Hoge Raad, 26-10-2007, BB4204, R06/016HR
Hoge Raad, 26-10-2007, BB4204, R06/016HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 oktober 2007
- Datum publicatie
- 26 oktober 2007
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2007:BB4204
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BB4204
- Zaaknummer
- R06/016HR
Inhoudsindicatie
Antillenzaak. Timeshare-overeenkomst voor appartementen op erfpachtgrond, huurovereenkomst in de zin van art. 7A:1565 BWNA?; concordantiebeginsel, reikwijdte, anticiperende wetsuitleg; cassatie, ontvankelijkheid, termijn, overgangsrecht.
Uitspraak
26 oktober 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/016HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff,
t e g e n
N.V. HOTEL KURA HULANDA (WESTPUNT),
gevestigd op Curaçao,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Kura Hulanda Westpunt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 december 2003 ter griffie van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, ingekomen verzoekschrift heeft [eiseres] zich gewend tot dat gerecht en verzocht, kort gezegd, te verklaren voor recht dat [eiseres] jegens Kura Hulanda Westpunt als huurster moet worden aangemerkt van de units in het Kadushi Cliffs Resort gedurende weken als omschreven in de bij het inleidende verzoekschrift overgelegde contracten, alsmede Kura Hulanda Westpunt te veroordelen om [eiseres] toe te laten tot het Kadushi Cliffs Resort en [eiseres] het huurgenot te verschaffen van de units, op straffe van een dwangsom, met kosten.
Kura Hulanda Westpunt heeft het verzoek bestreden.
Het gerecht heeft bij vonnis van 10 januari 2005 de gevorderde verklaring voor recht gegeven en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Kura Hulanda Westpunt hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. [Eiseres] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 15 november 2005 heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en de vorderingen van [eiseres] alsnog afgewezen.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Kura Hulanda Westpunt heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis, met verdere beslissingen als gebruikelijk.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Westpunt Resort Development N.V. (hierna: Westpunt Resort) is erfpachter van het terrein te Westpunt op Curaçao waar thans Kura Hulanda Westpunt is gevestigd.
(ii) Westpunt Resort heeft op enig moment de economische eigendom van de erfpacht overgedragen aan Kadushi Cliffs Resort Development N.V. (hierna: Kadushi Cliffs), waarbij laatstgenoemde vennootschap heeft bedongen dat aan haar op haar eerste verzoek door Westpunt Resort de juridische eigendom van de erfpacht zal worden geleverd.
(iii) Kadushi Cliffs heeft timeshare-rechten uitgegeven van de op de erfpachtgrond staande appartementen. [Eiseres] is een van de timeshare-houders. Zij heeft tussen 1993 en 1996 met Kadushi Cliffs in totaal negen "purchase agreements with respect to vacation ownership plan(s)" (hierna: de overeenkomsten) gesloten, en tegen betaling van in totaal US$ 98.958,35 van Kadushi Cliffs het recht verkregen om gedurende negen bepaalde weken per jaar in bij "unit number" aangewezen appartementen te verblijven.
(iv) Blijkens de op de overeenkomsten van toepassing zijnde algemene voorwaarden, kunnen deze te allen tijde door [eiseres] worden opgezegd. Kadushi Cliffs kan slechts opzeggen wanneer - kort samengevat - [eiseres] niet aan haar verplichtingen jegens haar voldoet. Op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden gaat bij overlijden van [eiseres] het recht van bewoning over op haar erfgenamen.
(v) Nadat Kadushi Cliffs gefailleerd was, hebben de curatoren met Kura Hulanda Westpunt een overeenkomst gesloten, waarbij de curatoren op zich hebben genomen alle medewerking te verlenen aan de overdracht van het recht van erfpacht, waaronder blijkens de overeenkomst mede valt het afstand doen van voormelde economische eigendom, alsmede van voornoemd optierecht.
(vi) In art. 5 van de overeenkomst verklaart Kura Hulanda Westpunt dat, voor zover blijkt dat er aanspraken van timeshare-houders bestaan die als huuraanspraken kunnen worden gekwalificeerd, zij die aanspraken zal respecteren en de curatoren ter zake za1 vrijwaren.
3.2 [Eiseres] heeft - na wijziging van eis in hoger beroep - verzocht Kura Hulanda Westpunt te veroordelen (i) om [eiseres] gedurende de in de overeenkomsten omschreven weken toe te laten tot het Kadushi Cliffs Resort en [eiseres] het huurgenot te verschaffen van voornoemde units op straffe van een dwangsom van NAF 10.000,-- voor iedere dag dat Kura Hulanda Westpunt terzake in gebreke blijft en (ii) de schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden die [eiseres] lijdt doordat zij van haar huurrechten geen gebruik kan maken.
