Home

Hoge Raad, 10-11-2006, AY6204, R06/059HR

Hoge Raad, 10-11-2006, AY6204, R06/059HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 november 2006
Datum publicatie
10 november 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AY6204
Formele relaties
Zaaknummer
R06/059HR
Relevante informatie
Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 8

Inhoudsindicatie

Faillissementsrecht. Geschil tussen een gefailleerde vennootschap onder firma en de aanvragers van haar faillissement die in hoger beroep hebben erkend dat ten tijde van hun inleidend verzoek een kredietverzekeringsmaatschappij in hun vorderingsrechten jegens de failliet is gesubrogeerd; faillissement onbevoegdelijk uitgelokt?, zelfstandig onderzoek in hoger beroep, appelrechter niet gehouden faillissementsvonnis te vernietigen op enkele grond dat schuldenaar stelt en aanvrager niet weerspreekt of erkent dat aan rechter in eerste aanleg summierlijk gebleken vorderingsrecht niet bestaat; rechtspositie derden na faillietverklaring.

Uitspraak

10 november 2006

Eerste Kamer

Rek.nr. R06/059HR

MK/RM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. HESCO FASHION V.O.F.,

2. HESCO-BONNETERIE B.V.,

3. HESCO CONFECTIE B.V.,

allen gevestigd te Amsterdam,

VERZOEKSTERS tot cassatie,

advocaat: mr. J. Groen,

t e g e n

1. de vennootschap naar buitenlands recht FREUDENBERG VLIESSTOFFE K.G.,

gevestigd te Nazareth, België,

2. de vennootschap naar buitenlands recht UNIQUE INTERIM N.V.,

gevestigd te Brussel, België,

3. de venootschap naar buitenlands recht LA COMMERCIALE S.A.,

gevestigd te Genève, Zwitserland,

4. AFASIA KNITS B.V.,

gevestigd te Diemen,

5. de vennootschap naar buitenlands recht CÔTE TEXTILES,

gevestigd te Champagne au Mont d'Or, Frankrijk,

6. de vennootschap naar buitenlands recht MIROGILIO S.P.A.,

gevestigd te Alba, Italië,

7. de vennootschap naar buitenlands recht FILATURES ET TISSAGES DE SAULXURES SUR MOSELOTTE,

gevestigd te Saulxures Sur Moselotte, Frankrijk,

VERWEERSTERS in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 2 december 2005 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingediend verzoekschrift hebben verweersters in cassatie - verder te noemen: Freudenberg c.s. - zich gewend tot die rechtbank en verzocht verzoeksters tot cassatie - verder te noemen: Hesco c.s. - in staat van faillissement te verklaren.

Hesco c.s. hebben het verzoek bestreden.

De rechtbank heeft bij vonnis van 1 februari 2006 Hesco c.s. in staat van faillissement verklaard en een rechter-commissaris en een curator benoemd.

Tegen dit vonnis hebben Hesco c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Bij arrest van 9 mei 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben Hesco c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Freudenberg c.s. zijn in cassatie niet verschenen.

De zaak is voor Hesco c.s. toegelicht door hun advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad.

3. Beoordeling van het middel

3.1 De rechtbank heeft Hesco c.s. op verzoek van Freudenberg c.s. in staat van faillissement verklaard op grond van haar oordeel dat summierlijk gebleken is van een vorderingsrecht van Freudenberg c.s., alsmede van feiten en omstandigheden die aantonen dat Hesco c.s. in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen.

3.2 In hoger beroep hebben Hesco c.s. primair betoogd dat Freudenberg c.s. alsnog in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat zij geen vorderingen op Hesco c.s. meer hebben, nu de kredietverzekeringsmaatschappij Atradius Credit Insurance N.V. (hierna: Atradius) in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd. Ter adstructie daarvan hebben Hesco c.s. bij hun beroepschrift een brief uit 2004 van Atradius overgelegd alsmede een bijlage bij een andere brief uit 2004 van Atradius. Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsman van Freudenberg c.s. verklaard dat Atradius inderdaad in de rechten van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd, zodat hij zich refereert aan het standpunt van Hesco c.s. in deze.

