Home

Hoge Raad, 16-08-2005, AT6425, 01656/04

Hoge Raad, 16-08-2005, AT6425, 01656/04

Inhoudsindicatie

Poging doodslag door inrijden op personen. Het hof, dat in het midden heeft gelaten met welke snelheid - uitgedrukt in km/u - verdachte heeft gereden, was niet gehouden tot nadere motivering van het gebruik van de getuigenverklaringen die inhouden dat de verdachte met hoge snelheid op de personen is afgereden. De in het deskundigenrapport genoemde snelheid van maximaal 25 km/u is in de omstandigheden van dit geval naar normaal spraakgebruik als hoog aan te merken, zodat het rapport niet in strijd is met de getuigenverklaringen (verdachte heeft bedoelde personen toegevoegd: "Ik maak jullie kapot", is woedend in zijn auto gestapt, heeft pompend gas gegeven en is met maximale snelheid achteruit gereden, waarbij X opzij moest springen om niet geraakt te worden, verdachte is tot stilstand gekomen en is maximaal accelererend met gierende banden op de overige personen afgereden die op betrekkelijk korte afstand van hem in een groepje voor een café stonden, waarbij verdachte één van hen heeft geraakt).

Uitspraak

16 augustus 2005

Strafkamer

nr. 01656/04

LR/AG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 16 december 2003, nummer 21/001647-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Zutphen van 12 maart 2003 - de verdachte ter zake van 1 primair "poging tot: doodslag, meermalen gepleegd" en 2. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd" veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld. Het Hof heeft de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van het tweede middel

4.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd uitdrukkelijk te motiveren waarom het de getuigenverklaringen behelzende dat de verdachte met "hoge snelheid" op de slachtoffers is ingereden, voor het bewijs bruikbaar heeft geacht. Volgens de steller van het middel was het Hof tot die nadere motivering gehouden omdat de raadsvrouwe ter terechtzitting in hoger beroep onder verwijzing naar het door haar overgelegde deskundigenrapport heeft aangevoerd dat de verdachte met een snelheid van maximaal 25 kilometer per uur heeft gereden en dit naar het oordeel van de raadsvrouwe niet een hoge snelheid is.

4.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1 primair bewezenverklaard dat:

"hij op 23 november 2002 te Hummelo, gemeente Hummelo en Keppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en anderen van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid en onder invloed van alcohol is ingereden op voornoemde personen waarbij verdachte ook tegen een paal is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."

4.2.2. Het bestreden arrest bevat de volgende bewijsoverweging:

"Voor bewezenverklaring van de onder 1 primair telastegelegde poging tot doodslag is op zijn minst nodig dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat tengevolge van zijn gedrag de personen op wie hij met zijn auto af reed zouden komen te overlijden. Daartoe overweegt het hof als volgt.

Naar het oordeel van het hof kan uit de bewijsmiddelen genoegzaam worden afgeleid dat in de omstandigheden waaronder de verdachte met zijn auto op enkele onbeschermde mensen is afgereden, objectief grote kansen op dodelijke gevolgen aanwezig waren. In casu staat vast dat de verdachte onder invloed van alcoholhoudende drank en nadat hij die mensen bedreigd had in een woedende bui met gierende banden op de in de telastelegging genoemde personen die onbeschermd waren is afgereden."

4.3. Het Hof heeft tot het bewijs onder meer getuigenverklaringen gebezigd die inhouden dat de verdachte met hoge snelheid op hen is afgereden. Het Hof heeft in het midden gelaten met welke snelheid - uitgedrukt in kilometers per uur - de verdachte heeft gereden. Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte onder verwijzing naar een deskundigenrapport aangevoerd dat de snelheid waarmee de verdachte op de slachtoffers is ingereden maximaal 25 kilometer per uur heeft bedragen en is in verband daarmee bedoeld onderdeel van de verklaringen van de getuigen betwist. Zulks noopte het Hof echter niet het gebruik van die verklaringen nader te motiveren. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat, ook al zou sprake zijn geweest van een snelheid van 25 kilometer per uur, in de door het Hof vastgestelde omstandigheden van dit geval een zodanige snelheid naar normaal spraakgebruik als hoog is aan te merken, zodat het deskundigenrapport niet in strijd is met die getuigenverklaringen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk in aanmerking genomen dat die omstandigheden daaruit hebben bestaan dat de verdachte, na de in de bewezenverklaring vermelde personen te hebben toegevoegd "Ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke strekking, woedend in zijn personenauto is gestapt, na pompend gas te hebben gegeven met maximale snelheid achteruit is gereden waarbij [betrokkene 1] opzij moest springen om niet geraakt te worden, dat hij tot stilstand is gekomen en vervolgens vooruitrijdend maximaal accelererend en met gierende banden op de overige in de bewezenverklaring genoemde personen is afgereden die op betrekkelijk korte afstand van hem in een groepje voor een café stonden, waarbij de verdachte één van hen heeft geraakt.

4.4. Het middel faalt.

5. Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 16 augustus 2005.