Hoge Raad, 20-04-2004, AN9379, 00810/02
Hoge Raad, 20-04-2004, AN9379, 00810/02
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 april 2004
- Datum publicatie
- 20 april 2004
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2004:AN9379
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AN9379
- Zaaknummer
- 00810/02
Inhoudsindicatie
1. Bewijsbestemming ex art. 225 Sr van prospectussen/brochures. 2. Bewezenverklaring van oplichting van meer dan 550 personen toereikend gemotiveerd mede in het licht van het verweer in feitelijke aanleg.
Ad 1. Zonder nadere motivering kunnen prospectussen/brochures, waarin in strijd met de waarheid is vermeld dat de activiteiten van vereniging X worden gecontroleerd door de stichting Y met een onafhankelijk bestuur, niet worden aangemerkt als een geschrift, waaraan voor het bewijs van de daarin gestelde onafhankelijkheid van en controle door de stichting in het maatschappelijk verkeer een zodanige betekenis pleegt te worden toegekend, dat sprake is van een geschrift met bewijsbestemming ex art. 225 Sr. Ad 2. Het hof acht oplichting van meer dan 550 personen die met verdachte hebben gecontracteerd bewezen en werkt dit in de bewijsmiddelen ten aanzien van vier contractanten uitvoerig uit en wat de overige contractanten betreft minder uitvoerig. HR acht bewezenverklaring toereikend gemotiveerd en neemt daarbij mede in aanmerking dat het in feitelijke aanleg gevoerde verweer zich heeft toegespitst op de stelling dat van oplichting in het geheel geen sprake was omdat de contracten niet vals waren en de kopers geen onware informatie hebben ontvangen – welke stelling door de bewijsmiddelen wordt weerlegd – en het verweer niet inhield dat de overige contractanten niet op dezelfde wijze als de contractanten van wie de oplichting in de bewijsmiddelen uitvoerig is uitgewerkt op het informatiemateriaal zijn afgegaan en op basis daarvan de contracten hebben gesloten en hebben betaald.
Uitspraak
20 april 2004
Strafkamer
nr. 00810/02
KD/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 juli 2001, nummer 21/002065-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 8 augustus 2000 - de verdachte ter zake van 1. "het medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij telkens opdracht tot het feit heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging" en "het medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij telkens opdracht tot het feit heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging", 2. "het medeplegen van oplichting, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij telkens opdracht tot het feit heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging" en 3. "als bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven" veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarde zoals in het arrest omschreven. Tevens heeft het Hof de vorderingen van de nader aangeduide benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte te hunnen behoeve een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de overige benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, een en ander zoals in het arrest vermeld.
1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Voorts heeft mr. Knoops een "aanvullend schriftuur van cassatie" ingediend, die evenwel eerst na afloop van de bij de wet gestelde termijn bij de griffie van de Hoge Raad is ingekomen.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft bij conclusie en aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie en de aanvullende conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal.
3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.1. De middelen, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, betreffen het ontbreken van schriftelijke aantekeningen en stukken, welke de verdachte bij gelegenheid van zijn laatste woord ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2001 zou hebben overgelegd, maar die zich niet bij de stukken van het geding in hoger beroep zouden bevinden.
3.2. Naar de kern genomen behelzen de middelen, blijkens de daarop gegeven toelichtingen, de klacht dat het onderzoek in hoger beroep nietig is, omdat het Hof ten onrechte geen kennis heeft genomen van documenten die konden dienen ter weerlegging van de tenlastelegging en tot bewijs van de juistheid van de verweren die de verdachte op de terechtzitting van het Hof van 5 juli 2001 heeft gevoerd.
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 5 juli 2001 houdt met betrekking tot het laatste woord van de verdachte het volgende in:
"Ik wil beginnen met de volgende opmerkingen. Op de optiebeurs is niet verloren, maar daar is een winst behaald van 84% (Ik verwijs naar doc. 83). De uitgelote participaties zijn uitbetaald. Ecobel is niet op de bonnefooi begonnen in Suriname. Ik verwijs naar het bijgesloten jaarverslag van de United Dutch Group N.V. en de rapportage van de universiteit van Wageningen die ten grondslag hebben gelegen aan de werkwijze zoals die door Ecobel is gehanteerd. Gelet op de geschatte overwaarde was de door Ecobel opgezette financiële constructie mogelijk. Voor het verloop van de investeringen verwijs ik verder naar de bijgevoegde stukken. Ik blijf erbij dat hetgeen ik heb gedaan gerechtvaardigd was, zowel tegenover de investeerders als mijn financiële positie (Ik verwijs naar D 98). Vele afnemers hebben mij gesmeekt om het hout alsnog te laten kappen zodat de investeerders toch nog hun geld kunnen krijgen. Het is aan het openbaar ministerie te wijten dat dit project is mislukt. Ecobel had zonder meer gecontinueerd moeten worden.
