Hoge Raad, 16-05-2008, BC2793, C06/263HR
Hoge Raad, 16-05-2008, BC2793, C06/263HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 mei 2008
- Datum publicatie
- 16 mei 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BC2793
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC2793
- Zaaknummer
- C06/263HR
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Uitleg polisvoorwaarden; schade door ontploffing.
Uitspraak
16 mei 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/263HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap naar Belgisch recht CHUBB INSURANCE COMPANY OF EUROPE S.A.,
gevestigd te Brussel, België,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
1. DAGENSTAED INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. EUROPOINT TERMINALS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Chubb en Europoint.
1. Het geding in feitelijke instanties
Europoint heeft bij exploot van 18 november 2002 Chubb gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat Chubb aansprakelijk is voor de - bij staat op te maken - door Europoint geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het in de dagvaarding omschreven incident voorzover deze bestaat uit (i) schade aan verzekerde zaken, (ii) bereddingskosten, (iii) schade door teloor gaan van stoffen die aan reactie die aan de reactie hebben deelgenomen, (iv) expertisekosten en (v) opruimkosten.
Chubb heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 augustus 2004 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Europoint hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 8 juni 2006, verbeterd bij herstelarrest van 6 juli 2006, heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van Europoint alsnog toegewezen.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 8 juni 2006, verbeterd bij herstelarrest van 6 juli 2006, heeft Chubb beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Europoint heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Chubb toegelicht door haar advocaat en mr. E.C.M. Hurkens, advocaat bij de Hoge Raad, en voor Europoint door mrs. H.N. Schelhaas en M.H.J. van Maanen, advocaten te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Chubb heeft bij brief van 21 januari 2008 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Dagenstaed is 100% aandeelhoudster van Europoint. Europoint beheert een tankopslag- en overslagbedrijf aan de [a-straat 1] te [plaats].
(ii) Dagenstaed is op 31 december 1995 via haar makelaar ABN AMRO Verzekeringen BV (hierna: ABN AMRO) een verzekeringsovereenkomst aangegaan met (onder meer)
Chubb voor de verzekering van gebouwen, bedrijfs-uitrusting/inventaris en bedrijfsschade van bovengenoemd tankopslag- en overslagbedrijf tegen een groot aantal met name genoemde evenementen onder polisnummer [001], met toepasselijkheid van de algemene uitgebreide voorwaarden ABN AMRO polis voor gebouwen (hierna: Ugeb. 93), de uitgebreide ABN AMRO polis voor bedrijfsuitrusting/inventaris voor goederen (hierna: UBIG 93) en het clausuleblad CL U 93.
(iii) Artikel 2.1.2 van de Ugeb. 93 en de UBIG 93 luidt als volgt:
"Onder schade door ontploffing wordt verstaan:
Gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt door een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen, zulks met inachtneming van het hierna bepaalde. Is de ontploffing ontstaan binnen een - al dan niet gesloten - vat, dan is aan het vereiste van een eensklaps verlopende krachtsuiting voldaan, indien de wand van het vat onder de druk van de zich daarin bevindende gassen of dampen (onverschillig hoe deze gassen of dampen zijn ontstaan en onverschillig of zij reeds voor de ontploffing aanwezig waren dan wel eerst tijdens deze ontwikkeld werden) een zodanige scheiding heeft ondergaan dat door het uitstromen van gas, damp of vloeistof uit de door de scheiding gevormde opening, de drukken binnen en buiten het vat eensklaps aan elkaar gelijk zijn geworden. Is dit niet het geval of is de ontploffing buiten een vat ontstaan, dan moet de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting de onmiddellijke werking zijn geweest van gassen of dampen, welke door een scheikundige reactie van vaste, vloeibare, gas- of dampvormige stoffen of een mengsel daarvan, zijn ontwikkeld of tot uitzetting gebracht.
De tekst van deze clausule en de daarbij behorende toelichting is op 5 april 1982 onder nummer 275/82 ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht gedeponeerd."
