Parket bij de Hoge Raad, 16-05-2008, BC2793, C06/263HR
Parket bij de Hoge Raad, 16-05-2008, BC2793, C06/263HR
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 mei 2008
- Datum publicatie
- 16 mei 2008
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2008:BC2793
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC2793
- Zaaknummer
- C06/263HR
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Uitleg polisvoorwaarden; schade door ontploffing.
Conclusie
Rolnr. C06/263HR
Mr. D.W.F. Verkade
Zitting 21 december 2007
Conclusie inzake:
Chubb Insurance Company of Europe SA
tegen
1. Dagenstaed Investments BV
2. Europoint Terminals Netherlands BV
1. Inleiding
1.1. De partijen zullen hierna - evenals in de processtukken - doorgaans verkort worden aangeduid als Chubb, respectievelijk Europoint (in enkelvoud). Ik wijs er evenwel op dat de rechtbank de thans verweerders in cassatie doorgaans aanduidde als Dagenstaed c.s.
1.2. Het gaat in deze verzekeringszaak om de uitleg van een polisvoorwaarde over schade door ontploffing, waarbij in casu de vraag is of de polis dekking biedt voor schade voortkomend uit een incident waarbij melasse uit een opslagtank is gespoten.
1.3. Het hof is van de juiste (Haviltex-)maatstaf uitgegaan. Zijn oordeel is niet onbegrijpelijk.
2. Feiten
2.1. In cassatie kan worden uitgegaan van de hieronder vermelde feiten zoals vastgesteld door de rechtbank Amsterdam in haar vonnis d.d. 25 augustus 2004 onder 2 a tot en met j.
2.2. Dagenstaed is 100% aandeelhoudster van Europoint. Europoint beheert een tankopslag- en overslagbedrijf aan de [a-straat 1] te [plaats].
2.3. Dagenstaed is op 31 december 1995 via haar makelaar ABN AMRO Verzekeringen BV (hierna: ABN AMRO) een verzekeringsovereenkomst aangegaan met (onder meer) Chubb voor de verzekering van gebouwen, bedrijfsuitrusting/inventaris en bedrijfsschade van bovengenoemd tankopslag- en overslagbedrijf tegen een groot aantal met name genoemde evenementen onder polisnummer [001] (polisblad 7, met toepasselijkheid van de algemene uitgebreide voorwaarden ABN AMRO polis voor gebouwen (hierna: Ugeb. 93), de uitgebreide ABN AMRO polis voor bedrijfsuitrusting/inventaris voor goederen (hierna: UBIG 93) en het clausuleblad CL U 93 (hierna: CL U 93)).
2.4. Artikel 2.1.2 van de Ugeb. 93 en de UBIG 93 luidt als volgt:
'Onder schade door ontploffing wordt verstaan:
Gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt door een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen, zulks met inachtneming van het hierna bepaalde. Is de ontploffing ontstaan binnen een - al dan niet gesloten - vat, dan is aan het vereiste van een eensklaps verlopende krachtsuiting voldaan, indien de wand van het vat onder de druk van de zich daarin bevindende gassen of dampen (onverschillig hoe deze gassen of dampen zijn ontstaan en onverschillig of zij reeds voor de ontploffing aanwezig waren dan wel eerst tijdens deze ontwikkeld werden) een zodanige scheiding heeft ondergaan dat door het uitstromen van gas, damp of vloeistof uit de door de scheiding gevormde opening, de drukken binnen en buiten het vat eensklaps aan elkaar gelijk zijn geworden. Is dit niet het geval of is de ontploffing buiten een vat ontstaan, dan moet de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting de onmiddellijke werking zijn geweest van gassen of dampen, welke door een scheikundige reactie van vaste, vloeibare, gas- of dampvormige stoffen of een mengsel daarvan, zijn ontwikkeld of tot uitzetting gebracht.
(...)'.
2.5. Onder de verzekering is volgens het polisblad Dagenstaed en/of 'wie het in geval van schade zal blijken aan te gaan' verzekerd.
2.6. Begin mei 2001 heeft Europoint in opdracht van [A] GmbH in een landtank met nummer 0231 een partij rietmelasse afkomstig uit India opgeslagen. Op 9 juni 2001 is die melasse uit de tank gespoten (hierna: het incident). Als gevolg van het incident heeft zich in tank 0231 een harde laag van as-achtig materiaal gevormd, is het rondom de tank bevestigde isolatiemateriaal ernstig verontreinigd en zijn de bestrating, goten, riolen en het pomphuis in de tankpit rond de tank ernstig bevuild. Dagenstaed heeft het incident op 12 juni 2001 bij ABN AMRO gemeld en om dekking verzocht onder de bovenbeschreven verzekering.
2.7. ABN AMRO heeft het incident laten onderzoeken door schade-expert [B] BV (hierna: [B]). Deze heeft een Voorlopig Rapport van Expertise d.d. 15 juni 2001 aan ABN AMRO doen toekomen. In dit rapport staat - voor zover van belang - het volgende:
TOEDRACHT
Op 9 juni heeft de dienstdoende wacht om omstreeks 06.15 stoomvorming ontdekt in de buurt van tank H02-31. Vervolgens heeft men een uur later de temperatuur afgelezen van de tank, die op dat moment 95 ºC bleek te zijn. Het verwarmingssysteem op de tank was op dat moment niet ingeschakeld, zodat naar onze vermoedens en naar die van verzekerde de temperatuurverhoging moet zijn veroorzaakt door gisting. Vervolgens is men op de tank geklommen en heeft men een inspectie uitgevoerd vanuit de mangaten. Men zag dat zich een schuimlaag had ontwikkeld, die inmiddels gestegen was tot 1 meter onder de bovenkant van de tank. (...) Inmiddels was rond 13.00 uur de temperatuur opgelopen tot 102 ºC en bleek om omstreeks 13.30 uur dat de vloeistof / het schuimniveau tot direct onder de bovenkant van de tank was gekomen, waarna het via de opening naar buiten liep. Vervolgens, 20 minuten later, spoot uit alle vijf de openingen, inclusief uit de mangaten, de vloeistof onder hoge druk naar buiten. Men sprak van een straal tot 2,5 meter boven de tank direct gevolgd door een knal, gepaard gaande met een uitstroom van gas tot plusminus 8 meter boven de tank. Deze uitstroom duurde enkele minuten. (...) Men heeft niet kunnen voorkomen dat circa 1000 ton melasse is uitgestroomd in de tankput en in de directe omgeving.