Voor het overige voert verdachte het laatste woord overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde schriftelijke aantekeningen. De griffier heeft deze aantekeningen gehecht aan dit proces-verbaal."
3.4. Aanvankelijk bevonden zich bij de door het Hof aan de Hoge Raad ingezonden stukken niet de in voormeld proces-verbaal bedoelde aangehechte bescheiden. Op verzoek van de plaatsvervangend Procureur-Generaal heeft het Hof aan de Hoge Raad alsnog een afschrift van het proces-verbaal met alle bijlagen doen toekomen, waarna een afschrift van de stukken aan de raadsman is gezonden. De middelen missen derhalve feitelijke grondslag.
4. Beoordeling van het vijfde middel
4.1. Voorzover het middel erover bedoelt te klagen dat het Hof ten aanzien van de onder 1 bewezenverklaarde, hierna onder 5.2 weergegeven, feiten ten onrechte art. 56 Sr niet heeft toegepast heeft de verdachte daarbij geen redelijk belang. Toepassing van art. 56 Sr ten aanzien van feit 1 zou immers niet tot een ander strafmaximum hebben geleid in verband met de toepasselijkheid van art. 57 Sr ten aanzien van dit feit en de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. In dit opzicht is het middel vruchteloos voorgesteld.
4.2. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beoordeling van het achtste middel
5.1. Het middel klaagt erover dat het Hof in het onder 1 bewezenverklaarde feit ten onrechte, althans ongemotiveerd, een aantal "prospectussen/brochures over Ecobel" heeft aangemerkt als "geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin gestelde te dienen".
5.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard:
"dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel op tijdstippen in de periode van 1 augustus 1996 tot en met 1 oktober 1998 te Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
1. een (groot) aantal contract(en), (o.m.) gesloten met de personen zoals vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijst 1 en lijst 2 en
2. een aantal prospectussen/brochures over Ecobel en
3. een rapport gedateerd "Arnhem, 9 januari 1998" genaamd:
"BASRALOKUS HOUT
DE EIGENSCHAPPEN EN HET GEBRUIK
Een korte samenvatting,
Rapport geschreven door:
dr ir J. Hendrison, F.S.S. Forestry Support Services B.V.
(privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen)"
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het daarin gestelde te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel en/of zijn/haar mededader(s) (telkens) valselijk ad 1. in voornoemde contract(en) onder meer vermeld dat:
- zakelijk weergegeven -
a. koper(s) (van verkoper Ecobel) een of meer houtopstand(en) in het Kabo-gebied te Suriname in (economisch) eigendom, dan wel het exploitatierecht hiervan krijgen, terwijl de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel in werkelijkheid ten tijde van het sluiten van die overeenkomst(en) (telkens) niet bevoegd was/waren die rechten over te dragen en
ad 2. in voornoemde prospectussen/brochures (telkens) vermeld dat de activiteiten van ECOBEL worden gecontroleerd door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden die een onafhankelijk bestuur heeft, zulks terwijl in werkelijkheid in het bestuur van die Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden geen van de Vereniging Ecobel en/of de Stichting ECOBEL onafhankelijke personen zitting hadden en er geen toezicht/controle door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden werd uitgeoefend en ad 3. de cijfers in het hoofdstuk "marktwaarde", welk hoofdstuk is overgenomen uit een notitie d.d. 9 januari 1998 van dr. ir. J. Hendrison in voornoemd rapport veranderd in "voor gerede producten US$ 800 (gezaagd hout) - US$ 1600 (parket) c.i.f. per m3", zulks terwijl die cijfers onder het hoofdstuk "marktwaarde" in voormelde notitie van dr. ir. J. Hendrison in werkelijkheid "voor gerede producten US$ 400 (gezaagd hout) - US$ 650 (parket) c.i.f. per m3" waren en op het voorblad van voornoemd rapport F.S.S. Forestry Support Services B.V. in verband gebracht met de Landbouwuniversiteit van Wageningen, zulks terwijl in werkelijkheid F.S.S. Forestry Support Services B.V. geen "privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen" is,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel de feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)