(iv) Onder de verzekering is volgens het polisblad Dagenstaed en/of 'wie het in geval van schade zal blijken aan te gaan' verzekerd.
(v) Begin mei 2001 heeft Europoint in opdracht van [A] GmbH in een landtank met nummer 0231 een partij rietmelasse afkomstig uit India opgeslagen. Op 9 juni 2001 is die melasse uit de tank gespoten (hierna: het incident). Als gevolg van het incident heeft zich in tank 0231 een harde laag van as-achtig materiaal gevormd, is het rondom de tank bevestigde isolatiemateriaal ernstig verontreinigd en zijn de bestrating, goten, riolen en het pomphuis in de tankpit rond de tank ernstig bevuild. Dagenstaed heeft het incident op 12 juni 2001 bij ABN AMRO gemeld en om dekking verzocht onder de bovenbeschreven verzekering.
(vi) ABN AMRO heeft het incident laten onderzoeken door schade-expert [B] BV (hierna: [B]). Deze heeft een Voorlopig Rapport van Expertise van 15 juni 2001 aan ABN AMRO doen toekomen. In dit rapport staat - voor zover van belang - het volgende:
"TOEDRACHT
Op 9 juni heeft de dienstdoende wacht om omstreeks 06.15 stoomvorming ontdekt in de buurt van tank H02-31. Vervolgens heeft men een uur later de temperatuur afgelezen van de tank, die op dat moment 95 ºC bleek te zijn. Het verwarmingssysteem op de tank was op dat moment niet ingeschakeld, zodat naar onze vermoedens en naar die van verzekerde de temperatuurverhoging moet zijn veroorzaakt door gisting. Vervolgens is men op de tank geklommen en heeft men een inspectie uitgevoerd vanuit de mangaten. Men zag dat zich een schuimlaag had ontwikkeld, die inmiddels gestegen was tot 1 meter onder de bovenkant van de tank. (...) Inmiddels was rond 13.00 uur de temperatuur opgelopen tot 102 ºC en bleek om omstreeks 13.30 uur dat de vloeistof / het schuimniveau tot direct onder de bovenkant van de tank was gekomen, waarna het via de opening naar buiten liep. Vervolgens, 20 minuten later, spoot uit alle vijf de openingen, inclusief uit de mangaten, de vloeistof onder hoge druk naar buiten. Men sprak van een straal tot 2,5 meter boven de tank direct gevolgd door een knal, gepaard gaande met een uitstroom van gas tot plusminus 8 meter boven de tank. Deze uitstroom duurde enkele minuten. (...) Men heeft niet kunnen voorkomen dat circa 1000 ton melasse is uitgestroomd in de tankput en in de directe omgeving.
OORZAAK
Over de oorzaak bestaat nog geen duidelijkheid. Vermoedelijk is om nog onbekende redenen melasse gaan gisten. Een dergelijk gistingsproces gaat gepaard met temperatuursverhogingen, waarbij gassen vrijkomen die voor drukverhoging in de tank moeten hebben zorggedragen. Wij zullen hier een uitgebreid onderzoek naar verrichten, zonodig in samenwerking met een extern bureau.
OMVANG VAN DE SCHADE
(...) De melasse heeft schade veroorzaakt aan de tank alsmede aan de bestrating, het leidingwerk en het pomphuis. Voorts is een deel van de put verloren gegaan. In hoeverre schade is ontstaan aan het leidingstelsel en de pompkamer is nog niet duidelijk. Ook een mogelijke schade aan de tank als gevolg van de drukverhoging kan pas in een later stadium worden onderzocht. Eerst dient de melasse te worden opgeruimd. (...)"
(vii) Chubb heeft bij brief van 6 november 2001 dekking onder de polis geweigerd.