OORZAAK
Over de oorzaak bestaat nog geen duidelijkheid. Vermoedelijk is om nog onbekende redenen melasse gaan gisten. Een dergelijk gistingsproces gaat gepaard met temperatuursverhogingen, waarbij gassen vrijkomen die voor drukverhoging in de tank moeten hebben zorggedragen. Wij zullen hier een uitgebreid onderzoek naar verrichten, zonodig in samenwerking met een extern bureau.
OMVANG VAN DE SCHADE
(...) De melasse heeft schade veroorzaakt aan de tank alsmede aan de bestrating, het leidingwerk en het pomphuis. Voorts is een deel van de put verloren gegaan. In hoeverre schade is ontstaan aan het leidingstelsel en de pompkamer is nog niet duidelijk. Ook een mogelijke schade aan de tank als gevolg van de drukverhoging kan pas in een later stadium worden onderzocht. Eerst dient de melasse te worden opgeruimd. (...)
2.8. Chubb heeft bij brief van 6 november 2001 dekking onder de polis geweigerd.
2.9. De Universiteit van Gent heeft in een rapport d.d. 26 maart 2002 haar onderzoeksbevindingen terzake van het incident weergegeven. Als conclusie vermelden de onderzoekers:
Het incident met landtank 231 was te wijten aan de Maillard-reactie die optreedt vanaf een temperatuur van 60-65 ºC. De opwarming van de partij melasse van 45 ºC tot 60-65 ºC is niet eenvoudig te verklaren. Er zijn echter aanwijzingen dat in tank 231 meer anaerobe, microbiële activiteit aanwezig was (pH-daling, ontstaan van organische zuren, en dergelijke), hetgeen de temperatuursstijging kan verklaren. De oorzaak van deze microbiële activiteit is moeilijk vast te stellen, maar zou kunnen verklaard worden door een stijging van de wateractiviteit met uitgroei van latent aanwezige kiemen tot gevolg.
2.10. In opdracht van ABN AMRO heeft de expert [C] BV (hierna: [C]) een voorlopig Rapport van Expertise d.d. 10 april 2002 uitgebracht. De voorlopige conclusies luiden - voor zover van belang - als volgt:
Voorlopige conclusies:
De melasse welke op 7 mei 2001 (...) in landtank H0231 werd opgeslagen was volgens monsters van Control Union en analyses van [betrokkene 1] in goede conditie en vrij van organismen en mechanismen waardoor de melasse zich zelf zou hebben kunnen opwarmen tot een kritische temperatuur van 60 ºC of meer.
In de melasse in landtank H0231 heeft zich een reactie voorgedaan als gevolg van een te hoge temperatuur (> 60 ºC) waarna er een decompositie van het product plaatsvond, waarbij gas vrijkwam, warmte gegenereerd werd en er aanzienlijke schuimvorming ontstond. De gevormde warmte heeft het proces versneld waarna uiteindelijk de lading met kracht explosief uit de tank werd gedrukt.
Hoe het product die kritische temperatuur van ongeveer 60 ºC heeft kunnen bereiken en hoe snel is vooralsnog onduidelijk. Het is ook onduidelijk of verzekerde voor wat betreft de temperatuur stijging tot 60 ºC iets had kunnen merken. Er zijn allerlei mogelijkheden / scenario's, zoals hierboven aangegeven, denkbaar.
(...)
Samenvattend zijn wij van mening dat oorzaken als gevolg van blootstelling aan te hoge temperatuur via het warm water systeem en instabiliteit van het product onwaarschijnlijk zijn. Meer waarschijnlijk achten wij een oorzaak verband houdend met fermentatie van het product. Dit als gevolg van vervuiling / vermenging.
2.11. TNO Nutrition and Food Research (hierna: TNO) heeft in opdracht van Europoint ook onderzoek gedaan naar de oorzaak van het incident en heeft op 18 juni 2002 haar bevindingen gerapporteerd. In een begeleidende brief van dezelfde datum schrijft TNO - onder meer - het volgende:
On the basis of the investigations conducted it was, among other things, concluded that with respect to the molasses stored in the tank in question a spontaneous and violent decomposition has occurred. Similar phenomena are frequently described in literature. The mechanisms that cause this spontaneous and violent decomposition are referred to as 'Maillard reactions'. Maillard reactions are of a chemical nature. (...)
Europoint requested TNO to evaluate whether the phenomenon of the sudden flood of molasses stored in a tank, present at the premises of Europoint, could meet with the criteria of an explosion as defined in a clause of a certain insurance policy.
(...)
In our opinion, the phenomenon of the sudden flood of molasses stored in a tank, present at the premises of Europoint, as a consequence of 'Maillard reactions', with a sudden release of energy (heat), CO2 and water (steam), can be interpreted such that it meets the criterion mentioned above that 'the sudden vehement expression of force has to be the immediate result of gases and vapours that have developed or expanded as a consequence of a chemical reaction of (...) liquid (...) compounds (...).
3. Procesverloop
3.1. Bij inleidende dagvaarding van 18 november 2002 heeft Europoint Chubb gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, (zoveel mogelijk) uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht, dat Chubb aansprakelijk is voor de - bij staat op te maken - door haar geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het incident voor zover deze bestaat uit - kort samengevat - (i) schade aan verzekerde zaken; (ii) bereddingskosten; (iii) schade door teloor gaan van stoffen die aan de reactie hebben deelgenomen; (iv) expertisekosten, en (v) opruimkosten.
Samengevat stelde Europoint daartoe dat het incident een ontploffing is in de zin van de polis en dat deze ontploffing schade veroorzaakt als bedoeld in de polis, zodat het een gedekt evenement betreft.
Chubb heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2. De rechtbank heeft bij vonnis van 25 augustus 2004 overwogen dat het incident niet als een ontploffing in de zin van de polis moet worden aangemerkt en wees de vordering af. De rechtbank overwoog daartoe in rov. 5.5, 5.6 en 5.7:
'5.5. Van een ontploffing in de zin van de polis is sprake in geval van "gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt door een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen...".
5.6. Het causaliteitscriterium van het onmiddellijk, dat wil zeggen: direct veroorzaakt zijn van de vernieling door de krachtsuiting is nader uitgewerkt in de toelichting op de ontploffingsclausule (productie 18 bij dagvaarding), luidende:
"Vindt in een niet geheel gesloten vat een explosieve reactie plaats, dan is het mogelijk dat de vatwand vernield wordt, maar het is ook denkbaar dat het vat zelf intakt blijft en dat de ontwikkelde gassen of dampen door de reeds bestaande opening (b.v. een wijde schoorsteen) worden uitgestoten.
