Home

Hoge Raad, 06-04-2007, AZ8753, R06/080HR

Hoge Raad, 06-04-2007, AZ8753, R06/080HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 april 2007
Datum publicatie
6 april 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AZ8753
Formele relaties
Zaaknummer
R06/080HR

Inhoudsindicatie

Familierecht. Geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van partneralimentatie, verzoek tot aanmerking als alimentatie van door man betaalde en te betalen eigenaarslasten van voormalig echtelijke woning (hypotheekrente e.d.), fiscale overwegingen, onbegrijpelijk oordeel

Uitspraak

6 april 2007

Eerste Kamer

Rek.nr. R06/080HR

MK/RM

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De man],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. K.G.W. van Oven,

t e g e n

[De vrouw],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 11 juni 2003 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van diezelfde rechtbank van 7 december 1994 te wijzigen en de door verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - aan de vrouw te betalen alimentatie vast te stellen, met ingang van 1 januari 1996, althans met ingang van 1 januari 2002 op € 2.500,-- per maand.

De man heeft het verzoek bestreden en zelfstandig verzocht primair de door de man te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw vast te stellen zoals nader omschreven in het verweerschrift en subsidiair te bepalen dat de alimentatieverplichting ten behoeve van de vrouw op nihil wordt gesteld.

De rechtbank heeft bij beschikking van 5 april 2005, met wijziging van de beschikking van 7 december 1994, de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw bepaald zoals in het dictum van de beschikking vermeld.

Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij beschikking van 29 maart 2006 heeft het hof de beschikking van de rechtbank voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigd en, in zoverre opnieuw beschikkende, de alimentatie voor de vrouw ten laste van de man nader bepaald zoals in het dictum van deze beschikking vermeld en de beschikking van de rechtbank voor het overige bekrachtigd.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De vrouw is in cassatie niet verschenen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Bij beschikking van 13 juli 1994 is tussen partijen echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op 20 november 1995 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

(ii) Bij beschikking van 7 december 1994 heeft de rechtbank de man veroordeeld tot betaling van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van ƒ 1.275,-- per maand. Daarbij heeft de rechtbank tot uitgangspunt genomen dat de man de eigenaarslasten (onder meer hypotheekrente) zal blijven voldoen van de door de vrouw bewoonde voormalige echtelijke woning ten bedrage van in totaal ƒ 3.302,-- per maand.

3.2 Bij het hiervoor in 1 vermelde verzoekschrift heeft de vrouw de rechtbank verzocht de beschikking van 7 december 1994 te wijzigen en, kort gezegd, de onderhoudsbijdrage op een hoger bedrag te stellen. De man heeft verweer gevoerd en heeft bij wege van zelfstandig verzoek primair verzocht laatstgenoemde beschikking te wijzigen in die zin dat de door hem betaalde en nog te betalen eigenaarslasten van de voormalige echtelijke woning als alimentatie worden aangemerkt. Hij heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat het opnemen van de eigenaarslasten als alimentatie in het dictum van de beschikking noodzakelijk is omdat hij anders vanaf 2000 en mogelijk ook over de jaren daarvoor niet meer volledig aanspraak kan maken op het belastingvoordeel dat voor hem is verbonden aan het betalen van die eigenaarslasten, met welk voordeel de rechtbank volgens de man destijds bij het bepalen van zijn draagkracht rekening heeft gehouden. De man heeft aangevoerd dat hij een brief heeft ontvangen van de belastingdienst, gedateerd 1 april 2003, waarin wordt medegedeeld dat per 2000 (en mogelijk met terugwerkende kracht tot 1997) de door hem opgevoerde hypotheekrente met betrekking tot de voormalige echtelijke woning niet meer volledig als aftrekpost wordt geaccepteerd.

De rechtbank heeft het primaire verzoek van de man toegewezen voorzover dit betreft de periode vanaf 1 januari 2002. Voor de daaraan voorafgaande periode heeft de rechtbank het verzoek afgewezen op de grond dat toewijzing ervan zou leiden tot onevenredig groot fiscaal nadeel voor de vrouw.

In hoger beroep is de man met zijn eerste grief tegen deze afwijzing opgekomen en heeft hij aangevoerd dat hij zijn verzoek handhaaft met betrekking tot de jaren 2000 en 2001. Het hof heeft het volgende overwogen:

"5. In zijn eerste grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek, dat is gebaseerd op het op basis van onjuiste en onvolledige gegevens vaststellen van zijn alimentatieverplichting zoals neergelegd in de beschikking van 7 december 1994, heeft afgewezen. Hij stelt dat er voor de vrouw geen enkel fiscaal nadeel zal voortvloeien uit de door hem primair verzochte wijziging, te weten dat de door hem betaalde hypotheekrente en eigenaarslasten, bedoeld voor de voormalige echtelijke woning die de vrouw nog bewoont, als alimentatie wordt aangemerkt. (...)

6. De grief faalt. Het hof overweegt daartoe als volgt.

Tussen partijen is in confesso dat de man de door hem voor de vrouw betaalde hypotheekrente en eigenaarslasten als hypotheekrente heeft afgetrokken van zijn belastbaar inkomen en niet als aan de vrouw betaalde alimentatie. Indien het hof het verzoek van de man zou toewijzen, dan zou dit er feitelijk op neerkomen dat de door de man gedane aftrek achteraf wordt geheretiketteerd, louter met als doel om thans een fiscaal voordeel te behalen. Het hof is van oordeel dat dit in strijd is met de methodologie van het belastingrecht."

3.3.1 In cassatie moet veronderstellenderwijs worden aangenomen dat de rechtbank in 1994 bij haar oordeel dat de man in staat was een bijdrage van ƒ 1.275,-- per maand te betalen, ervan is uitgegaan dat de door de man te betalen eigenaarslasten (de hypotheekrente daaronder begrepen) voor hem fiscaal aftrekbaar zouden zijn. Voorts laten de grieven van de man en het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van het hof van 27 januari 2006 geen andere lezing toe dan dat de man zich in hoger beroep op het standpunt heeft gesteld dat hij de hiervoor bedoelde eigenaarslasten steeds als betaalde alimentatie in aftrek heeft gebracht op zijn belastbaar inkomen.

3.3.2 Het vorenstaande in aanmerking genomen zijn de oordelen van het hof a) dat in confesso is dat de man deze eigenaarslasten als hypotheekrente en niet als betaalde alimentatie heeft afgetrokken, b) dat toewijzing van het verzoek van de man zou neerkomen op een achteraf heretiketteren van de door de man gedane aftrek, c) dat het verzoek slechts het doel heeft thans fiscaal voordeel te behalen, en d) dat dit in strijd is met de methodologie van het belastingrecht, onbegrijpelijk.

De onderdelen (i) en (ii), die hierop gerichte klachten bevatten, zijn dus terecht voorgesteld.

De onderdelen (iii) en (iv) behoeven geen behandeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 maart 2006;

verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 april 2007.