(viii) De Universiteit van Gent heeft in een rapport van 26 maart 2002 haar onderzoeksbevindingen ter zake van het incident weergegeven. Als conclusie vermelden de onderzoekers:
"Het incident met landtank 231 was te wijten aan de Maillard-reactie die optreedt vanaf een temperatuur van 60-65 ºC. De opwarming van de partij melasse van 45 ºC tot 60-65 ºC is niet eenvoudig te verklaren. Er zijn echter aanwijzingen dat in tank 231 meer anaerobe, microbiële activiteit aanwezig was (pH-daling, ontstaan van organische zuren, en dergelijke), hetgeen de temperatuursstijging kan verklaren. De oorzaak van deze microbiële activiteit is moeilijk vast te stellen, maar zou kunnen verklaard worden door een stijging van de wateractiviteit met uitgroei van latent aanwezige kiemen tot gevolg."
(ix) In opdracht van ABN AMRO heeft de expert [C] BV (hierna: [C]) een voorlopig Rapport van Expertise van 10 april 2002 uitgebracht. De voorlopige conclusies luiden - voor zover van belang - als volgt:
"Voorlopige conclusies:
De melasse welke op 7 mei 2001 (...) in landtank H0231 werd opgeslagen was volgens monsters van Control Union en analyses van [betrokkene 1] in goede conditie en vrij van organismen en mechanismen waardoor de melasse zich zelf zou hebben kunnen opwarmen tot een kritische temperatuur van 60 ºC of meer.
In de melasse in landtank H0231 heeft zich een reactie voorgedaan als gevolg van een te hoge temperatuur (> 60 ºC) waarna er een decompositie van het product plaatsvond, waarbij gas vrijkwam, warmte gegenereerd werd en er aanzienlijke schuimvorming ontstond. De gevormde warmte heeft het proces versneld waarna uiteindelijk de lading met kracht explosief uit de tank werd gedrukt.
Hoe het product die kritische temperatuur van ongeveer 60 ºC heeft kunnen bereiken en hoe snel is vooralsnog onduidelijk. Het is ook onduidelijk of verzekerde voor wat betreft de temperatuur stijging tot 60 ºC iets had kunnen merken. Er zijn allerlei mogelijkheden / scenario's, zoals hierboven aangegeven, denkbaar.
(...)
Samenvattend zijn wij van mening dat oorzaken als gevolg van blootstelling aan te hoge temperatuur via het warm water systeem en instabiliteit van het product onwaarschijnlijk zijn. Meer waarschijnlijk achten wij een oorzaak verband houdend met fermentatie van het product. Dit als gevolg van vervuiling/vermenging."
(x) TNO Nutrition and Food Research (hierna: TNO) heeft in opdracht van Europoint ook onderzoek gedaan naar de oorzaak van het incident en heeft op 18 juni 2002 haar bevindingen gerapporteerd. In een begeleidende brief van dezelfde datum schrijft TNO - onder meer - het volgende:
"On the basis of the investigations conducted it was, among other things, concluded that with respect to the molasses stored in the tank in question a spontaneous and violent decomposition has occurred. Similar phenomena are frequently described in literature. The mechanisms that cause this spontaneous and violent decomposition are referred to as 'Maillard reactions'. Maillard reactions are of a chemical nature. (...)
Europoint requested TNO to evaluate whether the phenomenon of the sudden flood of molasses stored in a tank, present at the premises of Europoint, could meet with the criteria of an explosion as defined in a clause of a certain insurance policy.
(...)
In our opinion, the phenomenon of the sudden flood of molasses stored in a tank, present at the premises of Europoint, as a consequence of 'Maillard reactions', with a sudden release of energy (heat), CO2 and water (steam), can be interpreted such that it meets the criterion mentioned above that 'the sudden vehement expression of force has to be the immediate result of gases and vapours that have developed or expanded as a consequence of a chemical reaction of (...) liquid (...) compounds (...)."
3.2 In dit geding staat de vraag centraal of Europoint op grond van de polis recht heeft op vergoeding van de schade als gevolg van het incident, en in het bijzonder of sprake is van "schade door ontploffing" als omschreven in art. 2.1.2 van de polisvoorwaarden (hiervoor in 3.1 (iii) weergegeven).