en
dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel op tijdstippen in de periode van 1 augustus 1996 tot en met 1 oktober 1998 te Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van na te noemen valse of vervalste geschriften, als waren die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, te weten:
1. een (groot) aantal contracten, (o.m.) gesloten met de personen zoals vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijst 1 en lijst 2, inhoudende (zakelijk weergegeven) o.m. dat de in de voornoemde contracten vermelde "koper" de (economische) eigendom dan wel het exploitatierecht kreeg geleverd van een of meer houtopstanden en
2. een aantal prospectussen/brochures over Ecobel, inhoudende (zakelijk weergegeven) o.m. dat de activiteiten van Ecobel worden gecontroleerd door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden die een onafhankelijk bestuur heeft, en
3. een rapport gedateerd "Arnhem, 9 januari 1998" genaamd:
"BASRALOKUS HOUT
DE EIGENSCHAPPEN EN HET GEBRUIK
Een korte samenvatting,
Rapport geschreven door:
dr ir J. Hendrison, F.S.S. Forestry Support Services B.V.
(privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen)", inhoudende (zakelijk weergegeven) o.m. dat als marktwaarde "voor gerede produkten US$ 800 (gezaagd hout) - US$ 1600 (parket) c.i.f. per m3" wordt genoteerd, zijnde (elk) een geschrift bestemd om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, bestaande dat gebruikmaken hierin dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel en/of zijn/haar mededader(s) aan (een) koper(s) van een of meer voornoemde houtopstanden als bewijs van zijn/haar belegging, een exemplaar van voornoemde contracten en/of voornoemd rapport van dr ir J. Hendrison ter informatie opstuurde(n) bestaande dat valse of vervalste (telkens) hierin dat
ad 1: de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel in werkelijkheid niet bevoegd was/waren de economische eigendom, dan wel het exploitatierecht van een of meer houtopstanden over te dragen en
ad 2: in het bestuur van de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden geen van de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel onafhankelijke personen zitting hadden en/of er geen toezicht/controle door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden werd uitgeoefend en
ad 3: als marktwaarde voor gezaagd hout door dr ir J. Hendrison in zijn notitie van 9 januari 1998 (bijlage 3.3 in G014) in werkelijkheid $400 en voor parket c.i.f. per m3 $650 was vermeld en/of F.S.S. Forestry Support Services B.V. in werkelijkheid geen "privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen" is, terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel de feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)."
5.3. De in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende woorden "bestemd om tot bewijs te dienen" zijn daarin klaarblijkelijk gebezigd in de betekenis die daaraan toekomt in art. 225 Sr.
5.4. Blijkens de bij het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2001 gevoegde pleitnotities (blz. 29) is aldaar door de verdediging het verweer gevoerd dat de in de tenlastelegging onder 1 genoemde prospectussen/brochures geen bewijsbestemming hebben als bedoeld in art. 225 Sr.
5.5. Blijkens de inhoud van de bewijsmiddelen heeft het Hof als vaststaand aangenomen dat in de bedoelde prospectussen/brochures, die ter informatie omtrent de activiteiten en doelstellingen van Ecobel werden toegezonden aan in informatie over Ecobel geïnteresseerden, telkens in strijd met de waarheid was vermeld dat de activiteiten van Ecobel worden gecontroleerd door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden en dat die Stichting een onafhankelijk bestuur heeft.
Zonder nadere motivering, welke ontbreekt, kan uit die enkele vaststelling niet worden afgeleid dat deze prospectussen/brochures kunnen worden aangemerkt als een geschrift waaraan voor het bewijs van de daarin gestelde onafhankelijkheid van en controle door de vermelde Stichting in het maatschappelijk verkeer een zodanige betekenis pleegt te worden toegekend, dat er sprake is van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen in de zin van art. 225 Sr.