Oefenen de aldus uitgestoten gassen of dampen een vernielende werking op de omgeving uit, dan is er sprake van direkte schade en is ook de door vernieling veroorzaakte gevolgschade (b.v. bederfschade) gedekt. Is er echter geen sprake van vernieling maar hebben de uitgestoten gassen of dampen er alleen maar toe geleid dat de omgeving met schuim of vloeistof bedekt is geworden, dan kan men niet spreken over gevolgschade in de zin van de ontploffingsclausule. Prealabel is immers de eis dat de druk van de expanderende gassen of dampen zo hevig is geweest dat vernieling is aangericht. Eerst als er vernieling is geweest, kan er sprake zijn van schade welke het gevolg is van vernieling."
5.7. Op grond van de hiervoor onder 2.f(1) weergegeven toedracht van het incident op 9 juni 2001 komt de rechtbank tot het oordeel dat aan het in de polis gestelde en in de toelichting uitgewerkte criterium niet is voldaan. Tengevolge van de uitstroom van de vloeistof en het schuim is de omgeving (ernstig) vervuild en niet, zoals Dagenstaed c.s. stellen, vernield. Maar zelfs indien deze vervuiling als vernieling zou worden gekwalificeerd, wordt niet voldaan aan het causaliteitscriterium dat de vernieling direct moet zijn veroorzaakt door een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting, de druk van de expanderende gassen moet immers zo hevig zijn geweest dat de vernieling is aangericht, hetgeen hier niet het geval is geweest. De schuimlaag heeft zich in de tank ontwikkeld, de vloeistof is met het schuim daarna aanvankelijk door de openingen uitgestroomd en is daarna naar buiten gespoten. Tengevolge van de uitstoot is de omgeving met vloeistof bedekt, een situatie die in de toelichting op de ontploffingsclausule expliciet is voorzien.'
3.3. Europoint is tegen dit vonnis bij het gerechtshof te Amsterdam in hoger beroep gekomen, onder aanvoering van vijf grieven. Chubb heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4. Het hof heeft bij arrest van 8 juni 2006 (dat bij arrest van 6 juli 2006 op de voet van art. 31 Rv gecorrigeerd is(2)) het vonnis van de rechtbank vernietigd en - kort samengevat - voor recht verklaard dat Chubb aansprakelijk is voor de door Europoint geleden schade. De overwegingen van het hof, voor zover in cassatie van belang, luiden:
'3.4. In dit geding staat centraal artikel 2.1.2 van de op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke voorwaarden Ugeb. 93 en de UBIG 93. Deze bepaling luidt als volgt:
[enz., zie hiervoor nr. 2.4, A-G].
3.5. Uit deze bepaling blijkt dat een ontploffing gedefinieerd wordt als "een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen". Om onder de dekking van de polis te vallen, dient de ontploffing voorts te voldoen aan extra voorwaarden, waarbij drie situaties worden onderscheiden:
1. de situatie dat de wand van het vat onder de druk van de zich daarin bevindende gassen of dampen een zodanige scheiding heeft ondergaan dat door het uitstromen van gas, damp of vloeistof uit de door de scheiding gevormde opening, de drukken binnen en buiten het vat eensklaps aan elkaar gelijk zijn geworden;
2. situatie 1 doet zich niet voor, maar de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting is de onmiddellijke werking geweest van gassen of dampen, welke door een scheikundige reactie van vaste, vloeibare, gas- of dampvormige stoffen of een mengsel daarvan, zijn ontwikkeld of tot uitzetting gebracht.
3. de ontploffing is buiten een vat ontstaan.
3.6. Volgens Europoint is bij het onderhavige incident sprake van de tweede situatie. Ter zake van de toedracht van het incident heeft Europoint als producties 5 en 6 bij conclusie van eis verklaringen overgelegd van [betrokkene 2] en [betrokkene 3], die tijdens het incident op het bedrijf van Europoint aanwezig waren. De door hen geschetste toedracht is door Chubb als zodanig niet weersproken.
[...]
3.10 Chubb heeft bestreden dat het incident kan worden aangemerkt als een ontploffing in de zin van de polisvoorwaarden. Het komt derhalve aan op de uitleg van de polisvoorwaarden. Deze uitleg dient te geschieden aan de hand van het Haviltexcriterium, dat wil zeggen dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de ontploffingsclausule mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Voorts is, naar beide partijen erkennen, voor de uitleg van de ontploffingsclausule de daarbij behorende toelichting relevant. Dat volgt overigens ook uit de laatste volzin van artikel 2.1.2.
3.11 Naar het oordeel van het hof kan op basis van hetgeen Europoint heeft aangevoerd, worden aangenomen dat zich in de tank een scheikundige reactie van een vloeibare stof (melasse) heeft voorgedaan. Als gevolg daarvan zijn er (kennelijk) gassen en dampen ontwikkeld die ervoor hebben gezorgd dat de melasse tot uitzetting is gebracht. Uit de verklaringen van [betrokkene 2 en 3] blijkt dat de melasse als gevolg van deze chemische reactie niet alleen uit de tank stroomde, maar dat er ook sprake was van het omhoog spuiten van melasse. Voorts beschrijven [betrokkene 2 en 3] dat een aantal keer met daverend geraas een wolk van stoom of gasdampen uit de tank spoot, die zij kenmerken als explosie. Een en ander betekent dat ook moet worden aangenomen dat zich een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen heeft voorgedaan, die het gevolg was van een scheikundige reactie. Gelet op de rapporten die Europoint heeft overlegd acht het hof aannemelijk dat de chemische reactie die zich heeft voorgedaan kan worden aangeduid als een Maillard reactie.
3.12 Chubb heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist dat de reactie die in het vat heeft plaatsgevonden een scheikundige reactie is geweest van een vloeibare stof (de melasse), die gassen of dampen heeft ontwikkeld of tot uitzetting heeft gebracht. Chubb heeft voorts weliswaar betwist dat de reactie kan worden aangeduid als een Maillard reactie, maar zij heeft dit standpunt niet voldoende onderbouwd. Dat de rapporten die Europoint heeft overlegd enige ruimte laten voor de mogelijkheid dat er een andersoortige reactie in het vat heeft plaatsgevonden, zoals Chubb aanvoert, kan niet als voldoende betwisting gelden nu zij heeft nagelaten (gemotiveerd) enige andere mogelijke oorzaak van het incident naar voren te brengen. Het hof gaat dan ook aan dit verweer van Chubb voorbij.
