Hoge Raad, 26-10-2007, BA4492, C06/118HR
Hoge Raad, 26-10-2007, BA4492, C06/118HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 oktober 2007
- Datum publicatie
- 26 oktober 2007
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2007:BA4492
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA4492
- Zaaknummer
- C06/118HR
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht; overgang (deel van) onderneming in zin van art. 7:662 e.v. BW; zie ook C06/117.
wijze van informatievoorziening aan werknemer schending goed werkgeverschap ex art. 7:611?
Uitspraak
26 oktober 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/118HR
RM/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE COÖPERATIEVE RABOBANK HAGE-BEEK U.A.,
gevestigd te Prinsenbeek, gemeente Breda,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel,
t e g e n
[De werkneemster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Rabobank en de werkneemster.
1. Het geding in feitelijke instanties
De werkneemster heeft bij exploot van 27 januari 2004 de Rabobank gedagvaard voor de rechtbank Breda, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de Rabobank in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in art.7:611 BW en de Rabobank te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 12.000,--.
De Rabobank heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 13 oktober 2004 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de werkneemster hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 10 januari 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat de Rabobank heeft gehandeld in strijd met art. 7:611 BW. Het meer of anders gevorderde heeft het hof afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de Rabobank beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De werkneemster heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Rabobank mede door mr. M.B. Kerkhof, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de werkneemster heeft bij brief van 18 mei 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Voor de feiten waarvan in cassatie kan worden uitgegaan wordt verwezen naar de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1. In het kort komen deze op het volgende neer.
(i) De werkneemster is van 2 november 1981 tot 1 november 2003 in dienst geweest bij de Rabobank, laatstelijk als reismedewerkster.
(ii) Begin 2003 hebben de Rabobanken bekend gemaakt dat zij zouden stoppen met de activiteit "reizen".
(iii) In verband daarmee heeft de Rabobank in de periode maart - juli 2003 een aantal mededelingen gedaan aan haar medewerkers aangaande de overgang van de medewerkers "reizen" naar de beoogde koper van die activiteit, OAD/Globe reisburogroep, is door Rabobank Nederland in overleg met de vakbonden een concept van een "Sociaal Plan Reizen" opgesteld dat zou gelden in geval van verkoop van een verkooppunt, en zijn er omtrent dat sociaal plan en de gevolgen van de overname van de activiteit voor de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers "reizen" voorlichtingsbijeenkomsten voor die medewerkers gehouden. Het sociaal plan, ook in een vernieuwde vorm, is niet gerealiseerd.
(iv) Bij brief van 1 augustus 2003 heeft de Rabobank aan de werkneemster het volgende meegedeeld:
"Zoals wij in eerdere berichten aan u hebben gecommuniceerd, heeft Globe aangegeven dat zij om bedrijfseconomische redenen de Reizenactiviteiten niet over kan nemen zonder aanpassing van de arbeidsvoorwaarden. Dit betekent dat van u gevraagd wordt om een financiële stap terug te doen en dat Globe mede afhankelijk van uw antwoord het bedrijfsonderdeel wél of niet overneemt. Als u het voorstel van Globe aanvaardt, staat daar tegenover dat u een baan binnen uw vakgebied kunt behouden en dat de Rabobank u een financiële tegemoetkoming ineens biedt. Alle betrokken medewerkers, waaronder u, worden daarom verzocht af te zien van de Rabobank-arbeidsvoorwaarden, en vanaf het moment dat de overname een feit is de arbeidsvoorwaarden van Globe te aanvaarden.
In een eerder stadium bent u reeds geïnformeerd over de rechten uit hoofde van de Wet overgang van onderneming. Voorzover deze wet van toepassing is op de onderhavige overdracht van de reizenactiviteiten en de Reizenafdeling waar u werkzaam bent per 1 november a.s. wordt overgenomen, brengt aanvaarding van het aanbod van Globe met zich mee dat u tevens onvoorwaardelijk afstand doet van de rechten uit hoofde van de Wet overgang van onderneming. Populair gezegd betekent dit, dat u vanaf 1 november geen beroep meer kunt doen op de Rabobank arbeidsvoorwaarden.