5.6. Het middel treft in zoverre doel.
5.7. Wat betreft dit telkens onder 2 en onder ad 2 in de bewezenverklaring van feit 1 opgenomen onderdeel kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de verdachte ter zake van telkens het desbetreffende onderdeel vrijspreken. Daardoor wordt de aard en ernst van het onder 1 bewezenverklaarde in zijn geheel niet aangetast.
6. Beoordeling van het negende middel
6.1. Het middel behelst de klacht dat het, hierboven onder 5.2 weergegeven, onder 1 bewezenverklaarde feit niet voldoende met redenen is omkleed, voorzover het betreft het onderdeel, kort gezegd, dat de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel in werkelijkheid ten tijde van het sluiten van de contracten niet bevoegd was/waren aan de kopers een of meer houtopstand(en) in het Kabo-gebied te Suriname in (economische) eigendom over te dragen, dan wel het exploitatierecht hiervan over te dragen. In de toelichting wordt gesteld dat het Hof zonder nadere motivering niet heeft kunnen aannemen dat
Ecobel niet gerechtigd was het exploitatierecht inzake de economische eigendom van de houtopstand aan de kopers over te dragen.
6.2. Blijkens de bewijsmiddelen heeft het Hof ten aanzien van het vorenbedoelde onderdeel van het onder 1 bewezenverklaarde feit het volgende vastgesteld.
(i) Blijkens de desbetreffende contracten verkoopt en levert de Stichting Ecobel voor Ecobel Suriname aan [betrokkene 1] respectievelijk aan [betrokkene 2] als koper het exploitatierecht inzake het economische eigendom van bepaalde houtopstanden in het Kabo-gebied. De koper verkrijgt naar luid van de overeenkomst voorts een bepaalde hoeveelheid m³ houtopstand in eigendom voor het bedrag van de koopsom. De kopers hebben de overeengekomen koopsom voldaan.
(ii) Blijkens het desbetreffende, door de Stichting Ecobel uitgegeven, eigendomscertificaat is de certificaathouder/koper [betrokkene 3] eigenaar van een bepaalde houtopstand. Voorts heeft deze volgens dit certificaat de rechten inzake de bosbouwconcessie ter grootte van 38.000 hectare tropisch oerwoud en betreft de economische eigendom een bepaalde hoeveelheid m³ hout op 10 hectare bosgrond, terwijl naar luid van de bijbehorende voorwaarden de Stichting Ecobel namens Ecobel Suriname verkoopt en levert aan [betrokkene 3] als koper het exploitatierecht inzake de economische eigendom van de bepaalde houtopstand in het Kabo-gebied. De koper heeft de verschuldigde koopsom voldaan.
(iii) NV [A] bezit concessies op percelen bosgrond in Suriname. Deze bosgrond is eigendom van de Surinaamse overheid en deze concessies geven NV [A] het recht om in die gebieden stammen af te oogsten, te verwerken en door te verkopen. De overeenkomst tussen de Vereniging Ecobel en NV [A] houdt onder meer het volgende in.
NV [A] verbindt zich jegens Ecobel om jaarlijks een deel groot 1000 hectare van aan NV [A] toekomende concessiegebieden met uitsluiting van derden ter beschikking te stellen voor de exploitatie van daarop voorkomende houtsoorten. De Vereniging Ecobel verbindt zich dit areaal te exploiteren "teneinde gedurende een periode van een jaar het beschikbaar gestelde areaal van 1000 hectare te hebben afgebakend". De Vereniging Ecobel zal gedurende het eerste jaar van de overeenkomst aan NV [A] in het afgebakende gebied per kubieke meter hout een bepaalde prijs verschuldigd zijn, waarvan betaling zal plaatsvinden zodra de afbakening op 10 hectare is geschied. Ecobel of de aan Ecobel gelieerde belegger verkrijgt met de betaling van deze bedongen prijs per kubieke meter de bomen op stam in eigendom. Ecobel is gerechtigd bomen op stam door te verkopen c.q. te plaatsen aan/bij investeerders die aan en/of via Ecobel gelieerd zijn aan het project. Er bestaat geen relatie tussen de klanten van Ecobel en NV [A]
(iv) Voormelde overeenkomst van de Vereniging Ecobel met NV [A] houdt als belangrijkste voorwaarde in dat de Vereniging Ecobel het exploitatierecht pas kan doorverkopen als aan twee voorwaarden is voldaan: (a) het te exploiteren gebied moet zijn afgebakend; dit houdt in dat door lijnkappen een gebied van 10 hectare zichtbaar wordt; de aldus zichtbaar gemaakte houtopstanden worden "bomen op stam" genoemd, en (b) deze "bomen op stam" mogen pas door Ecobel doorverkocht worden als daarvoor een bepaald koopbedrag was betaald aan NV [A] Tot het moment waarop aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan Ecobel geen exploitatierecht of houtopstanden doorverkopen.