3.13 Chubb heeft aangevoerd dat de melasse gedurende een langere periode uit het vat is gestroomd en dat er derhalve geen eensklaps verlopende hevige krachtsuiting heeft plaatsgevonden. Zij wijst erop dat het niveau van de melasse al de gehele dag aan het stijgen was alvorens deze uit de tank begon te stromen.
3.14 Dit verweer wordt verworpen. Weliswaar vond de gehele dag een stijging van het niveau van de melasse plaats, maar dat neemt niet weg dat uit de verklaringen blijkt dat deze op een gegeven moment enkele keren eensklaps uitmondde in een uitstoot van melasse, gassen en dampen. Het verweer van Chubb komt er in wezen op neer dat het gehele (chemische) proces daarnaast ook nog 'kortstondig' van aard zou moeten zijn. Een dergelijke eis valt in de polisvoorwaarden echter niet te lezen en Chubb heeft ook niet gemotiveerd op grond waarvan Europoint had moeten begrijpen dat ook een dergelijke eis werd gesteld.
3.15 Het hof concludeert derhalve dat zich een ontploffing in de zin van de polisvoorwaarden heeft gedaan(3). Dit betekent dat Chubb de schade die daardoor is veroorzaakt dient te vergoeden, mits daarbij sprake is van "gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt" door die ontploffing.
3.16 Chubb betwist dat de schade onmiddellijk is veroorzaakt door de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen (de ontploffing). Blijkens het woord "onmiddellijk" mag volgens Chubb tussen de expansie van de gassen of dampen enerzijds en de gehele of gedeeltelijke vernieling anderzijds geen andere gebeurtenis hebben plaatsgehad. Chubb stelt dat het uitstromen van de melasse uit de meetpoorten en mangaten als een tussenkomende gebeurtenis moet worden beschouwd, zodat aan de onmiddellijkheidseis niet is voldaan.
3.17 Chubb kan hierin niet worden gevolgd. Het hof acht het gekunsteld om, gelet op de onderhavige gang van zaken, onderscheid te maken tussen het uitstromen en uitspuiten van de melasse enerzijds en het uitspuiten van gassen of dampen anderzijds. Uit de verklaringen van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] blijkt dat deze gebeurtenissen zich in de middag/avond van 9 juni 2001 afwisselend hebben voorgedaan en aangenomen moet worden dat zij onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en het gevolg zijn van een en dezelfde scheikundige reactie in de melasse. Bovendien moet worden aangenomen dat het uitspuiten van de melasse (mede) is veroorzaakt door de als gevolg van de chemische reactie vrijkomende gassen en dampen. Bij deze stand van zaken heeft Europoint ook niet behoeven te begrijpen dat het de bedoeling van Chubb was dat in een geval als het onderhavige de schade veroorzaakt door de uitstroom en het uitspuiten van de melasse niet onder de dekking van de polis zou vallen.
3.18 Chubb trekt de vergelijking met een kogel die wordt afgeschoten uit een jachtgeweer, waardoor een ruit wordt vernield. Chubb wijst erop dat de toelichting bij de ontploffingsclausule bepaalt dat de vernieling van de ruit niet onmiddellijk veroorzaakt is door de expansie van gassen welke zich in de geweerloop hebben gevormd, maar door het feit dat de ruit vervolgens door de kogel is getroffen (p. 4a). Deze vergelijking loopt naar het oordeel van het hof echter mank omdat zich in de geweerloop een ander proces voltrekt dan in de melasse heeft plaatsgevonden. De uitstroom en de uitstoot van de melasse en de daarmee gepaard gaande explosie van gassen of dampen - die in de melasse zijn ontstaan - is een rechtstreeks gevolg van het chemische proces dat in de melasse zelf heeft plaatsgevonden. Bij het voorbeeld van de kogel kan daarentegen duidelijk worden onderscheiden tussen de expansie van de gassen enerzijds en het als gevolg daarvan wegvliegen van de kogel anderzijds; er heeft zich geen chemisch proces in de kogel zelf afgespeeld die het wegvliegen van de kogel veroorzaakte.
3.19 Chubb is voorts van mening dat er geen schade in de zin van de polis is veroorzaakt. Zij stelt dat geen gehele of gedeeltelijke vernieling heeft plaatsgevonden, omdat uit de eigen stellingen van Europoint blijkt dat sprake is van vervuiling van de verzekerde zaken en dat het mogelijk is deze te reinigen. Dat Europoint zich daarvoor enige moeite moet getroosten en dat de schoonmaakactie hoge kosten met zich meebrengt, doet daar niet aan af, aldus Chubb.
3.20 Europoint meent dat zij wel schade heeft geleden in de zin van de polis. Zij voert aan dat als gevolg van de ontploffingen een opslagterrein van circa 4.000 m2 met ongeveer 1.000.000 kilo melasse is bedekt en ernstig vervuild. Deze melasse is, aldus Europoint, op de gehele tankput, waaronder de goten, riolen, het leidingstelsel, de bestrating, grond en het aanliggende pomphuis terecht gekomen en heeft zich daaraan gehecht. Vele zaken, waaronder tanks zijn volgens Europoint vernield en onbruikbaar geworden doordat de hete vloeibare melasse is verworden tot een keiharde ondoordringbare laag, vergelijkbaar met gestold lava. Zij verwijzen in dit verband naar het eerder genoemde voorlopig expertiserapport van [C], en naar een brief van expertisebureau [D] Expertises van 16 september 2001 (productie 1 bij memorie van grieven).
3.21 Het hof oordeelt als volgt. Met Europoint is het hof van oordeel dat vervuiling als zaaksbeschadiging kan worden aangemerkt indien voldaan is aan de eis dat de ene stof aan de andere is gehecht, waarbij de hechting van dien aard moet zijn dat deze zonder (serieuze) schoonmaakmaatregelen van blijvende aard is. Daarvan is hier ontegenzeggelijk sprake.
[...]
3.22 Chubb betwist weliswaar dat sprake is van hechting (conclusie van dupliek nr. 12), maar het hof gaat gelet op de gedetailleerde rapportage van [C] aan die betwisting voorbij.
