Home

Hoge Raad, 14-10-2003, AJ1396 AN9520, 00643/03

Hoge Raad, 14-10-2003, AJ1396 AN9520, 00643/03

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 oktober 2003
Datum publicatie
14 oktober 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AJ1396
Formele relaties
Zaaknummer
00643/03
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 287

Inhoudsindicatie

(Voorwaardelijk) opzet op medeplegen van doodslag.

Uitspraak

14 oktober 2003

Strafkamer

nr. 00643/03

EdK/ABG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 december 2002, nummer 22/000262-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (China) op [geboortedatum] 1963, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord De Grittenborgh" te Hoogeveen.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 december 2001 - het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de bij inleidende dagvaarding onder 3 tenlastegelegde periode voorzover dit de periode voor 1 juli 1997 en na 7 november 1997 betreft en de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 2 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "medeplegen van moord", 2. "medeplegen van doodslag" en 3. "een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland terwijl hij weet dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot veertien jaren gevangenisstraf.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In het middel wordt geklaagd dat het Hof de bewezenverklaring van feit 2 ontoereikend heeft gemotiveerd, nu uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.

3.2.1. Ten laste van de verdachte is, voorzover hier van belang, bewezenverklaard dat:

"1. hij in de nacht van 13 op 14 augustus 1997 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade een man, genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels af te vuren op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.

2. hij in de nacht van 13 op 14 augustus 1997 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een man, genaamd [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, door opzettelijk met een vuurwapen kogels af te vuren op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2] en met een mes, meermalen, te steken in het lichaam van die [slachtoffer 2], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden."

3.2.2. Die bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:

"ten aanzien van feit 1 primair en 2 subsidiair;

1. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 21 november 2001.

De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 21 november 2001 verklaard -zakelijk weergegeven-:

Ik ben in augustus 1997 aanwezig geweest bij een bespreking met [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in de woning aan de [a-straat] nummer [1] te [plaats A]. Er is toen gesproken over [slachtoffer 1]. [Betrokkene 1] wilde [slachtoffer 1] ombrengen.

2. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal van politie Haaglanden, onderdeel Den Haag/Escamp bureau Soesterbergstraat, genummerd PL 1503, gesloten en ondertekend te Rijswijk op 8 december 1997 door C.M. van Houwelingen en O.A. van den Berg, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als de op 8 december 1997 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 3] (V4-70, blz 78 e.v.):

U vraagt mij wiens idee het was om [slachtoffer 1] op te wachten bij het snookercentrum. Het is van te voren besproken met [betrokkene 1], [verdachte] en [betrokkene 2]. Ik was daar ook bij. Er werd niet afgesproken wie zou schieten. We hadden wel allemaal een mes. De genoemde drie mannen en ik zijn tenslotte meegegaan om de twee Chinezen af te regelen. Dit was op 13 of 14 augustus 1997. We zijn naar het snookercentrum gereden, omdat we wisten dat [slachtoffer 1] daar vaak kwam. Ik weet niet hoe lang we gewacht hebben, maar op een gegeven moment zagen we dat [slachtoffer 1] op een fiets aangereden kwam. Achterop zat een andere Chinees, de man van foto 2 ([slachtoffer 2]). Ik hoorde een schot en zag dat [slachtoffer 1] en de andere Chinees van de fiets vielen. Er volgde nog een paar schoten.

3. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal van politie Haaglanden, onderdeel Den Haag/Escamp bureau Soesterbergstraat, genummerd PL 1503, gesloten en ondertekend te Rijswijk op 8 december 1997 door C.M. van Houwelingen en O.A. van den Berg, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als relaas van verbalisanten voornoemd (V1-143, blz 148 e.v.):

In de verklaring van [betrokkene 3] wordt verwezen naar fotobladen. De aangehaalde fotobladen betreffen:

foto 2: [slachtoffer 2]

4. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal van politie Haaglanden, Peking- Team, gesloten en ondertekend te 's-Gravenhage op 17 november 1997 door A. Engels en F.J. Jespers, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als relaas van verbalisanten voornoemd (V1-15, blz 15 e.v.):

Nadat wij, verbalisanten, [betrokkene 1] twee fotobladen met daarop afgebeeld personen hadden getoond, verklaarde [betrokkene 1]:

Foto 4: Die persoon ken ik als [slachtoffer 1].