3.3 Het hof heeft het primaire betoog van Hesco c.s. verworpen, daartoe (onder meer) overwegende dat niet duidelijk is geworden hoe en op welke rechtsgrond de gestelde subrogatie van Atradius in de rechten van Freudenberg c.s. gestalte heeft gekregen. De enkele verwijzing in het beroepschrift van Hesco c.s. naar de daarbij overgelegde bijlagen, zonder enige toelichting of nadere motivering is, aldus het hof, onvoldoende, te meer nu de gestelde subrogatie uit die bijlagen geenszins kan worden afgeleid (rov. 2.5.1).

3.4 Voorzover onderdeel A ervan uitgaat dat de door de rechtbank benoemde curator in de faillissementen van Hesco c.s. heeft ingestemd met het hiervoor bedoelde betoog van Hesco c.s., kan het niet tot cassatie leiden wegens gemis aan feitelijke grondslag. Het hof heeft immers, in cassatie onbestreden, de uitlatingen van de curator aldus opgevat (rov. 2.4) dat het hem onduidelijk was of en zo ja op welke grondslag Atradius in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd.

3.5 Voor het overige betoogt onderdeel A dat, nu niet alleen Hesco c.s. maar ook Freudenberg c.s. in hoger beroep het standpunt innamen dat Freudenberg c.s. reeds ten tijde van de faillietverklaring geen schuldeisers van Hesco c.s. meer waren omdat Atradius gesubrogeerd was in de rechten van Freudenberg c.s., het hof daaraan gebonden was. Het onderdeel berust kennelijk op de opvatting dat in een hoger beroep als bedoeld in art. 8 F. de rechter gebonden is aan het eensluidende standpunt van de schuldenaar en de aanvrager dat de aanvrager bij nader inzien geen schuldeiser was en derhalve het faillissement onbevoegdelijk heeft uitgelokt.

Deze opvatting is onjuist. Indien op een daartoe strekkende aanvraag een faillietverklaring is uitgesproken, bepaalt de daarmee ingetreden toestand van faillissement de rechtspositie van alle schuldeisers. Daarbij past dat de appelrechter niet reeds gehouden is het vonnis van faillietverklaring te vernietigen op de enkele grond dat de schuldenaar stelt, en de aanvrager niet weerspreekt of zelfs erkent, dat het aan de rechter in eerste aanleg summierlijk gebleken vorderingsrecht van de aanvrager niet bestaat. Ook in zo'n geval mag de appelrechter dus zelfstandig beoordelen of summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van de aanvrager. Onderdeel A faalt daarom ook voorzover het feitelijke grondslag heeft.

3.6 In de rov. 3.6-3.6.1 heeft het hof het subsidiaire betoog van Hesco c.s. dat zij niet in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen, onderzocht. Het oordeelde dat, voorzover dit betoog steunt op de stelling dat Hesco c.s. met alle schuldeisers een buitengerechtelijk akkoord hebben gesloten, van dergelijke akkoorden niet is gebleken en dat bovendien door Hesco c.s. op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat er thans fondsen beschikbaar zijn om de betalingsregelingen na te komen.

3.7 De rechtsklacht van onderdeel B berust kennelijk op de opvatting dat, nu partijen het erover eens zijn dat het bedoelde akkoord is gesloten, het hof eveneens daarvan had moeten uitgaan. Die klacht faalt gelet op hetgeen hiervoor in 3.5 is overwogen. De klacht van het onderdeel dat het hiervoor in 3.6 bedoelde oordeel van het hof ongenoegzaam is gemotiveerd, faalt eveneens. Het hof heeft in de rov. 3.6-3.6.1 een begrijpelijke motivering gegeven voor zijn oordeel.

3.8 Ook onderdeel C, dat voortbouwt op de onderdelen A en B, faalt.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 10 november 2006.