3.3 Het hof heeft het vonnis van het gerecht in eerste aanleg waarin de vordering van [eiseres] werd afgewezen, bekrachtigd. Het middel is gericht tegen rov. 4.2, waarin het hof onder meer heeft overwogen dat - gelet op het feit dat de overeenkomsten voor een onbepaald aantal jaren zijn aangegaan, dat alleen [eiseres] de overeenkomsten te allen tijde kan opzeggen, waar Kadushi Cliffs alleen kan opzeggen indien [eiseres] niet aan haar verplichtingen jegens haar voldoet, en dat het recht van bewoning bij overlijden van [eiseres] overgaat op haar erfgenamen - de tussen Kadushi Cliffs en [eiseres] gesloten overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurovereenkomsten omdat niet is voldaan aan het ingevolge art. 7A:1565 BWNA geldende kenmerk van de huurovereenkomst dat het genot van de zaak wordt verschaft "gedurende een bepaalde tijd".
3.4 Het namens Kura Hulanda Westpunt gedane beroep op niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar cassatieberoep, moet worden verworpen op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6.
3.5 In rov. 4.2 van het vonnis van het hof ligt de opvatting besloten dat een timeshare-overeenkomst, afhankelijk van de inhoud van het overeengekomene, onder omstandigheden zal kunnen worden aangemerkt als een huurovereenkomst. Dit in cassatie onbestreden oordeel van het hof is in overeenstemming met de (op de onderhavige overeenkomsten niet van toepassing zijnde) op 1 december 2005 in werking getreden Landsverordening regeling gebruik in deeltijd van onroerende zaken en aanpassing appartementsrecht, P.B. 2005, no. 58 (vgl. Memorie van toelichting, Staten van de Nederlandse Antillen, 2004-2005, blz. 3).
3.6 Vooropgesteld moet worden dat in het thans geldende Nederlandse huurrecht het vereiste dat een huurovereenkomst moet zijn aangegaan voor bepaalde tijd is komen te vervallen (art. 7:201 BW). In de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II, 1997-1998, 26 089, nr. 3, blz. 11) is deze wijziging aldus toegelicht, dat een waarborg tegen onbeperkt durende huur niet nodig is, nu gelet op het bepaalde in art. 6:258 BW ontbinding of wijziging van de huurovereenkomst mogelijk is in die zin, dat zij opzegbaar wordt met inachtneming van een bepaalde termijn. Het in art. 39, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk neergelegde concordantiebeginsel houdt in dat onder meer het burgerlijk recht in de drie landen van het Koninkrijk "zoveel mogelijk" op overeenkomstige wijze wordt geregeld. De totstandkoming in Nederland van een naar de inhoud nieuwe wettelijke regel omtrent een onderwerp van burgerlijk recht heeft niet reeds uit kracht van het concordantiebeginsel tot gevolg dat de inhoud van die regel van rechtswege deel gaat uitmaken van het in de Nederlandse Antillen en Aruba geldende recht (vgl. HR 29 oktober 1999, nr. R98/056, NJ 2000, 51).
3.7 Uit het bepaalde in de art. 7A:1565, 1587, 1588 en 1590 BWNA blijkt dat op de Nederlandse Antillen, anders dan in Nederland, vooralsnog is vastgehouden aan het in Nederland onder het oude huurrecht geldende vereiste dat de huur voor bepaalde tijd is aangegaan (art. 7A:1584 (oud) BW). Bij de uitleg van het bepaalde in art. 7A:1565 BWNA dient op grond van het concordantiebeginsel rekening te worden gehouden met de Nederlandse opvattingen over het met deze bepaling corresponderende art. 7A:1584 (oud) BW.
In dat verband is van belang dat mede in het licht van de verscheidene wettelijke mogelijkheden voor de huurder en verhuurder om een huurovereenkomst te beëindigen, zoals ontbinding wegens een toerekenbare tekortkoming, ontbinding of wijziging van de overeenkomst wegens onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW), en beëindiging van de overeenkomst met toepassing van art. 6:248 BW, in redelijkheid mag worden verwacht dat aan de huurovereenkomst te eniger tijd een einde zal komen en dat deze derhalve een tijdelijk karakter heeft (vgl. HR 7 oktober 2005, nr. C04/164, NJ 2005, 530). Hetzelfde geldt, na de inwerkingtreding van het huidige BWNA met ingang van 1 januari 2001, voor door het Antilliaanse recht beheerste huurovereenkomsten.
In het licht van het voorgaande heeft het hof door in rov. 4.2 te oordelen zoals hiervoor in 3.3 is weergegeven, blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De hierop gerichte klachten van de onderdelen 1 en 2 en het daarop voortbouwende onderdeel 3 van het middel treffen derhalve doel. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 15 november 2005;
verwijst het geding naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Kura Hulanda Westpunt in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 364,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 oktober 2007.