3.23 Chubb heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat indien de onderhavige vervuiling is te kwalificeren als zaaksbeschadiging, daarmee nog geen sprake is van vernieling in de zin van de polisvoorwaarden. Chubb heeft deze stelling echter onvoldoende toegelicht. Het hof vermag ook niet in te zien waarom vervuiling/zaaksbeschadiging als de onderhavige niet zou kunnen worden aangemerkt als (gedeeltelijke) vernieling in de zin van de polis. De Toelichting op artikel 2.1.2 biedt hiervoor geen enkel aanknopingspunt. Naast enkele voorbeelden van vernieling ("vernietiging, verbrijzeling, maar ook scheuren, barsten, vervormen, ontzetten e.d."), moet volgens de Toelichting voor de vraag of er al dan niet sprake is van gehele of gedeeltelijke vernieling het verzekerde voorwerp in zijn geheel in ogenschouw worden genomen (p. 4a). Naar het oordeel van het hof kan de vervuiling met de melasse worden beschouwd als (gedeeltelijke) vernieling, nu deze slechts met zeer grote inspanning moeite en tegen hoge kosten (in verhouding tot de te verzekeren zaak) te verwijderen is.
3.24 Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of de verwarmingsspiraal onderin de tank als gevolg van de Maillard reactie lek is geraakt (grief IV). Overigens acht het hof aannemelijk dat dit het geval is geweest. Het hof wijst in dit verband erop dat Europoint bij pleidooi - onweersproken - heeft aangevoerd dat men op de dag van het incident nog enige tijd heeft getracht de temperatuur van de melasse naar beneden te brengen door koelwater door de spiralen te leiden. Wanneer de spiralen al lek waren geweest was de druk op het systeem weggevallen en had de koeloperatie niet kunnen plaatsvinden, aldus Europoint.'
3.5. Chubb heeft tegen het arrest van het hof - tijdig(4) - cassatieberoep ingesteld. Europoint heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Beide partijen hebben de zaak schriftelijk doen toelichten. Partijen hebben voorts schriftelijk gerepliceerd resp. gedupliceerd.
4. Bespreking van het cassatiemiddel
4.1. Het uit twee onderdelen bestaande middel klaagt over 's hofs uitleg van de hiervoor onder 2.4 weergegeven polisclausule 'schade door ontploffing' (art. 2.1.2 Ugeb. 93 en UBIG 93).
4.2. Bij die uitleg heeft het hof in rov. 3.10 het zgn. Haviltex-criterium vooropgesteld(5). Tegen die vooropstelling richt zich in cassatie geen klacht, integendeel(6).
4.3. Onderdeel 1 neemt tot uitgangspunt dat het hof in rov. 3.11-3.15 geoordeeld heeft dat zich in casu een ontploffing in de zin van de polisbepaling heeft voorgedaan. Voor zover het hof hier een krachtsuiting van de melasse (mede) heeft aangemerkt als ontploffing (in de zin van de polisbepaling), acht het onderdeel dit oordeel (zonder nadere motivering) onbegrijpelijk, nu de polisbepaling vereist dat er sprake is van een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen, terwijl het hof in rov. 3.11 en 3.12 melasse aanmerkt als een vloeibare stof, terwijl melasse niet, althans niet zonder nadere motivering (welke ontbreekt) kan worden aangemerkt als gas of damp.
4.4. Het uitgangspunt van het onderdeel is juist: onmiskenbaar heeft het hof een krachtsuiting van de melasse (mede) aangemerkt als ontploffing in de zin van de polisbepaling. De klacht, die erop neerkomt dat dit oordeel onbegrijpelijk is omdat de polis krachtsuiting van gassen of dampen vereist, en melasse niet (zonder nadere motivering) als gas of damp kan worden aangemerkt (en in rov. 3.11 en 3.12 ook door het hof zelf niet als zodanig zou zijn aangemerkt), faalt echter om de volgende redenen.
4.5. De klacht komt er, nader beschouwd, op neer dat het hof op onbegrijpelijke wijze geoordeeld zou hebben dat van een krachtsuiting van gassen of dampen in de zin van de polis óók gesproken kan worden indien daarbij tevens sprake is van uitstoting van vloeistof (in casu vloeibare melasse). 's Hofs oordeel in laatstbedoelde zin is echter allerminst onbegrijpelijk, in het licht van het reeds onder 2.7 in fine geciteerde, en door het hof in rov. 3.4 en rov. 3.5, onbestreden in cassatie, nog eens weergegeven (tweede) poliscriterium, luidende:
'... moet de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting de onmiddellijke werking zijn geweest van gassen of dampen, welke door een scheikundige reactie van vaste, vloeibare, gas- of dampvormige stoffen of een mengsel daarvan, zijn ontwikkeld of tot uitzetting gebracht.'
Klaarblijkelijk en niet onbegrijpelijk heeft het hof hierin gelezen dat (juist ook) van een ontploffing in de zin van de polis gesproken kan worden in het geval dat door een scheikundige reactie van de (in casu) vloeibare stof, gassen en dampen zijn ontwikkeld, waarbij het hof in rov. 3.11 - in cassatie onbestreden - geoordeeld heeft dát die ook tot ontwikkeling zijn gekomen.
Overigens heeft het hof in rov. 3.12 - onbestreden in cassatie - met zo veel woorden overwogen dat Chubb 'niet, althans niet voldoende gemotiveerd [heeft] betwist dat de reactie die in het vat heeft plaatsgevonden een scheikundige reactie is geweest van een vloeibare stof (de melasse), die gassen of dampen heeft ontwikkeld of tot uitzetting heeft gebracht'.
4.6. M.i. behoef ik niet nader toe te lichten dat mijn voorgaande opmerkingen mede gelden voor een in het onderdeel op blz. 3, eerste volledige volzin, regels 5-9 nog speciaal aangevochten deeloverweging van het hof in rov. 3.11.
4.7. Het vervolg van het onderdeel, op blz. 2, vanaf regel 9, bedoelt aan te geven waarom bij dit onderdeel belang bestaat. Nu ik het onderdeel niet bij gebrek aan belang ongegrond acht, behoef ik daarop verder niet in te gaan. Het onderdeel faalt omdat van de daarin bedoelde onbegrijpelijkheid geen sprake is.
4.8. Onderdeel 2 klaagt dat het hof in de rov. 3.15-3.24 met onjuiste overwegingen, althans onvoldoende gemotiveerd, het standpunt van Chubb heeft verworpen dat geen sprake is van 'gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt' door de ontploffing. De klacht wordt uitgewerkt in vier subonderdelen.
4.9. In onderdeel 2.1 klaagt Chubb dat het hof het verweer van Chubb, dat geen sprake is van schade die onmiddellijk is veroorzaakt door de ontploffing, als bedoeld in de polis, niet zo heeft kunnen verwerpen als het hof dat in rov. 3.17-3.18 heeft gedaan. Centraal staat de klacht tegen rov. 3.17, tweede volzin:
'Het hof acht het gekunsteld om, gelet op de onderhavige gang van zaken, onderscheid te maken tussen het uitstromen en uitspuiten van de melasse enerzijds en het uitspuiten van gassen of dampen anderzijds.'