Collectieve Regeling Reizen
Wij hebben een Collectieve Regeling Reizen opgesteld om de verschillen in arbeidsvoorwaarden tussen de Rabobank CAO en de CAO voor de Reisbranche, tijdelijk voor een deel te compenseren. Deze Collectieve Regeling geldt voor alle reizenmedewerkers waarvan het verkooppunt daadwerkelijk wordt verkocht. Een kopie van de Collectieve Regeling Reizen treft u als bijlage bij deze brief aan.
(...)
Arbeidsovereenkomst Globe
(...)
Op basis van de aangeboden arbeidsovereenkomst en de berekening van het compensatiebedrag, kunt u een afweging maken of u het aanbod van Globe wenst te aanvaarden. Om u in de gelegenheid te stellen een goede afweging te maken, krijgt u tot 1 september 2003 de tijd om uw keuze schriftelijk kenbaar te maken. Mocht dit in verband met uw vakantie onverhoopt niet mogelijk zijn, dan dient u tijdig contact op te nemen met uw manager. Wanneer u binnen deze termijn de keuze maakt om bij Globe in dienst te treden, eindigt uw arbeidsovereenkomst met de Rabobank op 1 november 2003. Na het beëindigen van uw arbeidsovereenkomst bij onze bank zal een aantal zaken moeten worden afgewikkeld. Zo noemen wij de afrekening vakantiegeld en dertiende maand, maar ook bijvoorbeeld vakantiedagen. In de bijlage ziet u een overzicht van deze en andere zaken die wij met u zullen afwikkelen, nadat u bij Globe in dienst bent getreden.
Als u niet bij Globe in dienst wilt treden
Wanneer u een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebt met de Rabobank en u aanvaardt het aanbod van Globe niet, zult u gebruik kunnen maken van een verkort zoektraject. U blijft in deze situatie nog gedurende maximaal twee maanden na 1 november in dienst van de Rabobank. Aangezien de Rabobank de desbetreffende Reizenactiviteiten in ieder geval zal stopzetten, kunt u vanaf 1 november 2003 uw huidige werkzaamheden niet meer voortzetten bij de Rabobank. Vanaf 1 november 2003 zult u daarom desgewenst worden aangemeld bij Rabobank Job Center, om te worden ondersteund bij het zoeken naar een andere functie binnen of buiten de Rabobank. Wanneer u er niet in slaagt om binnen deze termijn van twee maanden een andere functie te vinden, zal uw arbeidsovereenkomst met de Rabobank op 1 januari 2004 worden beëindigd. U kunt dan aanspraak maken op een financiële vergoeding van 2 bruto maandsalarissen exclusief vakantiegeld en 13e maand. Het Sociaal Statuut, het Addendum Sociaal Statuut en de Faciliteiten Addendum Sociaal Statuut zijn in deze situatie uitdrukkelijk niet van toepassing.
Wij willen u er op wijzen dat indien u kiest voor het verkorte zoektraject, en dit traject geen resultaat oplevert, u aan het einde van het traject (nadat uw arbeidsovereenkomst is beëindigd) door de Uitvoeringsinstelling als verwijtbaar werkloos kan worden aangemerkt en op basis daarvan een WW-uitkering kan worden geweigerd. De Uitvoeringsinstelling zou zich namelijk op het standpunt kunnen stellen dat u gehouden was het aanbod van Globe te aanvaarden, teneinde werkloosheid te voorkomen.
(...)
Onderstaand treft u beide opties aan met het verzoek aan te geven waar u voor kiest:
0 Ja,ik wil in dienst treden bij Globe Reisburo BV en de door mij ondertekende arbeidsovereenkomst stuur ik bijgaand retour. Ik maak in geval van indiensttreding aanspraak op de aangeboden compensatieregeling, waaronder het compensatiebedrag ad €(...) bruto. Ik stem bij indiensttreding bij Globe in met de beëindiging van mijn dienstverband met de Rabobank en zie per die datum af van alle Rabobank-arbeidsvoorwaarden.
Ik besef dat ik pas daadwerkelijk in dienst zal treden bij Globe, als het onderdeel waar ik werkzaam ben aan Globe wordt overgedragen. De wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal in overleg met u worden vastgesteld, waarbij (pro forma) ontbinding van uw arbeidsovereenkomst door de kantonrechter tot de mogelijkheden behoort.