(v) De onder (iv) bedoelde koopsom is door Ecobel niet aan NV [A] voldaan en de percelen zijn niet afgebakend.
6.3. Het Hof heeft op grond van zijn vaststellingen en de aan het Hof voorbehouden uitleg van de overeenkomsten met de kopers klaarblijkelijk en niet onbegrijpelijk aangenomen dat het hier gaat om een, kennelijk niet louter verbintenisrechtelijk bedoelde, constructie, waarbij de Stichting Ecobel het exploitatierecht van het aan de Vereniging Ecobel krachtens haar overeenkomst met NV [A] toekomende - in de contracten met de kopers als economische eigendom aangeduide - exploitatierecht inzake de houtopstanden aan de kopers verkocht en overdroeg. Volgens de, niet onbegrijpelijke, aan het Hof voorbehouden, uitleg van het contract tussen de Vereniging Ecobel en NV [A] kwam aan de Vereniging Ecobel het bedoelde exploitatierecht slechts voorwaardelijk toe, hielden de voorwaarden in dat de Vereniging Ecobel het in dat contract bedoelde exploitatierecht eerst verkreeg in geval het desbetreffende gebied was afgebakend en de overeengekomen koopprijs per kubieke meter hout aan NV [A] was betaald en mocht de Vereniging Ecobel totdat aan die voorwaarden was voldaan geen exploitatierechten aan derden overdragen. Voorts heeft het Hof, evenmin onbegrijpelijk, aangenomen dat de bedoelde voorwaarden nog niet waren vervuld.
Daarvan uitgaande en in aanmerking genomen dat volgens de desbetreffende overeenkomsten de kopers reeds door de betaling van de door hen aan de Stichting Ecobel verschuldigde koopsom een bepaalde houtopstand "in eigendom" zouden hebben verkregen - welke houtopstand de Stichting Ecobel noch de Vereniging Ecobel noch "Ecobel Suriname" in eigendom toebehoorde - heeft het Hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk aangenomen dat de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel bij het sluiten van de overeenkomsten met de kopers in werkelijkheid niet bevoegd was/waren de in de bewezenverklaring bedoelde rechten namens Ecobel Suriname met het beoogde (goederenrechtelijke) rechtsgevolg over te dragen aan die kopers. De bewezenverklaring is derhalve op het hier aan de orde zijnde punt toereikend gemotiveerd.
6.4. Het middel faalt.
7. Beoordeling van het dertiende middel
7.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit, voorzover het betreft het onderdeel dat de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel tezamen en in vereniging met een ander "een groot aantal personen zoals vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijsten 1 en 2" hebben "bewogen tot" afgifte van het aldaar vermelde bedrag niet voldoende door bewijsmiddelen wordt geschraagd. Blijkens de toelichting maakt de bewijsconstructie "niet inzichtelijk (...) hoe personen in casu tot de onderhavige investeringen zijn gekomen".
