Home

Hoge Raad, 20-03-1998, ZC2611 AG7390 AH6581, 8947 (R97/12)

Hoge Raad, 20-03-1998, ZC2611 AG7390 AH6581, 8947 (R97/12)

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid in cassatie; fax houdende cassatieverzoekschrift ter griffie binnengekomen? Schadestaatprocedure.

Uitspraak

20 maart 1998

Eerste Kamer

Rek.nr. 8947 (R97/12 HR)

CS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiser],

wonende op Curaçao, Nederlandse Antillen,

EISER tot cassatie,

advocaat: mr E.J.W.F. Deen,

t e g e n

de openbare rechtspersoon DE NEDERLANDSE ANTILLEN,

gevestigd te Willemstad op Curaçao, Nederlandse Antillen,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 21 april 1994 gedateerd verzoekschrift heeft eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - zich gewend tot het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, met het verzoek verweerder in cassatie - verder te noemen: het Land - te veroordelen om aan [eiser] te betalen (a) NAƒ 26.500,-- ter zake van materiële schade, en (b) NAƒ 60.000,-- ter zake van immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente.

Het Land heeft de vordering bestreden.

Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft bij tussenvonnis van 12 september 1994 een comparitie van partijen gelast.

Bij conclusie van repliek heeft [eiser] zijn vordering onder (a) vermeerderd met een bedrag van NAƒ 175.000,--, ver- meerderd met de wettelijke rente.

Vervolgens heeft het Gerecht in Eerste Aanleg bij tus- senvonnis van 31 juli 1995 partijen in de gelegenheid gesteld hun stellingen desgewenst aan te vullen.

Bij eindvonnis van 4 maart 1996 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg de vordering afgewezen.

Tegen het eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Bij vonnis van 29 oktober 1996 heeft het Hof voormeld eindvonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg vernietigd. Opnieuw rechtdoende heeft het Hof het Land veroordeeld om aan [eiser] te betalen NAƒ 4.500,-- met de wettelijke rente daarover vanaf 22 april 1994 en het meer of anders gevorderde afgewezen.Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het Land heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Bakels van 21 november 1997 strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn verzoek. De aanvullende conclusie van de Advocaat-Generaal Bakels van 9 januari 1998 strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het vonnis van het Hof is uitgesproken op 29 oktober 1996. De laatste dag van de cassatietermijn viel op woensdag 29 januari 1997. Ter griffie van de Hoge Raad is een cassatie- verzoekschrift bezorgd, dat is gedateerd 29 januari 1997, maar blijkens het daarop geplaatste stempel op 30 januari 1997 - dus na het einde van de termijn - bij de Hoge Raad is ingekomen.

Nadat het Openbaar Ministerie op 21 november 1997 had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, heeft de advocaat van [eiser] in een op 3 december 1997 gedateerde en op 8 december 1997 bij de Hoge Raad ingekomen brief onder meer gesteld: "in overleg met de griffie van de Hoge Raad is het cassatieverzoekschrift op 29 januari 1997 per fax om 17.26 uur verzonden." Bij de brief is overgelegd een "confirmation report" van 29 januari 1997, 17.29 uur, met onder meer de vermeldingen "to [001]" "pgs 05" en "status OK".

Het in het "confirmation report" vermelde faxnummer is het nummer van de op de civiele griffie van de Hoge Raad aanwezige faxapparatuur. De binnenkomst van de fax is niet door het faxapparaat van de Hoge Raad geregistreerd, hetgeen echter niet kan leiden tot de conclusie dat de fax niet is binnengekomen, aangezien dat apparaat op 29 januari 1997 nog niet op een zodanige registratie was afgesteld. Op grond van voormelde brief van de advocaat van [eiser] en het daarbij gevoegde "confirmation report" neemt de Hoge Raad aan dat de fax de griffie van de Hoge Raad langs electronische weg op 29 januari 1997 tussen 17.26 en 17.29 uur heeft bereikt, doch vervolgens - door een niet opgehelderde oorzaak - hetzij niet is afgedrukt, hetzij na te zijn afgedrukt in het ongerede is geraakt. Nu in elk van deze beide gevallen sprake is van een omstandigheid die niet voor rekening van [eiser] behoort te komen, is de Hoge Raad van oordeel dat het verzoekschrift geacht moet worden op de laatste dag van de termijn vóór 24.00 uur te zijn binnengekomen en derhalve binnen de cassatietermijn ter griffie te zijn ingediend (HR 16 februari 1996, NJ 1997, 55).

[eiser] is derhalve ontvankelijk in zijn cassatieberoep.

4. Beoordeling van het middel

[eiser] heeft als schadevergoeding wegens onrechtmatige detentie vier bedragen gevorderd, die corresponderen met vier schadeposten, waarvan er drie betrekking hebben op materiële schade en een op immateriële schade.

Het Hof heeft de drie ter zake van materiële schade gevorderde bedragen als niet onderbouwd en onaannemelijk afgewezen en het ter zake van immateriële schade gevorderde bedrag gedeeltelijk toegewezen.

Het middel betoogt dat het Hof in plaats daarvan ambts- halve had dienen te beslissen dat het Land is gehouden aan [eiser] de door hem geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

Het middel faalt. Het Hof heeft met betrekking tot de drie ter zake van materiële schade opgevoerde schadeposten kennelijk de mogelijkheid van schade niet aannemelijk geoor- deeld en met betrekking tot de gevorderde immateriële schade het mogelijk geacht deze schade dadelijk in het vonnis te begroten en toe te wijzen. In deze situatie bestond er voor het Hof geen aanleiding partijen naar de schadestaatprocedure te verwijzen.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassa- tie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Land begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Korthals Altes, Neleman, Heemskerk en Jansen, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 20 maart 1998.