Het onderdeel, dat, als gezegd (en m.i. terecht, A-G), de zgn. Haviltex-norm vooropstelt, klaagt dat het 'gekunsteld' zijn van een onderscheid niet kan afdoen aan hoe de partijen de bepaling dienden uit te leggen. Het onderdeel vervolgt dat het algemeen gebruikelijk en aanvaard is dat overeenkomsten, in het bijzonder polisvoorwaarden, onderscheiden aanbrengen tussen gebeurtenissen die feitelijk sterk op elkaar kunnen lijken, en daaraan verschillende rechtsgevolgen verbinden. In het bijzonder is toegestaan en aanvaard dat polisvoorwaarden een onderscheid kunnen maken tussen gevallen waarin wél en gevallen waarin geen dekking wordt verleend. Daarbij doet op zichzelf niet ter zake dat tussen de gevallen die wel en die niet onder de dekking vallen nauwelijks verschil bestaat, zolang in de polisbepaling voldoende duidelijk is aangegeven welk onderscheid wordt gemaakt. Het onderdeel vervolgt met het verwijt aan het hof dat het in rov. 3.17, sprekend over een gekunsteld onderscheid, niet nader is ingegaan op de vraag of de onderhavige polisbepaling aldus moest worden gelezen dat er een onderscheid gemaakt moet worden als door Chubb verdedigd (blz. 4, midden).
4.10. Met de op de eerste volzin van rov. 3.17 gefocuste lezing van 's hofs arrest, gaat het onderdeel uit van een onevenwichtige en dus onjuiste lezing van 's hofs arrest. Die deeloverweging is geen op zichzelf staande overweging, maar is ten nauwste verbonden met rov. 3.16, en met het in het onderdeel niet aangehaalde vervolg van rov. 3.17. Geholpen door het gemak van de tekstverwerker, citeer ik hieronder nog eens de beide rov. (volledig):
'3.16 Chubb betwist dat de schade onmiddellijk is veroorzaakt door de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen (de ontploffing). Blijkens het woord "onmiddellijk" mag volgens Chubb tussen de expansie van de gassen of dampen enerzijds en de gehele of gedeeltelijke vernieling anderzijds geen andere gebeurtenis hebben plaatsgehad. Chubb stelt dat het uitstromen van de melasse uit de meetpoorten en mangaten als een tussenkomende gebeurtenis moet worden beschouwd, zodat aan de onmiddellijkheidseis niet is voldaan.
3.17 Chubb kan hierin niet worden gevolgd. Het hof acht het gekunsteld om, gelet op de onderhavige gang van zaken, onderscheid te maken tussen het uitstromen en uitspuiten van de melasse enerzijds en het uitspuiten van gassen of dampen anderzijds. Uit de verklaringen van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] blijkt dat deze gebeurtenissen zich in de middag/avond van 9 juni 2001 afwisselend hebben voorgedaan en aangenomen moet worden dat zij onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en het gevolg zijn van een en dezelfde scheikundige reactie in de melasse. Bovendien moet worden aangenomen dat het uitspuiten van de melasse (mede) is veroorzaakt door de als gevolg van de chemische reactie vrijkomende gassen en dampen. Bij deze stand van zaken heeft Europoint ook niet behoeven te begrijpen dat het de bedoeling van Chubb was dat in een geval als het onderhavige de schade veroorzaakt door de uitstroom en het uitspuiten van de melasse niet onder de dekking van de polis zou vallen.'
4.11. Uit deze (herhaalde) weergave blijkt onmiskenbaar dat er, anders dan onderdeel 2.1 suggereert, geen sprake van is dat het hof in rov. 3.17 in algemene zin regels of gezichtspunten als in het onderdeel verwoord of gepropageerd en hiervoor in nr. 4.9 weergegeven, zou hebben miskend.
Daarbij merk ik op dat het hof met de bewoording 'gekunsteld', toegeschreven aan de door Chubb voorgestane uitleg, klaarblijkelijk erop doelt dat die door Chubb voorgestane uitleg niet voldoet aan het (Haviltex-)criterium, waarbij in de gegeven omstandigheden Europoint die uitleg redelijkerwijs niet aan deze bepaling moest toekennen, respectievelijk Chubb dat redelijkerwijs niet van Europoint mocht verwachten.
Voor zover het onderdeel een op het hiervoor besprokene gerichte rechtsklacht bevat, faalt het dus. In nrs. 4.12-4.14 maak ik nog enige nadere opmerkingen over de m.i. thans vigerende rechtsopvattingen.
4.12. Zoals reeds opgemerkt, gaat het middel m.i. terecht uit van toepasselijkheid van de zgn. Haviltex-maatstaf. Die geldt in verzekeringszaken bestendig als uitgangspunt. (7) Dit is betrekkelijk recent nog eens bevestigd in HR 17 februari 2006, nr. C04/322, LJN AU9717, NJ 2006, 378 m.nt. MMM (Assuradeuren/Universal Pictures), rov. 4.2. Dat de Hoge Raad in omstandigheden van die zaak in dezelfde rov. 4.2 oordeelde dat de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het uit te leggen polisbegrip (daar: 'accident') mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, 'mede bepaald [wordt] door ter beurze bestaande opvattingen', houdt, mede gelet op de context, geen afwijking, doch juist een bevestiging van deze maatstaf in.
4.13. Hoewel het meest recente hier te vermelden arrest van uw Raad over de uitleg van polisbepalingen, van 13 juli 2007(8), niet met zo veel woorden aan de Haviltex-maatstaf refereert, heeft uw Raad ook in dat arrest (rov. 3.3.2) die maatstaf kennelijk tot uitgangspunt genomen. De zaak betrof de uitleg van polissen in het licht van leemten tussen beoogde spiegelbeelddekkingen(9)'(10).