U zult, nadat u daadwerkelijk bij Globe in dienst bent getreden een formulier ontvangen waarop u kunt aangeven of u het compensatiebedrag ineens - onder inhouding van de verschuldigde loonheffing - uitgekeerd wilt hebben, dan wel kiest voor de mogelijkheid van een stamrecht.
Indien u een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebt:
0 Nee, ik wil niet in dienst treden bij Globe Reisburo BV, ongeacht of het onderdeel waar ik werk wordt overgedragen of niet. Ik kies voor het traject waarbij ik nog maximaal 2 maanden in dienst blijf bij de Rabobank om te zoeken naar een andere functie binnen of buiten de Rabobank. Ik kan daarbij desgewenst gebruik maken van ondersteuning van het Rabobank Job Center. Ik realiseer mij dat het dienstverband wordt beëindigd als ik binnen die termijn geen andere baan heb gevonden. Ik maak dan op grond van de Collectieve Regeling Reizen aanspraak op een vergoeding van 2 bruto maandsalarissen.
(...)
Wij verzoeken u om, nadat u uw keuze hebt gemaakt, deze brief voor akkoord te ondertekenen en één exemplaar aan ons te retourneren. In verband met de correcte verwerking verzoeken wij u om van de bijgevoegde retourenvelop gebruik te maken. Voor de door u ondertekende arbeidsovereenkomst kunt u gebruik maken van dezelfde envelop. Uw reactie dient uiterlijk op 1 september a.s. ontvangen te zijn.
Wij wijzen u er voor de volledigheid op dat het voor Globe noodzakelijk is, dat alle medewerkers van een reisbureau expliciet een keuze hebben gemaakt. Wanneer u geen expliciete keuze maakt voor een van bovengenoemde mogelijkheden betekent dit dat het reisbureau waar u werkzaam bent niet zal worden overgedragen aan Globe."
(v) De werkneemster heeft op 3 september 2003 deze brief ondertekend en daarin aangegeven dat zij ervoor kiest bij Globe in dienst te treden.
(vi) Globe heeft een aantal verkoopkantoren van Rabobank Nederland overgenomen. De werkneemster is per 1 november 2003 bij Globe in dienst getreden op aanzienlijk minder gunstige arbeidsvoorwaarden (een achteruitgang in inkomen van ruim 29%).
(vii) De overname door Globe van de verkoopkantoren is een overgang van (een deel van) een onderneming in de zin van art. 7:662 e.v. BW.
3.2.1 De werkneemster heeft in dit geding, voor zover thans van belang, gevorderd een verklaring voor recht dat de Rabobank in strijd met art. 7:611 BW heeft gehandeld. Daartoe heeft zij, naar de samenvatting van het hof in rov. 4.3 en 4.4 en hier naar de kern weergegeven, het volgende gesteld.
De Rabobank heeft (a) onjuiste voorlichting gegeven en (b) ongeoorloofde druk op de werkneemster uitgeoefend.
(a). De Rabobank heeft in het voorlichtingstraject en in de brief van 1 augustus 2003 onvoldoende en juridisch gedeeltelijk onjuiste informatie gegeven door het ten onrechte te doen voorkomen dat de werkneemster slechts uit twee mogelijkheden kon kiezen, te weten hetzij mee overgaan naar Globe tegen aanzienlijk slechtere arbeidsvoorwaarden tezamen met de door de Rabobank aangeboden compensatieregeling, hetzij niet mee overgaan, waarna, indien niet binnen twee maanden een andere functie voor de werkneemster binnen of buiten de Rabobank zou zijn gevonden, haar arbeidsovereenkomst met de Rabobank zou eindigen, mogelijk zonder recht op een WW-uitkering omdat de werkneemster door de uitkeringsinstantie als verwijtbaar werkloos zou kunnen worden aangemerkt. Op grond van art. 7:663 BW zou wijziging van haar arbeidsvoorwaarden bij overgang van de afdeling "reizen" niet mogelijk zijn geweest en zou zij met de geldende Rabo-arbeidsvoorwaarden hebben kunnen overgaan naar Globe. De Rabobank heeft haar dus in strijd met de wettelijke regeling bewogen te kiezen voor het mee overgaan en het tekenen van een arbeidsovereenkomst met aanzienlijk slechtere arbeidsvoorwaarden. De Rabobank heeft haar dan ook bewust op het verkeerde been gezet. Tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten en in de toegezonden berichten is de werkneemster niet voldoende duidelijkheid over haar rechtspositie gegeven en de omstandigheid dat zij zich had gewend tot een advocaat, ontsloeg de Rabobank niet van haar plicht als werkgeefster te zorgen voor een volledige en juiste voorlichting.