Als bijlage zijn bij dit proces-verbaal gevoegd:

De getoonde fotobladen, met daarop afgebeeld de personen:

Foto 4: [slachtoffer 1].

5. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd geschrift, Dossiernummer 197/97, Not.Parketnr. AN 30.46.101.090/97, opgesteld en ondertekend te Wilrijk op 17 november 1997 door Dr. C. de Meijere, Gerechtelijk Geneeskunde Evaluatie Menselijke Schade, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven- (RA3-359, blz 359 e.v.):

Ondergetekende werd aangesteld als deskundige met opdracht (onder meer) over te gaan tot de lijkschouwing van de beide niet geïdentificeerde stoffelijk overschotten van het mannelijk geslacht, aangetroffen te Schelle op 16 augustus 1997. De schouwingen werden uitgevoerd op zaterdag 17 augustus 1997.

Onbekend lijk 1:

Traumatische letsels:

- Ingangswonde van een ballistisch projectiel in been

- Ingangswonde van een ballistisch projectiel in wang

- Snij-steekwonden, al dan niet op diverse plaatsen, in arm, elleboog, sleutelbeenstreek, schouderblad streek, flank, lumbaalstreek, gluteusstreek, rug, knieholte, handwortel.

Besluit:

1. Lijk in ontbinding van een normaal gebouwde man, waarschijnlijk een Aziaat.

2. Het lijk vertoonde kogelwonden en snij-steekwonden. Deze letsels werden in het verslag beschreven.

3. Rond de hals bevond zich een touw.

4. De opgelopen letsels zijn van die aard dat zij de dood hebben kunnen veroorzaakt.

Onbekend lijk 2:

Traumatische letsels:

- Ingangswonde van een ballistisch projectiel vóór de oorschelp ter hoogte van de rechter hemithorax en de rug. Thorax: Zowel de rechter als de linker long werden ter hoogte van de bovenkwab doorboord.

Besluit:

1. Lijk in ontbinding van een normaal gebouwde man, waarschijnlijk een Aziaat.

2. Het lijk vertoonde kogelwonden.

3. Rond de hals bevond zich een koord.

4. De opgelopen letsels zijn van die aard dat zij de dood hebben kunnen veroorzaken.

6. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal van politie Haaglanden, onderdeel Den Haag/Escamp bureau Soesterbergstraat, dienst G.G.O. III, gesloten en ondertekend te 's-Gravenhage op 19 augustus 1997 door A.T.M. Domhof en F.J. Jespers, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als relaas van verbalisanten voornoemd (Z1-23, blz 23 en 24):

Op 19 augustus 1997 toonde wij, verbalisanten, [betrokkene 4] een aantal overzichtsfoto's van de gerechtelijke politie te België waarop staan afgebeeld de eigendommen en kledingstukken van de twee op 16 augustus 1977 in Schelle (België) aangetroffen stoffelijke overschotten. Tijdens het zien van de foto's verklaarde [betrokkene 4]:

"De foto's die u mij toont zijn de eigendommen en kledingstukken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarover ik in mijn aangifte van vermissing heb verklaard. Ik zal u per foto verklaren:

D1, dat is de foto van de ketting en hanger van [slachtoffer 1],

D2, dat is de foto van de achterzijde van de hanger van [slachtoffer 1],

D3, dat is de foto van het horloge van [slachtoffer 1],

D4, dat is de foto van de broek van [slachtoffer 1], die hij vlak voor zijn verdwijning aanhad,

D5, dat is de foto van het shirt van [slachtoffer 1], dat hij aanhad vlak voor zijn verdwijning, ik herken het aan de kleurstelling en het krokodilletje,

D6, dat is de foto van de schoen van [slachtoffer 1], die hij droeg vlak voor zijn verdwijning.