Nadat de rechtbank de hiervoor in 1 weergegeven vordering had afgewezen, heeft het hof deze alsnog toegewezen. Daartoe heeft het hof als volgt overwogen.
(a) Op grond van de in het geding gebrachte deskundigenrapporten en getuigenverklaringen kan worden aangenomen dat zich in de tank een scheikundige reactie van een vloeibare stof (melasse) heeft voorgedaan, als gevolg waarvan gassen en dampen zijn ontwikkeld die ervoor hebben gezorgd dat de melasse tot uitzetting is gebracht. Er is volgens getuigen sprake geweest van het omhoog spuiten van melasse, terwijl voorts een aantal keren met daverend geraas een wolk van stoom of gasdampen uit de tank spoot, die door getuigen is gekenmerkt als explosie. Gelet daarop moet aangenomen worden dat zich een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen heeft voorgedaan die het gevolg was van die scheikundige reactie die kan worden aangeduid als een Maillard reactie (rov. 3.11 - 3.12). Het verweer van Chubb dat geen sprake was van een "eensklaps" verlopende hevige krachtsuiting wordt verworpen, omdat de stijging van het niveau van de melasse, die weliswaar de gehele dag plaatsvond, enkele keren eensklaps uitmondde in een uitstoot van melasse, gassen en dampen. Het verweer van Chubb komt er in wezen op neer dat het gehele chemische proces daarnaast ook nog "kortstondig" van aard zou moeten zijn, maar een dergelijke eis volgt niet uit de polisvoorwaarden (rov. 3.13 - 3.14). Het hof concludeert dat zich een ontploffing in de zin van de polisvoorwaarden heeft voorgedaan. Dit betekent dat Chubb de schade die daardoor is veroorzaakt dient te vergoeden, mits daarbij sprake is van "gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt" door die ontploffing (rov. 3.15).
(b) In rov. 3.16 - 3.18 bespreekt en verwerpt het hof het verweer van Chubb dat de schade niet "onmiddellijk" is veroorzaakt door de ontploffing. Deze overwegingen luiden als volgt.
"3.16 Chubb betwist dat de schade onmiddellijk is veroorzaakt door de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen (de ontploffing). Blijkens het woord "onmiddellijk" mag volgens Chubb tussen de expansie van de gassen of dampen enerzijds en de gehele of gedeeltelijke vernieling anderzijds geen andere gebeurtenis hebben plaatsgehad. Chubb stelt dat het uitstromen van de melasse uit de meetpoorten en mangaten als een tussenkomende gebeurtenis moet worden beschouwd, zodat aan de onmiddellijkheidseis niet is voldaan.
3.17 Chubb kan hierin niet worden gevolgd. Het hof acht het gekunsteld om, gelet op de onderhavige gang van zaken, onderscheid te maken tussen het uitstromen en uitspuiten van de melasse enerzijds en het uitspuiten van gassen of dampen anderzijds. Uit de verklaringen van [betrokkene 4 en 3] blijkt dat deze gebeurtenissen zich in de middag/avond van 9 juni 2001 afwisselend hebben voorgedaan en aangenomen moet worden dat zij onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en het gevolg zijn van een en dezelfde scheikundige reactie in de melasse. Bovendien moet worden aangenomen dat het uitspuiten van de melasse (mede) is veroorzaakt door de als gevolg van de chemische reactie vrijkomende gassen en dampen. Bij deze stand van zaken heeft Europoint ook niet behoeven te begrijpen dat het de bedoeling van Chubb was dat in een geval als het onderhavige de schade veroorzaakt door de uitstroom en het uitspuiten van de melasse niet onder de dekking van de polis zou vallen.
