Rechtbank Limburg, 28-02-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:1804, C/03/228116 / HA ZA 16-671
Rechtbank Limburg, 28-02-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:1804, C/03/228116 / HA ZA 16-671
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 28 februari 2018
- Datum publicatie
- 1 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2018:1804
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:1053
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:2756
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:2274
- Zaaknummer
- C/03/228116 / HA ZA 16-671
Inhoudsindicatie
2. Eisers zijn bessentelers en spreken het waterschap aan omdat zij als gevolg van hevige regenval in 2014 schade hebben opgelopen door mindere oogsten. Zij verwijten het waterschap schending van de zorgplicht. De rechtbank oordeelt dat het aan eisers is om de omstandigheden van het geval te schetsen op een wijze die toetsing aan de zorgplicht mogelijk maakt. Daarbij dienen zij tot feitelijk uitgangspunt te nemen dat er schade is veroorzaakt, maar ook hoe die schade is veroorzaakt en welke maatregelen die schade hadden kunnen voorkomen. Eisers hebben daar niet aan voldaan.
Uitspraak
vonnis
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/228116 / HA ZA 16-671
Vonnis van 28 februari 2018
in de zaak van
1. maatschap
MAATSCHAP [eiser sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats eiser sub 1] ,
2. maatschap
MAATSCHAP H. [eiser sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats eiser sub 2] ,
eisers,
advocaat mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP LIMBURG,
(als rechtsopvolger van Waterschap Peel en Maasvallei)
zetelend te Venlo,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en het Waterschap genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding
- -
-
de conclusie van antwoord
- -
-
de conclusie van repliek
- -
-
de conclusie van dupliek
- -
-
pleitaantekeningen van mr. Goorts en mr. Crooijmans, met productie
- -
-
pleitnotities van mr. Jacobse.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de navolgende feiten. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] telen blauwe bessen. Hun percelen bevinden zich onder meer aan de [weg perceel] te [plaats perceel] .
Het gebied waar de percelen zich bevinden is het landbouwgebied Dorperpeel dat grenst aan het natuurgebied Mariapeel. Het gebied wordt beheerd door het Waterschap Limburg, voorheen Waterschap Peel en Maasvallei.
In de periode van 9 tot 21 juli 2014 is er extreem veel regen gevallen waardoor in het gebied rondom de [weg perceel] wateroverlast is ontstaan. Ook de percelen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben wateroverlast ondervonden doordat percelen onder water hebben gestaan. Als gevolg daarvan is er schade ontstaan aan de bessenstruiken van [eiser sub 1] en van [eiser sub 2] .
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben het waterschap daarvoor aansprakelijk gesteld. Ter onderbouwing van hun claims hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] rapportages overgelegd van Agro Expertiseburo waarin is gerapporteerd over de schade en van ingenieursbedrijf Aveco de Bondt over de oorzaken van de wateroverlast. Laatstgenoemd bureau heeft een rapport en een aanvullend rapport opgesteld. Het aanvullend rapport vermeldt onder meer:
“3.1.1
[...]
Conclusie
Het watersysteem van de Dorperpeel is gevoeliger voor korte hevige buien dan voor
lange natte periodes. Dit blijkt ook uit het feit dat de wateroverlast is ontstaan na een extreme neerslagpiek op 11 juli, terwijl de maand juni een relatief droge maand was. De
dagen voorafgaand aan de extreme neerslag is de geringe aanwezige buffer gevuld door
een aantal flinke buien. De bui van 11 juli kwam waarschijnlijk volledig oppervlakkig tot
afstroming wat tot een overbelasting van het watersysteem heeft geleid. De
maatgevende bui is in dit geval een vijfdaagse periode geweest van 7 juli t/m 11 juli
waarin in totaal 139 mm neerslag is gevallen. De situatie met betrekking tot de
grondwaterstanden was voor deze periode niet uitzonderlijk, doordat peilgestuurde
drainage in de zomer altijd zorgt voor een relatief hoge grondwaterstand en weinig
buffercapaciteit voor het systeem. De herhalingstijd van deze gebeurtenis is daarmee
volledig toe te dichten aan de neerslag in de dagen 7 juli t/m 11 juli en bedraagt, zoals
ook in het rapport van HKV genoemd ca. eens in de 550 jaar. De driedaagse neerslagsom
kwam overeen met een bui die eens in de 650 jaar voorkomt.
Overstromingsnorm
De overstromingsnorm die in de NBW21 benoemd staat en van toepassing is op de watersystemen van de waterschappen focust zich op inundatienormen. Het is niet goed mogelijk een link te leggen met buivolumes/-intensiteiten en de terugkeerperiode hiervan. De norm die tijdens de toetsing in 2010 (en in 2014) gold gaat uit van een afvoer die 1 à 2 dagen per jaar wordt bereikt of wordt overschreden. Een T=1 afvoer. Deze afvoer wordt de maatgevende afvoer genoemd (MA). Watersystemen worden getoetst met verschillende scenario’s. Het watersysteem moet functioneren tijdens een MA. De knelpunten die optreden bij 1,4 MA (1x /10 jaar) en 1,6 MA (1x /25 jaar) worden geïnventariseerd om te bepalen welke maatregelen getroffen zouden worden bij overschrijding van de MA.
[...]
Om in kaart te brengen of de wateroverlast (deels) kan worden toegeschreven aan een onvoldoende gedimensioneerd watersysteem dient onderbouwd te worden of het systeem in staat is de maatgevende afvoer zonder overlast te verwerken. Wat niet geanalyseerd hoeft te worden, is of de wateroverlast die tijdens een calamiteit plaatsvond (zoals in 2014 het geval was) te voorkomen was. Het staat buiten kijf dat het watersysteem niet te dimensioneren is op zo’n extreme gebeurtenis. De vraag die rest, is of er meer gedaan had kunnen worden om de schade zoveel mogelijk te beperken. Deze vraag richt zich op het handelen tijdens de overlastperiode, maar ook op de fysieke staat waarin het watersysteem zich ten tijde van de overlast bevond.”
Het Waterschap wijst aansprakelijkheid af en legt aan zijn stellingen een rapportage ten grondslag van expertisebureau Lemkes en Velthuijs BV., die is opgesteld op verzoek van de verzekeraar van het Waterschap. Daarin is onder meer vermeld:
“29. De neerslag van juli 2014 is aantoonbaar meer dan de stelseldimensionering hoeft te kunnen en het stelsel in kwestie kon verwerken. Bovendien speelt in de gegeven situatie mee dat een naburige teler water loosde zonder over de daarvoor benodigde vergunning te beschikken. In dit verband kon dus zeker gesproken worden van een onvoorziene omstandigheid. Bovendien bevestigt HKV op blz. 53 dat [het waterschap] zich bewust was van de extremiteit van de neerslaggebeurtenis. [Het waterschap] heeft daar ook naar gehandeld. Volgens HKV is vooral ingespeeld op inspectiebeelden van gebiedsbeheerders, meldingen en locale incidenten. Het waterschap deed dus alles wat verwacht mocht worden en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mogelijk was.”
3 Het geschil
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen – samengevat – een verklaring voor recht, dat het Waterschap jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door hen geleden schade, alsmede veroordeling van het Waterschap tot een schadevergoeding, op te maken bij staat, en tot betaling van kosten.
Het Waterschap voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de vorderingen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.