A1, dat is de foto van Duits geld, een pakje sigaretten en een aansteker. Ik herken dat als eigendom van [slachtoffer 2], [slachtoffer 2] rookt Marlboro sigaretten en de aansteker is ook van [slachtoffer 2], die heb ik vaker bij hem gezien,

A2, dat is de foto van de schoen van [slachtoffer 2], ik herken de schoen als een schoen van [slachtoffer 2],

A3, dat is de foto van het shirt dat [slachtoffer 2] dat hij droeg vlak voor zijn verdwijning.

Ik weet zeker dat de foto's die u mij toont alle eigendommen en kledingstukken zijn van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Ik kan mij daar zeker niet in vergissen.

7. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal, nummer LJN PL1503/1997/21595, van politie Haaglanden, onderdeel Den Haag/Laak-Escamp, Peking-Team, gesloten en ondertekend te 's-Gravenhage op 23 oktober 1997 door F.J. Jespers en J.L.M. Vosse, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als de op 23 oktober 1997 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van aangeefster [betrokkene 4] (Z1-141,blz 142):

[...] heette in China [slachtoffer 2].

De echte naam van mijn vriend [...] is [slachtoffer 1].

8. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal, nummer LJN PL1503/1997/21595-2, van politie Haaglanden, bureau Soesterberglaan, gesloten en ondertekend te Rijswijk op 11 december 1997 door M.A. Bragonje, hoofdagent van politie Haaglanden, en mede ondertekend na nazien en goed bevonden door K.W.T. van Lingen, brigadier van politie Haaglanden onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als relaas van verbalisant Bragonje voornoemd (RA-3-blz 333 ev):

Weergave autopsierapport:

Op maandag 18 augustus 1997 (het hof leest, gezien het hiervoor genoemde bewijsmiddel nummer 6, 17 augustus 1997) verrichtte Dr. C. de Meyere, Gerechtelijk Geneeskundige te België de lijkschouwing op het stoffelijk overschot van het slachtoffer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Het bleek dat het stoffelijk overschot van het slachtoffer [slachtoffer 2] meerdere kogel- en snij-steekwonden bevatte en het stoffelijk overschot van het slachtoffer [slachtoffer 1] meerdere kogelwonden bevatte.

9. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal, van politie Haaglanden, Peking-Team, gesloten en ondertekend op 1 december 1997 door H.J.J. Bouma en F.B.G.M. ten Dam, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als de op 1 december 1997 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 5] (V5-117,blz 117 ev):

In augustus van dit jaar vertelde mijn man, [betrokkene 1], dat hij samen met de mannen van de foto nummer 3 ([betrokkene 3]), 10 ([verdachte] (het hof leest hier [verdachte])) en 12 ([betrokkene 2]) die [slachtoffer 1] van foto nummer 4 en een andere Chinees hebben vermoord. Hij vertelde mij dat zij op de avond van de moorden met z'n vieren die twee mannen hebben opgewacht bij een snookercentrum in Den Haag. Hij vertelde mij dat één van zijn broers een wapen bij zich had. Ze waren met z'n vieren om te kunnen voorkomen dat die twee mannen, die ze hebben doodgemaakt konden weglopen. Mijn man vertelde mij dat, toen die twee eraan kwamen en merkten dat ze werden opgewacht, [slachtoffer 1] vervolgens zijn pistool probeerde te pakken. Vervolgens werd [slachtoffer 1] toen neergeschoten. Nadat de lijken waren vastgebonden moest de auto snel gehaald worden.

Daarna zijn de lijken in de auto gelegd. [Betrokkene 2] en [verdachte] zijn toen weggegaan en mijn man en [betrokkene 3] hebben de lijken naar België gebracht.

10. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal, van politie Haaglanden, Den Haag/Laak-Escamp, Peking-Team, gesloten en ondertekend op 8 december 1997 door H.J.J. Bouma en F.B.G.M. ten Dam, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als de op 8 december 1997 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 6] (V3-31, blz 32 ev):

[verdachte] is bij de moorden aanwezig geweest.

