Hoge Raad, 22-09-1999, AA2866, 34798
Hoge Raad, 22-09-1999, AA2866, 34798
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 september 1999
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Zaaknummer
- 34798
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 september 1998 betreffende de aan haar voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 33.474,--.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 33.450,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
Voorzover in het middel wordt betoogd dat een gerechtshof gehouden is in alle gevallen waarin de belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, de tegenpartij in de kosten van het geding te veroordelen, faalt het. Weliswaar heeft als hoofdregel te gelden dat in een zodanige situatie een proceskostenveroordeling wordt uitgesproken, maar een gerechtshof mag daarvan, mits gemotiveerd, afwijken indien daartoe grond bestaat. Voorzover in het middel wordt betoogd dat het Hof op onjuiste gronden heeft besloten geen proceskostenveroordeling toe te kennen, faalt het eveneens. Het Hof heeft als zodanige gronden aangemerkt dat het enige punt waarop belanghebbende ten dele in het gelijk is gesteld pas bij het motiveren van het beroepschrift ter sprake is gebracht, en pas tijdens de zitting cijfermatig onderbouwd, en voorts dat de Inspecteur, blijkbaar vanwege het geringe belang, heeft afgezien van zijn processuele mogelijkheden zich te verzetten tegen het ter zitting alsnog overleggen van gegevens betreffende dat punt. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.