7.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard:
"dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel op tijdstippen in de periode van 1 augustus 1996 tot en met 12 maart 1999 te Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens)
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgre(e)p(en) en door een samenweefsel van verdichtsels, een (groot) aantal personen, zoals vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijsten 1 en 2, ook wel
"Koper(s)" genoemd, heeft/hebben bewogen tot afgifte van ruim f 12.000.000,-, te weten (een) investering(en)/beleggingen tot een bedrag van ruim f 12.000.000,- in een bosbouwproject in Suriname waarmee de economische eigendom en/of het exploitatierecht van een of meer houtopstand(en) werd(en) gekocht hebbende de valse hoedanigheid en/of listige kunstgrepen en/of samenweefsel van verdichtsels hierin bestaan dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd de Vereniging Ecobel) en de Stichting Ecobel en haar mededader(s):
toen daar opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- zich bij voornoemde personen (kopers) hebben gepresenteerd als (een op verantwoorde bosbouw georiënteerde) beleggingsinstelling dan wel beleggingsconsortium dan wel als "financiële dienstverlener met een eigen beleggingsprodukt voor investeerders en beleggers" en
- in een aantal verschillende landelijke dagbladen hebben geadverteerd en in versies van de uitgegeven en aan (potentiële) beleggers toegezonden prospectus(sen) over Ecobel hebben vermeld - zakelijk weergegeven -:
- dat de Nederlandse overheid zou hebben besloten dat er vanaf het jaar 2000 hoofdzakelijk verantwoord geproduceerd hout geïmporteerd mag worden en
- dat dit hout met een groene sticker zou worden gekenmerkt en
- het project nu door een onafhankelijke certificerende instantie, S.G.S., uit Oxford zou worden gecontroleerd en
- rond november 1998 het eerste hout met pré-keurmerk vanuit Suriname zou worden geëxporteerd naar Nederland en
- de Reclame Code Commissie enkele belangrijke punten van het product van Ecobel zou hebben beoordeeld en dat Ecobel o.a. zou hebben kunnen aantonen dat het rendement van 11,6 % gegarandeerd zou zijn en dat Ecobel het enige houtfonds zou zijn met een dergelijke prestatie en/of
- brieven en/of "artikelen" aan (potentiële) kopers/beleggers/inleggers heeft/hebben verstuurd, te weten:
+een brief met als aanhef: "Geachte geïnteresseerde" met onder meer de passage: "Ecobel heeft een succesvol jaar achter de rug. De beleggingsafdeling behaalde een rendement van 84% op jaarbasis en is daarmee de best scorende beleggingsinstelling van Nederland geworden" en
+een brief met als aanhef: "Geachte geïnteresseerde" met onder meer de passage: "Inmiddels hebben de eerste investeerders een bonusuitkering ontvangen van ruim 60% op jaarbasis. Tevens is dhr Dr Ir J. Hendrison, verbonden aan de Universiteit van Wageningen, geconsulteerd om de bosbouwplannen verder te ontwikkelen. (...) Tevens wordt met behulp van uw investering en die van de Nederlandse overheid het oerwoud beschermd."
+een "artikel" waarin het beleggingsprodukt van Ecobel wordt belicht, waarvan het woord "advertorial" onleesbaar was gemaakt, waardoor er bij voornoemde (potentiële) kopers/beleggers/inleggers een valse voorstelling van zaken werd gewekt;
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel de feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)."
7.3. Met betrekking tot het in deze klacht bedoelde bestanddeel houden de bewijsmiddelen als zakelijk weergegeven vaststellingen van het Hof het volgende in.
(i) Bij huiszoekingen in het kantoorpand van Ecobel en in de woning van onder anderen de verdachte zijn in totaal 557 overeenkomsten aangetroffen, die Ecobel had gesloten met investeerders. Deze overeenkomsten zijn van de zijde van Ecobel ondertekend door de verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte]. Het overgrote deel van deze overeenkomsten is gesteld ten name van een met name genoemde wederpartij en door deze ondertekend. Twee overeenkomsten zijn "aan toonder" uitgegeven en door een onbekend gebleven investeerder ondertekend. Deze (verschillende modellen) overeenkomsten, gebruikt in de periode augustus 1996 tot en met september 1998, hebben gemeen dat zij, zakelijk weergegeven, inhouden dat door de Stichting Ecobel of de Vereniging Ecobel (het exploitatierecht van) de economische eigendom van een bepaalde, van een nummer voorziene, houtopstand aan de koper wordt verkocht en geleverd tegen betaling van een bepaalde koopsom. Op lijst 1 en 2 zijn de namen van de personen met wie een zodanig contract is gesloten opgenomen, voorzien van het in het desbetreffende contract vermelde nummer van de houtopstand(en) en van het door de bewuste koper betaalde bedrag van de koopsom. De investeringen betreffen in totaal een bedrag van ruim ƒ 12.000.000,--.
(ii) Van drie kopers, [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3], is het desbetreffende contract, dat overeenkomt met een van de beschreven modellen, in extenso opgenomen.