3.18 Chubb trekt de vergelijking met een kogel die wordt afgeschoten uit een jachtgeweer, waardoor een ruit wordt vernield. Chubb wijst erop dat de toelichting bij de ontploffingsclausule bepaalt dat de vernieling van de ruit niet onmiddellijk veroorzaakt is door de expansie van gassen welke zich in de geweerloop hebben gevormd, maar door het feit dat de ruit vervolgens door de kogel is getroffen (p. 4a). Deze vergelijking loopt naar het oordeel van het hof echter mank omdat zich in de geweerloop een ander proces voltrekt dan in de melasse heeft plaatsgevonden. De uitstroom en de uitstoot van de melasse en de daarmee gepaard gaande explosie van gassen of dampen - die in de melasse zijn ontstaan - is een rechtstreeks gevolg van het chemische proces dat in de melasse zelf heeft plaatsgevonden. Bij het voorbeeld van de kogel kan daarentegen duidelijk worden onderscheiden tussen de expansie van de gassen enerzijds en het als gevolg daarvan wegvliegen van de kogel anderzijds; er heeft zich geen chemisch proces in de kogel zelf afgespeeld die het wegvliegen van de kogel veroorzaakte."
(c) Met betrekking tot het verweer van Chubb dat geen sprake is van schade in de zin van de polis omdat geen gehele of gedeeltelijke vernieling heeft plaatsgevonden, overweegt het hof dat hier sprake is van een vervuiling
- een opslagterrein van circa 4.000 m² is bedekt met ongeveer 1 miljoen kilo melasse die is verworden tot een keiharde ondoordringbare laag, vergelijkbaar met gestold lava - die als zaaksbeschadiging kan worden aangemerkt omdat voldaan is aan de eis dat de ene stof aan de andere is gehecht waarbij de hechting van dien aard is dat deze zonder serieuze schoonmaakmaatregelen van blijvende aard is. Deze vervuiling / zaaksbeschadiging kan worden aangemerkt als een (gedeeltelijke) vernieling in de zin van de polis (rov. 3.19 - 3.23).
(d) Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of de verwarmingsspiraal onderin de tank als gevolg van de Maillard reactie lek is geraakt, hetgeen het hof overigens wel aannemelijk acht (rov. 3.24).
3.3 Onderdeel 1 van het middel betoogt dat voorzover het hof in de rov. 3.11 - 3.15 (zie hierboven in 3.2 (a)) een krachtsuiting van melasse (mede) heeft aangemerkt als ontploffing, zulks zonder nadere motivering onbegrijpelijk is nu de onderhavige polisbepaling vereist dat sprake moet zijn van een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting "van gassen of dampen" en het hof melasse aanmerkt als vloeibare stof (rov. 3.11 en 3.12), terwijl bovendien melasse niet (zonder nadere motivering, die ontbreekt) kan worden aangemerkt als gas of damp.
De aangevallen overwegingen moeten aldus verstaan worden dat als gevolg van een scheikundige reactie in de melasse gassen en dampen zijn ontstaan, en dat zich vervolgens (enkele keren) een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van deze gassen en dampen heeft voorgedaan die door het hof als een ontploffing in de zin van de polisvoorwaarden is aangemerkt, en dat bij deze ontploffing (dus van gassen en dampen) tevens vloeibare melasse uit de tank is gestroomd/gespoten. Het onderdeel faalt derhalve wegens gebrek aan feitelijke grondslag.
3.4.1 De onderdelen 2 - 2.3 komen op tegen de verwerping door het hof in rov. 3.16 - 3.18 (zie hierboven in 3.2 (b)) van Chubb's verweer dat geen sprake is van schade die "onmiddellijk" is veroorzaakt door een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen (de ontploffing).