4.14. Het is mij - zo min als mijn collegae en vele commentatoren - niet ontgaan dat de Hoge Raad sinds het Haviltex-arrest van 1981(11) tal van arresten heeft gewezen waarin voor bepaalde groepen van gevallen (aangeduid met de 'CAO-norm') een meer bij de tekst aansluitende maatstaf is geïndiceerd(12), zonder dat de Haviltex-norm daarmee buiten spel werd gezet(13); en dat in enige recente arresten omtrent uitvoerig en met professionele rechtsbijstand aan beide zijden uitonderhandelde contracten, de tekstuele uitleg zelfs is vooropgesteld.(14)
4.15. Net zo min als het middel, meen ik dat aan de in nr. 4.14 bedoelde arresten geen (doorslaggevende) gezichtspunten kunnen worden ontleend voor een afwijking in een verzekeringszaak als de onderhavige door het hof (en door het middel, en door uw Raad in de in 4.12 en 4.13 bedoelde rechtspraak) nog steeds vooropgestelde Haviltex-maatstaf.
4.16. De in onderdeel 2.1 mede vervatte motiveringsklachten kunnen - zoals het onderdeel ook onderkent - slechts slagen indien 's hofs hier bestreden oordeel zonder nadere motivering onbegrijpelijk zou zijn. Dat is m.i. niet het geval. Ik werk dit als volgt uit.
4.17. Ik herinner eraan dat het hof hier moest oordelen over Chubbs verweer dat het uitstromen van de melasse uit de meetpoorten en mangaten als een tussenkomende gebeurtenis moet worden beschouwd (zodat aan de onmiddellijkheidseis van de polis niet is voldaan), in tegenstelling tot Europoints stelling dat dit uitstromen een onmiddellijk gevolg van de door het hof in rov. 3.15 aangenomen ontploffing moet worden gezien.
4.18. Het hof motiveert de overweging dat hij het onderscheid tussen het uitstromen en uitspuiten van de melasse enerzijds en het uitspuiten van gassen of dampen anderzijds gekunsteld acht (in dezelfde rov. 3.17) met de vaststelling dat de gebeurtenissen zich afwisselend hebben voorgedaan, en dat aangenomen moet worden dat zij onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en het gevolg zijn van een en dezelfde scheikundige reactie in de melasse. Laatstbedoelde oordelen sluiten aan op 's hofs eerdere, in onderdeel 1 tevergeefs bestreden vaststellingen in rov. 3.11 en 3.12 dat de Maillard reactie, althans een scheikundige reactie, zowel het uitstromen en uitspuiten van de melasse als het uitspuiten van gassen of dampen heeft veroorzaakt.
4.19. De door het hof in rov. 3.17 aangenomen (en in cassatie als zodanig niet bestreden) feitelijke onlosmakelijkheid van het uitstromen en uitspuiten van de vloeibare melasse enerzijds en het uitspuiten van de gassen of dampen anderzijds, impliceert 's hofs oordeel dat het in dit feitencomplex onmogelijk is om die gebeurtenissen op de door Chubb gewenste wijze te ontrafelen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk.
Dat Chubb de door het hof bedoelde onlosmakelijkheid niet bestrijdt, verbaast niet. Men behoeft geen 'bèta' te zijn om te doorzien (en het mag als feit van algemene bekendheid gelden) dat het - vaststaande - uitstromen en uitspuiten van de melasse veroorzaakt moet zijn door de in rov. 3.17 bedoelde 'als gevolg van de chemische reactie vrijkomende gassen en dampen'. Terwijl bij een geringe/geleidelijke gasvorming het vloeistofbed slechts geleidelijk expandeert, en men kan zien aankomen dat de vloeistof uit eventueel te bereiken openingen kan gaan stromen, is er naar 's hofs klaarblijkelijke en begrijpelijke oordeel bij een - in casu door het hof in zoverre onbestreden, althans tevergeefs bestreden, vastgestelde - ontploffing, (dus) sprake van een zodanige gasvorming dat het gas zich met geweld een uitweg baant, en daarbij de vloeibare melasse meesleurt. Herinnerd zij aan 's hofs in cassatie onbestreden vaststelling in rov. 3.11 dat moet worden aangenomen dat zich een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting heeft voorgedaan.
4.20. Bij het bovenstaande kan - andermaal ten overvloede - worden aangetekend dat juist naar de (juridische) Haviltex-maatstaf, 's hofs uitleg m.i. veel beter begrijpelijk is dan het ('technische') standpunt van Chubb. Het door Chubb ingenomen 'technische' uitgangspunt laat toe dat bij praktisch iedere explosie een onmiddelijkheid-verbrekende tussenliggende gebeurtenis zou kunnen worden bedacht(15).
4.21. 's Hofs tot zover door onderdeel 2.1 tevergeefs bestreden oordeel kan vervolgens op even begrijpelijke wijze 's hofs oordeel dragen dat een uitleg van de polisbepaling, die een feitelijk onmogelijke scheiding tussen de gebeurtenissen zou (moeten) meebrengen, niet een uitleg is die Europoint in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan deze bepaling moest toekennen, en die Chubb redelijkerwijs van Europoint mocht verwachten; oftewel, in 's hofs kortere maar synoniem te achten bewoordingen, in de gegeven omstandigheden 'gekunsteld' mag heten.
4.22. Het onderdeel miskent m.i. ten slotte het door het hof klaarblijkelijk wél onderkende feit van algemene bekendheid dat het onderscheid tussen vast, vloeibaar en gas/damp relatief is, omdat de vaste, vloeibare of gasvormige aggregatietoestand van een stof wordt bepaald door omstandigheden als temperatuur en druk, waarbij het bereiken van de aggregatietoestand nader wordt bepaald door de specifieke eigenschappen van de stof(16).
4.23. De tot dusverre besproken klachten van onderdeel 2.1 teruglezend, merk ik nog op dat het onderdeel op zichzelf terecht stelt dat een polisvoorwaarde onderscheiden kan aanbrengen tussen gebeurtenissen die feitelijk sterk op elkaar lijken, en daaraan verschillende rechtsgevolgen verbindt. Deze stelling gaat evenwel voorbij aan het in casu door het hof vastgestelde feitencomplex, waarin de gebeurtenissen niet (alleen) sterk op elkaar lijken, maar onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. In zo'n geval blijft uitleg aan de hand van het Haviltex-criterium nodig.
De stelling verliest bovendien uit het oog dat ingevolge de Haviltex-norm de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, (nu juist) niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van het contract, aldus de Hoge Raad in het Haviltex-arrest, en herhaald in het reeds vermelde, tamelijk recente verzekeringsarrest van 17 februari 2006(17).
4.24. Het hof is dus juist niet aan de tekst van de bepaling voorbijgegaan, maar oordeelt dat het daarin voorkomende onderscheid in dit geval niet reëel te maken valt en dat de verzekerde onder deze omstandigheden het volgens Chubb te maken onderscheid, (dus) redelijkerwijs niet kan verwachten. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, zoals hierboven bleek.