(iii) Eveneens in extenso zijn opgenomen onder meer brochures van Ecobel ("beleggen met Eco-waarde"), een rapport van dr.ir. Hendrison over Basralokus hout, advertorials, artikelen, diverse advertenties in een landelijk dagblad met voor nadere informatie een telefoonnummer van Ecobel en een aan Ecobel te zenden antwoordcoupon, (nieuws)brieven van Ecobel aan geïnteresseerden, een (model)brief, naar aanleiding van een verzoek om informatie, met het bijbehorende informatiepakket (prospectus) en het standaard inschrijvingsformulier van Ecobel. Dat inschrijvingsformulier houdt, zakelijk weergegeven, in dat de potentiële belegger, na invulling van zijn persoonlijke gegevens, te kennen geeft te willen investeren in participaties en verzoekt de desbetreffende contracten toegezonden te krijgen. Het formulier bevat voorts de gelegenheid aan te geven op welke wijze men na ondertekening van de toegezonden contracten de verschuldigde koopsom wenst te voldoen en bevat tevens de mogelijkheid aan te geven of de inschrijver het contract thuis wenst te tekenen of ten kantore van Ecobel.
(iv) De verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en van een andere investeerder, [betrokkene 4], houden onder meer in dat zij via een advertentie contact hebben opgenomen met Ecobel, waarna zij informatie, zoals een informatiepakket, brochures, artikelen en een rapport van dr. Hendrison over Basralokus hout hebben toegezonden gekregen, en dat zij naar aanleiding daarvan contact hebben opgenomen met de verdachte en/of anderen van Ecobel. Op basis van de verkregen informatie zijn zij vervolgens de desbetreffende contracten aangegaan en hebben zij de verschuldigde koopsom voldaan. De verklaring van [betrokkene 3] houdt onder meer in dat hij naar aanleiding van een folder van Ecobel over beleggen met Eco-waarde een aanmeldingsformulier aan Ecobel heeft gezonden, het desbetreffende bedrag aan Ecobel heeft overgemaakt en nadien van Ecobel het overeengekomen eigendomscertificaat heeft ontvangen.
7.4. Uit vorenaangeduide bewijsmiddelen heeft het Hof vooreerst niet onbegrijpelijk afgeleid dat een groot aantal personen, zoals vermeld op aan de dagvaarding gehechte lijsten, met de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel een contract heeft gesloten waarbij de economische eigendom of het exploitatierecht van een of meer houtopstanden in Suriname werd gekocht en dat deze personen in dat verband telkens een bepaald bedrag, tot een totaal van ruim ƒ 12.000.000,--, aan Ecobel hebben voldaan. Voorts kan uit de bewijsmiddelen volgen dat [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] door onder meer de inhoud van de genoemde brochures en bescheiden zijn bewogen tot hun investeringen in het bedoelde bosbouwproject in Suriname, een en ander op de wijze als in de bewezenverklaring van feit 2 vermeld. Vervolgens heeft het Hof uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, kennelijk afgeleid dat de gang van zaken bij het tot stand komen van de contracten een zodanig vast en algemeen patroon vertoonde dat moet worden aangenomen dat ook de overige, met naam, nummer van de houtopstand en geïnvesteerd bedrag vermelde personen op overeenkomstige wijze tot het aangaan van de contracten en hun beleggingen zijn bewogen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het verweer dat de verdediging in feitelijke aanleg heeft gevoerd zich, voorzover hier van belang, heeft toegespitst op de stelling dat de contracten met de investeerders niet vals waren en de kopers geen onware informatie hebben ontvangen - welke stelling wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen - en het verweer niet inhoudt dat de investeerders met wie door Ecobel is gecontracteerd niet op dezelfde wijze als [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] op het, onder meer naar aanleiding van tot het algemene publiek gerichte advertenties op hun verzoek door Ecobel toegezonden, onder de bewijsmiddelen opgenomen, (standaard)informatiemateriaal zijn afgegaan en op basis daarvan de contracten hebben gesloten en de koopsom hebben betaald.
Aldus is de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd.
7.5. De klacht treft geen doel.
7.6. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel voor het overige niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
8. Beoordeling van het derde, het vierde, het zesde, het zevende, het tiende, het elfde, het twaalfde en het veertiende middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
9. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
10. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voorzover het betreft de in het onder 1 bewezenverklaarde feit telkens onder 2 en onder ad 2 vermelde onderdelen;
Spreekt de verdachte vrij van vorenbedoelde onderdelen;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 20 april 2004.