(b). De Rabobank heeft ongeoorloofde druk op haar uitgeoefend door een beroep op de solidariteit (anders gaat de verkoop van het desbetreffende verkooppunt niet door) en door een zeer korte beslissingstermijn, in de vakantiemaand, te geven.
3.2.2 De Rabobank heeft een en ander betwist en onder meer betoogd dat zij om juiste bedrijfseconomische redenen heeft besloten tot verkoop van de afdeling reizen. Een koper kon echter alleen gevonden worden indien de arbeidsvoorwaarden van de CAO Reizen zouden worden toegepast, zodat Rabobank Nederland op zich heeft genomen te zorgen voor een compensatieregeling voor het personeel dat mee zou overgaan. De voorlichting die zij heeft gegeven was deugdelijk en daarbij heeft zij meegedeeld dat in beginsel de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers krachtens art. 7:662 e.v. BW op de verkrijger overgaan, doch dat de koper daartoe niet bereid was, zodat de Rabobank een compensatieregeling zou ontwerpen en aanbieden. De Rabobank betwist dat zij de werkneemster onder druk of tijdsdruk heeft gezet en wijst op haar in overleg met de vakbonden gemaakte keuze voor behoud van werkgelegenheid.
3.3 Het hof heeft in dit debat ten gunste van de werkneemster beslist en in rov. 4.6 het volgende, samengevat, overwogen.
(1) De Rabobank heeft versluierde informatie gegeven aan de juridisch niet geschoolde medewerkers omtrent hun rechtspositie bij overgang van (een deel van) de onderneming. In de desbetreffende passages wordt wel melding gemaakt van het feit dat art. 7:662 e.v. van toepassing zijn en dat in beginsel de Rabo-arbeidsvoorwaarden blijven gelden, doch daarmee wordt - mede gezien de overige verstrekte informatie - niet volledig aangegeven wat de juridische gevolgen zijn.
(2) De Rabobank legt in de brief van 1 augustus 2003 aan haar medewerkers een keuze uit twee mogelijkheden voor, waarbij hun rechtspositie bij overgang van (een deel van) de onderneming en bij niet mee overgaan niet volledig wordt weergegeven. In het laatste geval zou de Rabobank bij het sluiten van de afdeling "reizen" toestemming voor ontslag moeten aanvragen resp. een ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten verzoeken aan de kantonrechter.
(3) In een situatie als deze ligt het op de weg van de werkgever om in de aan de betrokken medewerkers toegezonden schriftelijke informatie voldoende opening van zaken en duidelijkheid over de te maken keuzes te verschaffen en volledige voorlichting te geven omtrent hun rechtspositie en de geldende wettelijke en CAO-bepalingen bij overgang van (een deel van) de onderneming. Daaraan doen eventueel via de rechtsbijstandverzekeraar verkregen voorlichting en de omstandigheid dat de werkneemster juridische bijstand had, niet af.
(4) Dat de Rabobank (c.q. Rabobank Nederland) in overleg met de vakbonden heeft gekozen voor het behoud van werkgelegenheid maakt dit niet anders.
(5) De slotsom is dat Rabobank onvolledige en deels onjuiste informatie heeft gegeven aan de betrokken werkneemster omtrent haar rechtspositie bij de verkoop van de afdeling reizen aan Globe, zowel in het voortraject als in de brief van 1 augustus 2003 en haar onder druk heeft gezet om één van de daarin geformuleerde keuzes te maken, waarbij bovendien druk is uitgeoefend door te wijzen op de solidariteit tegenover de andere medewerkers van de betreffende afdeling. Daarmee is de algemene norm van goed werkgeverschap en genoemde norm omtrent het verschaffen van informatie geschonden.