De onderdelen betogen, kort samengevat:
- dat in art. 2.1.2 van de polisvoorwaarden uitdrukkelijk is bepaald enerzijds dat van een ontploffing sprake is bij een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting "van gassen of dampen", en anderzijds dat de vernieling "onmiddellijk" veroorzaakt moet zijn door die aldus omschreven ontploffing;
- dat de enkele door het hof vermelde omstandigheid dat het gelet op de onderhavige gang van zaken "gekunsteld" is om onderscheid te maken tussen het uitstromen en uitspuiten van de melasse enerzijds en het uitspuiten van gassen of dampen anderzijds, niet relevant is voor de uitleg van een polisbepaling, nu het daarbij aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de onderhavige bepaling mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten;
- dat de duidelijke tekst van de bepaling zich niet anders laat lezen dan dat deze het door Chubb verdedigde onderscheid maakt, en dat zulks ook volgt uit de voorbeelden die in de toelichting op de bepaling vermeld worden;
- dat het Chubb vrijstond met de dekkingsomschrijving de grenzen te omschrijven waarbinnen zij bereid was dekking te verlenen.
3.4.2 Het gaat hier om de uitleg van art. 2.1.2 van de polisvoorwaarden, die deel uitmaken van een beurspolis. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (en uit de stukken van het geding geen andere conclusie getrokken kan worden dan dat niet gesteld is dat zulks in dit geval anders is), is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval - zoals ook hier - bij de polisvoorwaarden behorende toelichting.
Voorts dient tot uitgangspunt dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen (vgl. HR 9 juni 2006, nr. C05/075, NJ 2006, 326). Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij - op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is - binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen.
3.4.3 Art. 2.1.2 omschrijft "schade door ontploffing" als: "Gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt door een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen". De bij deze bepaling behorende toelichting vermeldt over de begrippen "onmiddellijk veroorzaakt" (en het daarin tot uitdrukking komende onderscheid tussen directe schade en gevolgschade) en "vernieling" onder meer het volgende (blz. 4a-4b):
"[De bepaling] betreft uitsluitend de direkte schade (de gevolgschade is geregeld in (...)). Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de woorden "onmiddellijk veroorzaakt", dat wil zeggen dat tussen de expansie van de gassen of dampen enerzijds en de gehele of gedeeltelijke vernieling anderzijds geen andere gebeurtenis mag hebben plaats gehad. Is b.v. door de kogel, afgeschoten uit een jachtgeweer, een ruit vernield, dan is deze vernieling niet "onmiddellijk veroorzaakt" door de expansie van de gassen welke zich in de geweerloop hebben gevormd, maar door het feit dat de ruit door de kogel getroffen is. Wel was de bedoelde expansie de onmiddellijke oorzaak van het wegvliegen van de kogel, maar de desintegratie van de geweerpatroon, welke het gevolg was van het afvuren, is geen "vernieling" van de patroon (daargelaten dat deze desintegratie geen onzeker voorval is in de zin van art. 246 W.v.K.).
Stellen wij hiertegenover het geval van een ketelontploffing, waarbij de ketelwand is verbrijzeld, dan is het duidelijk waarom in het geval van de geweerpatroon niet, in dat van de verbrijzelde ketelwand wél sprake is van "vernieling": de patroon was voor desintegratie bestemd, de ketelwand juist niet.
In het geval van de ketelontploffing is de vernieling van de ketelwand een direkte schade (...), de schade aangericht door rondvliegende scherven een gevolgschade (...). Is de direkte schade gedekt, dan is ook de schade veroorzaakt door rondvliegende scherven gedekt."
Bovendien heeft Chubb zich in de feitelijke instanties beroepen op de volgende passage in de toelichting (blz. 4d):
"Vindt in een niet geheel gesloten vat een explosieve reactie plaats, dan is het mogelijk dat de vatwand vernield wordt, maar het is ook denkbaar dat het vat zelf intact blijft en dat de ontwikkelde gassen of dampen door de reeds bestaande opening (b.v. een wijde schoorsteen) worden uitgestoten.
Oefenen de aldus uitgestoten gassen of dampen een vernielende werking op de omgeving uit, dan is er sprake van direkte schade en is ook de door de vernieling veroorzaakte gevolgschade (b.v. bederfschade) gedekt. Is er echter geen sprake van vernieling maar hebben de uitgestoten gassen of dampen er alleen maar toe geleid dat de omgeving met schuim of vloeistof bedekt is geworden, dan kan men niet spreken van gevolgschade in de zin van de ontploffingsclausule. Prealabel is immers de eis dat de druk van de expanderende gassen of dampen zo hevig is geweest dat vernieling is aangericht. Eerst als er vernieling is geweest, kan er sprake zijn van schade welke het gevolg is van vernieling."
