Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-11-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3509, 200.276.010_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-11-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3509, 200.276.010_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 november 2020
- Datum publicatie
- 5 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:3509
- Formele relaties
- Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2021:2316
- Zaaknummer
- 200.276.010_01
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht WWZ. Ontslag op staande voet. Verwijzing door HR na verwerping bewijsaanbod door ander hof. Bewijswaardering na horen getuigen.
Uitspraak
Team Handelsrecht
Uitspraak: 12 november 2020
Zaaknummer: 200.276.010/01
in de zaak in hoger beroep van:
[de werknemer] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: “ [de werknemer] ”,
advocaat: mr. M. Ledesma Marin,
tegen
[B.V.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: “ [de werkgever] ”,
advocaat: mr. R. Simons,
als vervolg op de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gegeven beschikking in de zaak met zaaknummer 200.214.082 van 28 augustus 2017 die door de Hoge Raad is vernietigd bij beschikking van 5 oktober 2018 en waarbij de zaak is verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing (ECLI:NL:HR:2018:1846).
1 Het geding in eerdere instanties
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 18 januari 2017, naar de hiervoor genoemde beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 augustus 2017 en naar de hiervoor genoemde beschikking van de Hoge Raad van 5 oktober 2018, alsmede naar de in deze beschikkingen genoemde processtukken.
2 Het geding in hoger beroep na verwijzing
Het verloop van de procedure na cassatie en verwijzing blijkt uit:
- de memorie na cassatie en verwijzing van [de werknemer] , ingekomen ter griffie op 16 maart 2020;
- de antwoordmemorie na verwijzing van [de werkgever] , ingekomen ter griffie op 18 mei 2020;
- de op 20 augustus 2020 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:
- [de werknemer] , bijgestaan door mr. M. Ledesma Marin;
- [HR-manager] , HR-manager, namens [de werkgever] , bijgestaan door mr. R. Simons;
- de ter zitting door [de werknemer] overgelegde spreekaantekeningen.
3 De verzoeken in hoger beroep na verwijzing
[de werknemer] heeft - na wijziging ter zitting (samengevat) verzocht dat het hof de beschikking van de kantonrechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [de werkgever] zal veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding uitgaande van een datum indiensttreding van 1 juli 2011;
- [de werkgever] zal veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 6.388,24 bruto wegens onregelmatige opzegging;
- [de werkgever] zal veroordelen tot betaling van € 50.000,00 als billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW, althans een ander door het hof te bepalen bedrag;
- alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente; en
- [de werkgever] zal veroordelen in de proceskosten.
[de werkgever] heeft in de antwoordmemorie na verwijzing (samengevat) geconcludeerd dat het hof de verzoeken van [de werknemer] opnieuw zal afwijzen onder aanvulling en verbetering van gronden van de beschikking van het hof Arnhem-Leeuwarden van 28 augustus 2017, met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten. Ter zitting heeft [de werkgever] toegelicht dat voornoemde conclusie zich niet uitstrekt tot het verzoek van [de werknemer] tot betaling van de transitievergoeding omdat tussen partijen niet meer in geschil is dat sprake is van opvolgend werkgeverschap.