(6) De door de Rabobank overigens aangevoerde omstandigheden, zoals de bedrijfseconomische motieven voor de verkoop en de onmogelijkheid om een koper te vinden die de bij de Rabobank geldende arbeidsvoorwaarden in acht blijft nemen leiden niet tot een ander oordeel. Zij kunnen ten hoogste een rol spelen in een ontslag- of ontbindingsprocedure.
3.4.1 Het eerste middelonderdeel bestrijdt met verschillende klachten, kort gezegd, het oordeel van het hof dat de Rabobank zich door de wijze van informatievoorziening aan de werkneemster niet als een goed werkgever heeft gedragen (art. 7:611 BW).
3.4.2 Het onderdeel faalt op grond van het volgende. Het hof heeft geoordeeld dat het in de gegeven situatie op de weg van de Rabobank lag om in de aan de betrokken medewerkers toegezonden schriftelijke informatie voldoende opening van zaken en duidelijkheid over de te maken keuzes te verschaffen en volledige voorlichting te geven omtrent hun rechtspositie en de geldende wettelijke en CAO-bepalingen bij overgang van (een deel van) de onderneming, en dat de Rabobank daaraan niet heeft voldaan. Aldus heeft het hof blijk gegeven van een juiste opvatting omtrent hetgeen in een situatie als deze van een goed werkgever ten opzichte van de werknemer mag worden gevergd. In het bijzonder geldt dit ten aanzien van de klaarblijkelijk ook door het hof in dit verband als van essentieel belang beschouwde brief van 1 augustus 2003, waarin de werkneemster, naar het hof terecht heeft geoordeeld, in het licht van art. 7:663 BW, onvolledig en onjuist werd voorgelicht aangaande haar rechtspositie in het geval zij voor de ene mogelijkheid (mee overgaan naar Globe) dan wel de andere (niet mee overgaan) zou kiezen. In die brief werd de werkneemster immers voor beide keuzegevallen een ingrijpende wijziging in de rechtspositie voorgespiegeld welke in strijd was met genoemde bepaling en welke beoogde haar de door die bepaling geboden bescherming te ontnemen. Daarmee werd de werkneemster op onvolledige en onjuiste gronden tot een keuze bewogen, waartoe in de slotpassage van die brief onmiskenbaar druk op haar werd uitgeoefend door haar te plaatsen voor een dilemma dat niet het hare was, maar dat van de Rabobank, die de overgang van dit onderdeel van haar onderneming wenste te bewerkstelligen en voor de personele gevolgen daarvan verantwoordelijk was. Een en ander was in strijd met het gedrag waartoe een goed werkgever in een dergelijke situatie verplicht is, ongeacht de op zichzelf wellicht verdedigbare bedoelingen en oogmerken van de Rabobank met de overdracht aan Globe, zoals door haar gesteld.
3.5 Het vorenoverwogene leidt ertoe dat ook de overige onderdelen geen doel treffen. Daarbij wordt opgemerkt
- dat de verwijzing in rov. 4.6 naar art. 7:665a BW de beslissing niet draagt doch klaarblijkelijk slechts illustratief is bedoeld, zodat de klachten van onderdeel 2 bij gebrek aan belang niet tot cassatie kunnen leiden;
- dat de klachten van onderdeel 3 falen omdat het hof klaarblijkelijk in de gegeven situatie doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan de schriftelijke informatie van de Rabobank aan de werkneemster, en meer in het bijzonder aan de brief van 1 augustus 2003, hetgeen juist is in verband met de verstrekkende betekenis van die brief, zoals hiervoor in 3.4.2 is uiteengezet;
- dat het betoog van onderdeel 4, dat de werkneemster de verplichting had zich als goed werknemer te gedragen en rekening diende te houden met de belangen van de Rabobank als haar werkgever, en dat daarom onbegrijpelijk is het oordeel van het hof dat de Rabobank zich niet als goed werkgever heeft gedragen door haar te wijzen op haar solidariteit, reeds afstuit op hetgeen hiervoor in de voorlaatste zin van 3.4.2 is overwogen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Rabobank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de werkneemster begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 oktober 2007.