Chubb heeft ten aanzien van deze passage aangevoerd dat deze weliswaar betrekking heeft op een specifieke clausule voor gevolgschade die niet in de onderhavige polis is opgenomen, maar dat de polis in de art. 2.2 en 2.3 wel een algemene regeling van gevolgschade kent die inhoudelijk geheel overeenkomt met bedoelde clausule, zodat de toelichting op die clausule ook relevant is voor de uitleg van de onderhavige polis.
3.4.4 Het hof heeft zijn conclusie dat de aan verzekerde zaken teweeggebrachte vernieling (bestaande in vervuiling met een keiharde ondoordringbare laag gestolde melasse) "onmiddellijk veroorzaakt" is door de ontploffing, mede gegrond op zijn oordeel dat het gelet op de onderhavige gang van zaken "gekunsteld" is om - met betrekking tot de oorzaak van de vernieling - onderscheid te maken tussen het uitstromen en uitspuiten van melasse enerzijds en het uitspuiten van gassen of dampen anderzijds (rov. 3.17). Dat oordeel geeft evenwel, in het licht van de hiervoor in 3.4.3 geciteerde omschrijving in de polisvoorwaarden van schade door ontploffing en van de daarop betrekking hebbende toelichting waarop Chubb zich heeft beroepen, hetzij blijk van miskenning van de bij de uitleg van een clausule als de onderhavige in acht te nemen uitgangspunten (zie hiervoor in 3.4.2), hetzij is dat oordeel onvoldoende gemotiveerd. Daarbij is mede van belang dat het hof zich niet heeft uitgelaten over de hiervoor in 3.4.3 als laatste geciteerde passage uit de toelichting, zodat onduidelijk is gebleven of die passage naar het oordeel van het hof van belang is voor de uitleg van de ontploffingsclausule (zoals Chubb heeft betoogd maar Europoint heeft betwist) en zo ja, welke betekenis die passage dan voor de uitleg heeft.
Opmerking verdient ten slotte dat de door het hof in rov. 3.17 in aanmerking genomen omstandigheden - dat het uitspuiten van de melasse en van de gassen of dampen "zich afwisselend hebben voorgedaan", dat zij "onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en het gevolg zijn van een en dezelfde scheikundige reactie in de melasse", en dat het uitspuiten van de melasse "(mede) is veroorzaakt door de als gevolg van de chemische reactie vrijkomende gassen en dampen" - gelet op het hiervoor in 3.4.2, tweede alinea, vermelde uitgangspunt op zichzelf niet eraan in de weg behoeven te staan om het uitstromen van melasse aan te merken als (slechts) indirect gevolg van de ontploffing in de zin van de polisvoorwaarden. Of dat het geval is hangt af van uitleg van die voorwaarden aan de hand van de bewoordingen daarvan en de toelichting daarop.
3.4.5 Het voorgaande brengt mee dat de onderdelen 2 - 2.3 gegrond zijn.
3.5 Onderdeel 2.4 is gericht tegen rov. 3.24 (zie hiervoor in 3.2 (d)) en klaagt dat het oordeel van het hof dat sprake is van (gedeeltelijke) vernieling als onmiddellijk gevolg van de ontploffing onjuist, althans onvoldoende begrijpelijk is, voor zover dat oordeel mede is gebaseerd op het lek raken van de verwarmingsspiraal onderin de tank. Het hof heeft evenwel het lek raken van de verwarmingsspiraal niet aan zijn beslissing ten grondslag gelegd nu het die kwestie in het midden heeft gelaten. Het onderdeel kan dus bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 8 juni 2006;
verwijst het geding naar het gerechtshof te's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Europoint in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Chubb begroot op € 462,05 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 mei 2008.