daarvan kennis kunnen nemen en daarop kunnen reageren. Wat betreft het toelaten van de antwoordakte hoeft de kantonrechter daarop geen beslissing meer te nemen, nu de Fondsen deze akte eveneens als pleitnota hebben betiteld en hebben voorgedragen zodat deze onderdeel uitmaakt van het procesdossier.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Eiseressen zijn fondsen in de Metaal en Techniek.
De Fondsen zijn belast met de uitvoering van de bedrijfstakregelingen in de Metaal en Techniek. Het administratiekantoor Mn Services N.V., verder MN, is feitelijk met die uitvoering namens de Fondsen belast.
Op 18 december 2000 heeft de heer [accountmanager], accountmanager bij MN, een bezoek gebracht aan V.O.F. [X] Service (hierna: [X] Service). Naar aanleiding hiervan heeft de heer [accountmanager] een werkingssfeerrapport opgesteld. In dit rapport heeft de heer [accountmanager] opgenomen dat de vennootschap zich bezig houdt met werkzaamheden betreffende het onderhouden en herstellen van rioleringen. MN heeft vervolgens aan [X] Service laten weten dat zij met ingang van 1 januari 2001 verplicht is deel te nemen aan de bedrijfstakregelingen in de Metaal en Techniek, waarna de vennootschap met ingang van die datum aan haar verplichtingen heeft voldaan.
Bij brief van 7 juni 2005 heeft de accountant van [X] Service aan MN onder meer laten weten dat de heer [A] van mening is “(..)dat het onderzoek d.d. 18 december 2000 niet zorgvuldig genoeg is geweest om de werkingssfeer van de CAO aan te tonen. In een gesprek van 11 maart 2004 is dit ook met uw accountmanager de heer [C] besproken en is er afgesproken dat wij een overzicht zouden opstellen van de werkzaamheden per werknemer.” Bij deze brief heeft [X] Service het hiervoor genoemde overzicht overgelegd.
Op 22 september 2005 heeft MN aan [X] Service onder meer laten weten: “(..) Uw deelname aan onze regelingen is beëindigd op 01-01-2001 omdat uw bedrijf niet verplicht is gebleken voor de regelingen Pensioen Fonds Metaal en Techniek.” MN heeft vervolgens op 27 september 2005 alle door de rechtsvoorgangster van [X] Service betaalde premies en bijdragen aan haar terugbetaald (zijnde een totaalbedrag van
€ 142.470,29) en haar tevens uitgeschreven van de bedrijfstakregelingen in de Metaal en Techniek.
MN heeft vanaf 2006 aan [X] Rioolservice gevraagd te bevestigen dat zij met ingang van 1 januari 2001 met terugwerkende kracht deelneemt aan de Bedrijfstakregelingen voor de Bouwnijverheid. [X] Rioolservice heeft hierop ontkennend gereageerd.
De Fondsen hebben medio 2007 verzocht om een voorlopig getuigenverhoor, hetgeen door de kantonrechter gehonoreerd is. Op 9 oktober 2007, 8 januari 2008 en 19 maart 2008 zijn de getuigen gehoord, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Partijen zijn hierna op enig moment in onderhandeling getreden, hetgeen niet heeft geleid tot een minnelijke regeling.