Hoge Raad, 26-01-2007, AZ2589, C05/219HR
Hoge Raad, 26-01-2007, AZ2589, C05/219HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 januari 2007
- Datum publicatie
- 26 januari 2007
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2007:AZ2589
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:AZ2589
- Zaaknummer
- C05/219HR
- Relevante informatie
- Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81
Inhoudsindicatie
Beroepsaansprakelijkheid. Geschil tussen accountant en oud-cliënten over vergoeding van door hen geleden schade als gevolg van een beroepsfout bij controle over hun administratie, ontbreken van causaal verband; ontvankelijkheid cassatieberoep, belang (81 RO).
Uitspraak
26 januari 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/219HR
RM/GL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. DIPASA EUROPE B.V.,
gevestigd te Enschede,
2. de naar Mexicaans recht rechtspersoonlijkheid bezittende DISTRIBUIDORA INTERNATIONAL DE PRODUCTOS AGRICOLAS SA DE CV MEXICO,
gevestigd te Mexico-Stad, Mexico,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
t e g e n
1. KPMG ACCOUNTANTS N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
2. KPMG HOLDING N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseressen tot cassatie - verder te noemen: Dipasa Europe en Dipasa-Mexico - hebben bij exploot van 31 juli 1998 onder meer verweersters in cassatie - verder gezamenlijk te noemen: KPMG - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd KPMG te veroordelen aan:
a. Dipasa Europe te betalen een bedrag van ƒ 5.623.287,-- met de wettelijke rente;
b. Dipasa-Mexico te voldoen een bedrag van $ 2.215.245,--, althans genoemd bedrag in Nederlandse guldens tegen de dag van de betaling met de wettelijke rente.
KPMG heeft de vordering bestreden en een vordering in reconventie ingesteld. De vordering in reconventie speelt in cassatie geen rol meer.
Na een tussenvonnis van 27 september 2000, waarbij Dipasa Europe en KPMG tot bewijs zijn toegelaten, en getuigenverhoren, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 13 maart 2000 in conventie KPMG veroordeeld aan Dipasa Europe te betalen € 47.692,50, met de wettelijke rente vanaf 12 februari 1998 en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de rechtbank hebben Dipasa Europe en Dipasa-Mexico hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. KPMG heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 14 april 2005 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, in conventie de vorderingen van Dipasa Europe en Dipasa-Mexico afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Dipasa Europe en Dipasa-Mexico beroep in cassatie ingesteld. KPMG heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Dipasa Europe en Dipasa-Mexico mede door mr. B.T.M. van der Wiel, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Dipasa-Mexico in haar cassatieberoep en voor het overige tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Dipasa Europe en Dipasa-Mexico in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van KPMG begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 januari 2007.