Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1053, 200.238.086_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1053, 200.238.086_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 maart 2020
- Datum publicatie
- 25 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1053
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2018:1804
- Zaaknummer
- 200.238.086_01
Inhoudsindicatie
In deze zaak hebben twee fruittelers het Waterschap aansprakelijk gesteld voor de wateroverlast op hun percelen ten gevolge van extreme regenval in juli 2014.
Bij pleidooi heeft het Waterschap zich beroepen op de niet-ontvankelijkheid van een van appellanten, een maatschap. Gebleken is dat de maatschap inmiddels is ontbonden en uit een akte van lastgeving blijkt dat alle activa en passiva van de maatschap zijn overgedragen aan een V.O.F. Dit betekent dat er geen materieel procesbelang meer is, aldus het Waterschap.
Het hof verwerpt dit verweer, kort gezegd, omdat uit de overeenkomst van lastgeving blijkt dat de V.O.F. bevoegd is de vordering namens de maatschap in te stellen c.q. te vervolgen (zie ook HR 16 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2112).
Het Waterschap heeft voorts bezwaar gemaakt tegen een kort voor het pleidooi door appellanten overgelegd rapport. Het hof passeert dit bezwaar, omdat dit rapport niet eerder kon worden overgelegd. Nu van het Waterschap gezien het tijdstip waarop het rapport is overgelegd, namelijk kort voor Kerst en Oud en Nieuw, niet kon worden verwacht daarop ter zitting (voldoende) adequaat te reageren, wordt het Waterschap in de gelegenheid gesteld daarop bij antwoordmemorie te reageren. De zaak wordt daartoe naar de rol verwezen.
Uitspraak
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.238.086/01
arrest van 24 maart 2020
in de zaak van
1 De maatschap [de maatschap 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. De maatschap [de maatschap 2],gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
hierna tezamen aan te duiden als [maatschap 1 en maatschap 2] dan wel afzonderlijk als [de maatschap 1] respectievelijk [de maatschap 2] ,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
De publiekrechtelijke rechtspersoon Waterschap Limburg,
(als rechtsopvolgster van Waterschap Peel en Maasvallei),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als het Waterschap,
advocaat: mr. J.J. Jacobse te Middelburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 april 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 28 februari 2018, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [maatschap 1 en maatschap 2] als eisers en het Waterschap als gedaagde.
1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/228116 / HA ZA 16-671)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding in hoger beroep;
- -
-
de memorie van grieven [met de bijlagen 21, 22 en 23];
- -
-
de memorie van antwoord [met producties 7 en 8];
- -
-
de bij H-3 formulier van 23 december 2019 door het Waterschap toegezonden productie 9, die het Waterschap bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht;
- -
-
de bij H-3 formulier van 30 december 2019 door [maatschap 1 en maatschap 2] toegezonden bijlagen 24 en 25, waarbij bijlage 24 bij pleidooi bij akte in het geding is gebracht en is verzocht ook bijlage 25 in het geding te mogen brengen;
- -
-
de brief van 24 december 2019 van mr. Jacobse waarbij hij bezwaar maakt tegen het als bijlage 25 overgelegde aanvullende expertiserapport; uit deze brief blijkt dat het Waterschap genoemde bijlage 25 - anders dan het hof - al op 24 december 2019 heeft ontvangen;
- -
-
het pleidooi waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.