[Betrokkene 1], [betrokkene 2], [verdachte] en [betrokkene 3] kwamen bij elkaar en maakten plannen om de Peking Chinees te vermoorden. Zij wilden eerst naar de woning van de Peking Chinees aan de [b-straat] te [plaats A] gaan. Ik heb gehoord dat zij de Peking Chinees naar buiten wilden lokken. Daarna wilden zij meegaan naar zijn woning om hem te vermoorden. Het is die avond niet doorgegaan. De dag van de moord zijn [verdachte], [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 3] met zijn vieren weggegaan. Bij het weggaan zei [betrokkene 1] dat zij naar het snookercentrum zouden gaan om te kijken of daar die Peking Chinees aanwezig zou zijn. Toen zij terugkwamen vertelden zij dat die Peking Chinees dood was. De Peking Chinees was op de fiets en achterop zat nog een persoon. [Betrokkene 1] vertelde dat de Peking Chinees het eerste het schot kreeg en de andere man later. Uit wat [betrokkene 1] zei maakte ik op dat er meerdere malen geschoten was. [Betrokkene 3] heeft daarbij in het wilde weg met een mes op de tweede persoon gestoken omdat deze niet dood ging. [verdachte] en [betrokkene 2] stonden aan twee kanten, zodat de twee mannen niet weg konden vluchten. Nadat zij terug kwamen, na de moord, werd er door [verdachte] drie- of vierhonderd gulden op tafel gegooid evenals een mobiele telefoon en een treinkaartje naar Amersfoort die van de Peking Chinees afkomstig waren. [Verdachte] heeft de telefoon later weggegooid.

11. De verklaring van de getuige [betrokkene 1] ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2002.

De getuige [betrokkene 1] heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2002 verklaard -zakelijk weergegeven-:

Ik heb mijn plannen om mijn probleem met [slachtoffer 1] op te lossen besproken met [betrokkene 3] en mijn broers. Dit hield in dat ik [slachtoffer 1] wilde afmaken. Het zou kunnen dat dit op 10 augustus 1997 is geweest. [Verdachte] was bij deze bespreking aanwezig.

Op 11 augustus 1997 ben ik op de route naar het station met [verdachte] langs het huis van [slachtoffer 1] gereden.

12. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal, van politie Haaglanden, Peking-Team, gesloten en ondertekend op 3 december 1997 door A. Engels en F.J. Jespers, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als de op 3 december 1997 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (V1-69, blz 77):

Ik heb de Peking Chinezen met een pistool en een mes gedood.

13. een als bijlage bij het ambtsedige proces-verbaal van politie Haaglanden, LJN PL1503 1997/21.595, opgemaakt en ondertekend te Rijswijk op 13 november 1997 door M.A. Bragonje en K.W.T. van Lingen respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Haaglanden, gevoegd ambtsedig proces-verbaal, van politie Haaglanden, Peking-Team, gesloten en ondertekend op 4 december 1997 door A. Engels en F.J. Jespers, beide hoofdagent van politie Haaglanden, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:

als de op 4 december 1997 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (V1-79, blz 83 ev):

Ik zat constant te denken hoe ik [slachtoffer 1] kon afregelen. Ik heb besloten dat ik hem naar een rustige plaats zou lokken. Omstreeks 4 of 5 augustus 1997 heb ik besloten dat het snookercentrum de beste plaats zou zijn om hem te beschieten. Het is daar namelijk 's avonds erg stil en er zijn veel bomen daar. [Slachtoffer 1] kwam daar ook veel. Ik heb omstreeks 5 of 6 augustus 1997 een wapen en patronen gekocht. Nadat ik het pistool had gekocht, bedacht ik dat ik een auto moest huren, omdat mijn BMW niet handig zou zijn. Ik heb toen de Opel Astra gehuurd die op de foto stond die u mij eerder heeft getoond. De achterkant was handiger om er iets in te doen dan mijn BMW. Op 13 augustus 1997 ging ik weer observeren bij het snookercentrum. Ik zag [slachtoffer 1] snookeren. Ik ben teruggegaan naar de woning van [betrokkene 6]. Mijn broers [betrokkene 2] en [verdachte], [betrokkene 6], een meisje [betrokkene 7] en [betrokkene 3] waren daar. Ik vertelde tegen [betrokkene 3] dat [slachtoffer 1] in het snookercentrum was. Vervolgens zijn [verdachte], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en ik naar buiten gegaan. Mijn beide broers wisten ook van alle slechte dingen die [slachtoffer 1] met mij wilde doen. Ik heb dit aan hen verteld. Ik ging naar het snookercentrum. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar buiten kwam. Ik zag toen [slachtoffer 1] naar buiten kwam dat er nog een persoon bij hem was. Ik wist dat ze langs mij zouden fietsen. Ik moest in korte tijd bedenken of ik het wel of niet zou doen. Ik besloot dat ik door moest gaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] voorop de fiets zat, de andere man zat achterop. Ik heb geschoten en raakte [slachtoffer 1] en ze vielen van de fiets. Beiden lagen op de grond. Ik liep op hen af en schoot op hen. De andere man liep weg en ik heb in zijn richting geschoten. De man lag vervolgens op de grond. Ik heb hem nog wel gestoken. Vervolgens heb ik [slachtoffer 1] vastgebonden. Hij maakte geen geluid meer. Het lichaam heb ik in een plastic zak gedaan. De andere man is ook vastgebonden. De lichamen zijn in deauto geladen."

