Hoge Raad, 18-02-2005, AS3640, C03/292HR
Hoge Raad, 18-02-2005, AS3640, C03/292HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 februari 2005
- Datum publicatie
- 18 februari 2005
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2005:AS3640
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AS3640
- Zaaknummer
- C03/292HR
Inhoudsindicatie
18 februari 2005 Eerste Kamer Nr. C03/292HR RM/AT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. [Eiser 1], wonende te [woonplaats], 2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats], 3. [Eiseres 3], gevestigd te [vestigingsplaats], 4. [Eiseres 4], gevestigd te [vestigingsplaats], 5. [Eiseres 5], gevestigd te [vestigingsplaats], 6. [Eiseres 6], gevestigd te [vestigingsplaats], EISERS tot cassatie, advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei, t e g e n Mr. Lucas Jacob VAN EEGHEN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V., kantoorhoudende te Amsterdam, VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr. H.J.A. Knijff. 1. Het geding in feitelijke instanties...
Uitspraak
18 februari 2005
Eerste Kamer
Nr. C03/292HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiseres 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [Eiseres 4],
gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [Eiseres 5],
gevestigd te [vestigingsplaats],
6. [Eiseres 6],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
Mr. Lucas Jacob VAN EEGHEN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft bij exploten van 29 april 1998 (onder meer) eisers tot cassatie - verder gezamenlijk te noemen: [eiser] c.s. dan wel afzonderlijk te noemen onderscheidenlijk: [eiser 1], [eiser 2], [eiseres 3], [eiseres 4], [eiseres 5] en [eiseres 6] - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. Na vermeerdering en vermindering van eis heeft de curator gevorderd, voor zover in cassatie van belang:
1) a. in het geval dat [eiser 1] en [eiser 2] de bevindingen neergelegd in het KPMG rapport van 6 februari 2001 wensen te betwisten op grond dat de door KPMG gehanteerde cijfers niet juist zijn: te verklaren voor recht dat [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort in het faillissement van [A] en hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de curator van dit tekort, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 1998;
b. subsidiair: te verklaren voor recht dat [eiser 1] en [eiser 2] aansprakelijk zijn voor de schade, die het gevolg is van de door hen gepleegde wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen jegens [A] en/of haar crediteuren en hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de curator van die schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 1998;
2) [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk te veroordelen - voorzover een veroordeling op grond van de sub 1.1 ingestelde vorderingen hiertoe niet reeds strekt - tot betaling van de door Staal Bankiers N.V. geleden schade ten gevolge van de financiering door de bank van [A] op grond van onjuiste informatie, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 1998;
3) [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk te veroordelen om bij wege van voorschot op de hiervoor genoemde vorderingen te betalen ƒ 2.000.000,--, althans zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vaststellen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 1998;
4) te vernietigen althans (ver-)nietig(-d), althans onrechtmatig te verklaren:
a. de overeenkomsten gesloten door [A] en [eiseres 3] (althans de opdrachten van [A] aan [eiseres 3]) vanaf 1 januari 1995;
b. althans de betalingen voor faillissement door [A] aan [eiseres 3] ad ƒ 276.204,88;
c. de overeenkomsten gesloten door [A] en [eiseres 6] (althans de opdrachten van [A] aan [eiseres 6]) vanaf januari 1995;
d. althans de betalingen van [A] aan [eiseres 6] van ƒ 126.538,37;
e. de betalingen door [A] aan [eiseres 4] van ƒ 61.800,--;
f. de overeenkomst tussen [A] en [eiseres 4] welke geleid heeft tot betaling door [A] van ƒ 219.302,-- ten behoeve van [eiseres 4] aan derden;
5) [eiseres 3] te veroordelen ƒ 841.857,80 te betalen aan de curator, althans zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vaststellen, althans de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door [A], althans 29 april 1998;
6) [eiseres 6] te veroordelen ƒ 631.538,37 te betalen aan de curator, althans zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vaststellen, althans de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door [A], althans 29 april 1998;
7) [eiser 1] te veroordelen ƒ 658.025,-- te betalen aan de curator, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 1998;
8) [eiseres 4] te veroordelen ƒ 281.102,-- (de som van ƒ 61.800,-- en ƒ 219.302,-- genoemd onder 4 sub e en f) te betalen aan de curator, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der bepaling, althans 29 april 1998;
9) [eiseres 5] althans [eiseres 4] te veroordelen tot betaling terzake van rekening-courant van ƒ 212.708,85, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 1998;
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 22 augustus 2001 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van de curator als in het vonnis bedoeld.
Tegen dit vonnis heeft de curator hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Eiser] c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 19 december 2002 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van de curator, zoals in het arrest omschreven.
Hierna heeft de curator zijn eis gewijzigd bij akte na tussenarrest houdende wijziging van eis. [Eiser] c.s. hebben een antwoordakte na tussenarrest genomen.
Bij arrest van 10 juli 2003 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, [eiser 1] veroordeeld tot betaling aan de curator van een bedrag van ƒ 330.000,-- met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding en die vordering ten aanzien van [eiser 2] en [eiseres 4] afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser 2], [eiseres 3], [eiseres 4], [eiseres 5] en [eiseres 6] en overigens tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat en voor de curator door mr. R.M. Hermans, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 10 december 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De dicta van de bestreden, op onderscheidenlijk 19 december 2002 en 10 juli 2003 uitgesproken arresten houden niet beslissingen in die ten opzichte van [eiseres 3], [eiseres 5] en/of [eiseres 6] zijn aan te merken als beslissingen waarmee aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt. In deze arresten zijn ten opzichte van de genoemde partijen immers tussenvonnissen bekrachtigd. De omstandigheid dat het in de zaken tegen alle eisers tot cassatie gaat om vorderingen waartussen samenhang bestaat, rechtvaardigt niet om, ondanks het verbod van art. 401a lid 2 Rv., tussentijds cassatieberoep in te stellen tegen het tussenarrest door de partijen ten opzichte van wie daarmee niet aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde is gemaakt (zie HR 23 januari 2004, nr. C 02/156, RvdW 2004, 20).
Nu het hof niet anders heeft bepaald, en het niet gaat om gevallen waarin art. 75 lid 1 Rv. van toepassing is, kan beroep in cassatie van deze tussenarresten door [eiseres 3], [eiseres 5] en [eiseres 6] derhalve slechts tegelijk met dat van het eindarrest worden ingesteld.
4. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiseres 3], [eiseres 5] en [eiseres 6] niet-ontvankelijk in hun beroep;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 3.966,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 18 februari 2005.