Hoge Raad, 22-09-2006, AX9705, R05/051HR
Hoge Raad, 22-09-2006, AX9705, R05/051HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 september 2006
- Datum publicatie
- 22 september 2006
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AX9705
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AX9705
- Zaaknummer
- R05/051HR
Inhoudsindicatie
Arubaanse zaak. Procesrecht. Proceskostenveroordeling in eerste aanleg vormt voldoende belang bij hoger beroep, gesloten stelsel van rechtsmiddelen; geen anticipatie op nieuw procesrecht.
Uitspraak
22 september 2006
Eerste Kamer
Nr. R05/051HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon HET LAND ARUBA,
gevestigd in Aruba,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk,
t e g e n
NEW MILLENIUM TELECOM SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.W.L. Russell.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 april 2003 ter griffie van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: NMTS - in kort geding verzocht - kort samengevat en voorzover in cassatie van belang - eiser tot cassatie - verder te noemen: het Land - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te gebieden om NMTS te behandelen als ware zij reeds in het bezit van een (neven)concessie voor het aanleggen, in bezit hebben en instandhouden van VSAT grondstationapparatuur om zelfstandig internationaal telefoonverkeer en aanverwante diensten voor haar mobiele netwerk te kunnen verzorgen, zulks tot aan de daadwerkelijke afgifte van de desbetreffende (neven)concessie, voorts het Land op te dragen het daarheen te leiden dat de VSAT grondstationapparatuur binnen 24 uur na het in deze zaak te wijzen vonnis kan worden ingevoerd, een en ander op verbeurte van een dwangsom van Afl. 100.000,-- voor elke dag of gedeelte daarvan dat het Land daarmee in gebreke mocht blijven, kosten rechtens.
Het Land heeft de vordering bestreden.
Het gerecht heeft bij vonnis van 15 mei 2003 het Land geboden om NMTS te behandelen als ware zij in het bezit van een concessie voor het aanleggen, in bezit hebben en instandhouden van VSAT grondstationapparatuur, om zelfstandig internationaal telefoonverkeer en aanverwante diensten voor haar mobiele netwerk te kunnen verzorgen, voorts het Land opgedragen het daarheen te leiden dat de VSAT grondstationapparatuur van NMTS kan worden ingevoerd in Aruba binnen 24 uur na de betekening van het vonnis, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het Land veroordeeld in de kosten van de procedure in kort geding en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft het Land hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof. NMTS heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 22 februari 2005 heeft het hof het Land niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, met compensatie van de proceskosten in hoger beroep.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het hof heeft het Land beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
NMTS heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaten van partijen hebben bij brieven van 24 mei 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In dit door NMTS tegen het Land aangespannen kort geding heeft het hof, nadat de eerste rechter de vorderingen van NMTS had toegewezen en het Land had veroordeeld in de kosten van de procedure, het Land in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard met compensatie van de proceskosten. Het hof heeft daartoe in rov. 4.3 van zijn vonnis tot uitgangspunt genomen dat een proceskostenveroordeling in eerste aanleg voldoende belang meebrengt voor een behandeling in hoger beroep. Niettemin komt het hof tot het oordeel dat in de onderhavige zaak onvoldoende belang aanwezig is om een beoordeling en een beslissing in hoger beroep te rechtvaardigen. Daartoe acht het hof de volgende omstandigheden redengevend:
- behandeling en beslissing van de zaak in hoger beroep zou meebrengen dat in kort geding op een aantal - deels principiële en gecompliceerde punten - alsnog opnieuw zou moeten worden beslist, terwijl de in het kort geding gevraagde voorzieningen in het geheel niet meer aan de orde zijn en terwijl omtrent diezelfde punten reeds in een administratieve procedure is beslist, hetgeen niet uitsluitend vanwege de proceskostenveroordeling in eerste aanleg kan worden gerechtvaardigd;
- het gaat om een zeer beperkte kostenveroordeling die voor een procespartij als het Land geen zwaarwegend belang kan opleveren;
- het hof heeft momenteel te kampen met overbelasting.
3.2.1 Het middel klaagt onder meer dat het hof hiermee blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, aangezien het Land wel degelijk reeds in verband met de proceskostenveroordeling in eerste aanleg belang heeft bij zijn hoger beroep en dat de door het hof genoemde omstandigheden geen uitzondering daarop wettigen.
3.2.2 Deze klacht slaagt. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad levert voor een partij die bij een uitspraak van de rechter in eerste aanleg in de proceskosten is veroordeeld, deze veroordeling een voldoende belang op bij het instellen van hoger beroep tegen die uitspraak. Deze rechtspraak gold, gelijk het hof terecht tot uitgangspunt heeft genomen, onder het oude Arubaanse procesrecht, dat in deze zaak van toepassing is. De grondslag voor dat belang is hierin gelegen dat indien de wet het hoger beroep tegen de uitspraak, waarin de kostenveroordeling is opgenomen, niet heeft uitgesloten, een partij die bij die uitspraak is veroordeeld het recht heeft om daarvan in hoger beroep te gaan en de veroordeling van die partij in beginsel op zichzelf reeds voldoende belang voor het uitoefenen van dat recht oplevert. Gelet op deze grondslag bestaat geen aanleiding van de hiervoor omschreven vaste rechtspraak terug te komen.
Die rechtspraak laat overigens onverlet dat de rechter in een concreet geval tot het oordeel kan komen dat een partij geen rechtens te respecteren belang heeft om van haar recht van hoger beroep gebruik te maken of van dat recht misbruik maakt. Echter, de door het hof genoemde omstandigheden leveren afzonderlijk of tezamen genomen het een noch het ander op. In de eerste plaats kan, behoudens indien de wet anders bepaalt, de omvang van de veroordeling geen reden zijn om aan te nemen dat bij een beroep daartegen geen rechtens te respecteren belang bestaat of het instellen daarvan misbruik van
recht inhoudt. Voorts is het aan de taak van de rechter in hoger beroep eigen dat hij de door de appellant bestreden gronden waarop de veroordeling berust, opnieuw heeft te onderzoeken. Behoudens categorale uitsluiting bij wet van hoger beroep wegens het geringe belang van de zaak, behoort de geringe omvang van het financiële belang van de appellant bij ongedaanmaking van de veroordeling de rechter niet van dat onderzoek te weerhouden. Ten slotte kan de omstandigheid dat de rechter te kampen heeft met overbelasting niet van invloed zijn op het belang van een partij om gebruik te maken van het rechtsmiddel dat de wet haar toekent.
Aan het voorgaande kan niet afdoen dat art. 281b van het nieuwe Arubaanse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de appelrechter de bevoegdheid geeft te bepalen dat een veroordeling in de kosten geen voldoende belang oplevert voor het hoger beroep. Laatstgenoemde bepaling is in deze zaak niet van toepassing. Nu zij een duidelijke breuk oplevert met het oude recht op dit punt, leent zij zich niet voor anticipatie.
3.3 De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 22 februari 2005;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof;
veroordeelt NMTS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Land begroot op € 359,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 september 2006.