3.3. De in het verkorte arrest opgenomen bewijsoverweging houdt het volgende in:

"Naar het oordeel van het hof is voor de bewezenverklaring dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de levensberovende handeling, zoals onder 1 respectievelijk 2 tenlastegelegd, niet noodzakelijk dat (bewezen wordt dat) de verdachte de levensberovende handeling daadwerkelijk zelf (mede) voor zijn rekening heeft genomen. Voor een dergelijke bewezenverklaring volstaat immers dat sprake is geweest van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. Het hof heeft de overtuiging bekomen dat zulks het geval is, en wel op grond van navolgende feiten en omstandigheden: de verdachte en zijn mededaders handelden in gelijke gezindheid volgens een gezamenlijk voorgenomen plan strekkende tot de verwezenlijking van hetzelfde doel, de verdachte was ter plaatse aanwezig toen de slachtoffers om het leven werden gebracht, welke fysieke aanwezigheid getalsmatig een wezenlijk bijdrage moet hebben geleverd aan de eliminatie van de kans van de slachtoffers zich tegen de onderhavige aanslag succesvol te verdedigen dan wel daaraan te ontvluchten."

3.4. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof vastgesteld:

a) dat de verdachte en zijn drie mededaders het plan hebben opgevat om [slachtoffer 1] van het leven te beroven;

b) dat zij zich daartoe in de late avond of de nacht van 13 op 14 augustus 1997 naar een snookercentrum hebben begeven waar die [slachtoffer 1] geregeld kwam en waar deze ook toen was en dat zij daar hebben gewacht tot [slachtoffer 1] naar buiten zou komen;

c) dat een van verdachtes mededaders was gewapend met een geladen pistool en dat alle betrokkenen een mes bij zich hadden;

d) dat men met zijn vieren was gekomen om de vlucht van [slachtoffer 1] te voorkomen;

e) dat toen vervolgens [slachtoffer 1] naar buiten kwam in gezelschap van [slachtoffer 2], verdachtes mededader eerst op [slachtoffer 1] en vervolgens op [slachtoffer 2] heeft geschoten die van de door [slachtoffer 1] bereden fiets afvielen;

f) dat [slachtoffer 2] heeft getracht te vluchten, doch deze is gevallen waarna hij door een van verdachtes mededaders, meermalen met een mes is gestoken;

e) dat de verdachte en een van zijn mededaders zodanig positie hadden gekozen dat de twee mannen niet konden wegvluchten.

3.5. 's Hofs klaarblijkelijke oordeel dat verdachtes opzet in elk geval in voorwaardelijke zin ook gericht was op de dood van [slachtoffer 2], is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de betrokkenen, die allen gewapend waren, genoemde [slachtoffer 1] bij een voor het publiek toegankelijk snookercentrum hebben opgewacht en dat de verdachte,toen [slachtoffer 1] in gezelschap van een ander, [slachtoffer 2], naar buiten kwam zijn rol is blijven vervullen, ook toen [slachtoffer 2] probeerde te vluchten en toen, nadat zulks was mislukt, deze door een van verdachtes mededaders meermalen met een mes werd gestoken.

3.6. Uit het voorgaande vloeit voort dat het middel tevergeefs is voorgesteld.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 14 oktober 2003.