Home

Hoge Raad, 02-06-2006, AV2661, R05/131HR

Hoge Raad, 02-06-2006, AV2661, R05/131HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 juni 2006
Datum publicatie
2 juni 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV2661
Formele relaties
Zaaknummer
R05/131HR
Relevante informatie
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 359, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 278

Inhoudsindicatie

Faillissementsrecht; ontvankelijkheid van op de voet van art. 67 lid 1 F. ingesteld hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris tot goedkeuring van een door de curator gesloten vaststellingsovereenkomst; aan gronden in beroepschrift te stellen eisen.

Uitspraak

2 juni 2006

Eerste Kamer

Rek.nr. R05/131HR

JMH/RM

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

1. [Verzoekster 1],

gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [Verzoekster 2],

gevestigd te [vestigingsplaats],

3. [Verzoeker 3],

wonende te [woonplaats],

4. SUNRAY (AMSTELVEEN) BELEGGINGEN B.V.,

gevestigd te Amstelveen,

VERZOEKERS tot cassatie,

advocaat: mr. M. Bouman,

t e g e n

Mr. Tj.A. Meijer, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van [betrokkene 1] en Stage Door B.V.,

kantoorhoudende te Hilversum,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.

1. Het geding in feitelijke instanties

Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft de rechter-commissaris, belast met de behandeling van de faillissementen van [betrokkene 1] en Stage Door B.V., goedkeuring van een vaststellingsovereenkomst in een paulianaprocedure tussen de curator en [betrokkene 1], [betrokkene 2], Bouwgroep Delta B.V. en [betrokkene 3] verzocht.

De rechter-commissaris heeft de verzochte goedkeuring van de onderhavige vaststellingsovereenkomst op 8 juni 2005 mondeling aan de curator gegeven.

Tegen deze beslissing hebben verzoekers tot cassatie - verder te noemen: verzoekers - hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Amsterdam.

Bij beschikking van 23 september 2005 heeft de rechtbank verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep.

De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank hebben verzoekers beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De curator heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

De advocaat van verzoekers heeft op 2 maart 2006 schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

3.1 Het beroepschrift, ingekomen per fax ter griffie van de rechtbank Amsterdam op 26 juli 2005 vermeldt, dat verzoekers "op nader aan te voeren gronden" beroep instellen tegen de beschikking van de rechter-commissaris tot goedkeuring van de door de curator gesloten vaststellingsovereenkomst, van welke beschikking de datum hun niet bekend was. Verzoekers stelden eerst op 25 juli 2005, uit de brief van de curator, van de vaststellingsovereenkomst en de beschikking tot goedkeuring te hebben vernomen. Verzoekers hebben hun beroepschrift afgesloten met de volgende passage:

"Appellanten zullen de gronden van het hoger beroep zo spoedig mogelijk aanvullen. Appellanten gaan er daarbij van uit dat de rechtbank (mede met het oog op de vakantieperiode) appellanten tot 6 september 2005 de gelegenheid geeft de gronden aan te vullen."

De rechtbank heeft bij beschikking van 23 september 2005 geoordeeld dat verzoekers in hun op de voet van art. 67 lid 1 F. ingesteld hoger beroep niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, waartoe zij heeft overwogen (rov. 2):

"Het appelschrift bevat niet de gronden waarop het beroep berust. In zoverre voldoet het niet aan het voorschrift van artikel 359 jo. 278 lid 1 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. In gevallen als het onderhavige, waar sprake is van een bijzonder korte beroepstermijn kan, naar vaste jurisprudentie (zie HR 8 februari 1991, NJ 1992, 406) worden volstaan met een beroepschrift op nader aan te voeren gronden, mits de gronden in een aanvullend beroepschrift met bekwame spoed naar voren worden gebracht. Appellanten hebben in het beroepschrift gesteld dat zij aannemen dat zij tot 6 september 2005 in de gelegenheid zullen zijn het beroepschrift aan te vullen. De rechtbank heeft naar aanleiding daarvan geen termijn voor het aanvullen van het beroepschrift gesteld, zodat appellanten er op mochten vertrouwen tot die datum de gelegenheid te hebben het beroepschrift aan te vullen. Zij hebben dat nagelaten, en zijn reeds om die reden niet ontvankelijk in hun beroep.

3.2 Tegen deze overwegingen richt zich het tweede middel met de klacht - samengevat - dat, anders dan de rechtbank van oordeel was, het beroepschrift wel overeenkomstig art. 359 in verbinding met art. 278 lid 1 Rv. de grond voor het beroep bevatte, te weten in nr. 6: "Appellanten zijn door de beschikking van de rechter-commissaris ernstig benadeeld in hun belangen".

Deze klacht faalt. In de bestreden beschikking ligt het oordeel besloten dat appellanten met de hiervoor geciteerde stelling in het beroepschrift niet hebben voldaan aan de uit de genoemde wetsartikelen voortvloeiende eis, dat uit het beroepschrift moet blijken op welke gronden de appellant meent dat de door hem bestreden beschikking onjuist is. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. Die niet nader onderbouwde stelling maakt immers niet duidelijk waarom de beschikking van de rechter-commissaris onjuist zou zijn.

3.3 Het eerste middel behoeft, gezien het voorgaande, geen behandeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt verzoekers in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 336,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 2 juni 2006.