4.25. Onderdeel 2.1 stelt voorts dat 's hofs oordeel innerlijk tegenstrijdig is omdat het hof wél het door Chubb bepleite onderscheid volgt, door eerst te beoordelen of er sprake is van een ontploffing in de zin van de bepaling, en vervolgens te bezien of er sprake is van vernieling onmiddellijk veroorzaakt door de ontploffing.
4.26. Ik vermag de bedoelde innerlijke tegenstrijdigheid niet in te zien. Dat het hof enerzijds eerst beoordeelt of er sprake is van een ontploffing in de zin van de clausule en pas vervolgens beziet of er sprake is van vernieling onmiddellijk veroorzaakt door de ontploffing, staat er m.i. logisch en juridisch niet aan in de weg dat het hof vervolgens anderzijds in rov. 3.17 oordeelt dat onlosmakelijkheid van het uitstromen en uitspuiten van de vloeibare melasse en het uitspuiten van de gassen of dampen, impliceert dat het in dit feitencomplex onmogelijk is om die gebeurtenissen op de door Chubb gewenste wijze (namelijk: het uitstromen en uitspuiten van de vloeibare melasse enerzijds en het uitspuiten van de gassen of dampen anderzijds) te ontrafelen.
4.27. Het onderdeel gaat verder met (wederom) het betoog dat de tekst van de hier in het geding zijnde bepaling zich niet anders laat lezen dan dat deze het door Chubb verdedigde onderscheid maakt en dat het hof hieraan niet, althans niet zonder nadere motivering, voorbij kan gaan.
Deze klacht voegt niet iets toe dat na de in nrs. 4.23-4.24 vermelde observaties mijnerzijds nadere bespreking behoeft, en deelt dus het lot daarvan.
4.28. Het onderdeel stelt vervolgens (in de overlopende passage op blz. 4 onderaan naar blz. 5) dat alleen vernieling gedekt is die onmiddellijk door zodanige krachtsuiting (van gassen of dampen) is veroorzaakt, en dat de toelichting op de (ontploffings)bepaling uitdrukkelijk vermeldt dat schade is gedekt indien de uitgestoten gassen of dampen een vernielende werking uitoefenen maar niet in het geval dat de uitgestoten gassen er alleen toe hebben geleid dat de omgeving met schuim of vloeistof gedekt is.
4.29. De klacht kan niet slagen omdat zij eraan voorbij ziet dat het hof, zoals in nr. 4.19 e.v. besproken, niet onbegrijpelijk heeft overwogen dat het uitstromen en uitspuiten van de vloeibare melasse en het uitspuiten van gassen of dampen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Daardoor is het, volgens het kennelijke en niet onbegrijpelijke oordeel van het hof, ook onmogelijk om te onderscheiden tussen enerzijds schade die veroorzaakt is door de vernielende werking van de uitgestoten (melasse-)gassen of dampen die, naar van algemene bekendheid is, bij neerdaling onder invloed van de lagere buitentemperatuur condenseren, en anderzijds schade welke is veroorzaakt door aanstonds overlopende vloeibare melasse. Zoals ik eerder in nr. 4.19 e.v. opmerkte, heeft het hof begrijpelijk geoordeeld dat een uitleg van de polisbepaling, die een feitelijke onmogelijke scheiding tussen de gebeurtenissen zou moeten meebrengen, niet een uitleg is die Europoint in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan deze bepaling moest toekennen, en die Chubb redelijkerwijs van Europoint mocht verwachten.
4.30. Ten slotte stelt onderdeel 2.1 (vanaf blz. 5, vijfde regel van boven) aan de orde dat de toelichting bij de ontploffingsclausule op blz. 4c aangeeft dat bedoeld is vernieling als gevolg van de druk die door de gassen of dampen is uitgeoefend, waaronder niet valt te brengen het geval dat een andere stof is uitgestoten door deze druk en deze stof vervolgens schade veroorzaakt. Het onderdeel acht zonder nadere motivering onbegrijpelijk dat het hof de tekst van de onderhavige bepaling aldus kan lezen dat de onderhavige vernieling kan worden beschouwd als een onmiddellijk gevolg van de krachtsuiting van gassen of dampen, onder voorbijgaan aan de middellijke factor, zijnde de uitstoting van melasse. Voor zover het hof tot zijn oordeel is gekomen doordat het als ontploffing aanmerkt een krachtsuiting van melasse is dit oordeel ondeugdelijk, nu zonder nadere motivering niet begrijpelijk is dat een krachtsuiting van melasse kan worden beschouwd als een krachtsuiting van gassen of dampen als bedoeld in de polisclausule, en nu het hof bovendien in rov. 3.11 als ontploffing heeft aangemerkt de krachtsuiting van in de melasse ontwikkelde gassen en dampen, aldus dit laatste gedeelte van onderdeel 2.1.
4.31. Uit de bespreking van onderdeel 1 volgt dat ook deze klacht niet kan slagen. Zoals in nr. 4.4 reeds werd aangegeven, is het hof tot zijn oordeel gekomen omdat naar zijn oordeel de krachtsuiting van de melasse onmiskenbaar als ontploffing geldt, terwijl het hof bij de melasse kennelijk het oog had (en kon hebben) op melasse in zowel vloeibare als in gas/damp-toestand. Ik verwijs voorts terug naar nr. 4.22 over het algemeen bekende relatieve onderscheid tussen vast, vloeibaar en gas/damp.
4.32. Onderdeel 2.2 klaagt over de overweging van het hof aan het einde van rov. 3.17, dat Europoint bij deze stand van zaken 'niet [heeft] behoeven te begrijpen dat het de bedoeling van Chubb was dat in een geval als het onderhavige de schade veroorzaakt door de uitstroom en het uitspuiten van de melasse niet onder de dekking van de polis zou vallen'. Volgens het middel bouwt deze conclusie voort op 's hofs overweging aan het begin van 3.17 welke hierboven in 4.10 (nogmaals) geciteerd werd en in subonderdeel 2.1 al werd bestreden. 'Of Europoint de door Chubb gestelde betekenis van de [hier in het geding zijnde] bepaling heeft moeten begrijpen kan niet worden beantwoord op louter de 'gekunsteldheid' van het door Chubb gestelde onderscheid, doch dient te worden beoordeeld in het licht van de tekst van de overeenkomst en de zin die partijen redelijkerwijs aan de onderhavige bepaling mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten', aldus het onderdeel. Het onderdeel vervolgt met de klacht dat 'het hof [..] dan ook een verkeerde maatstaf [heeft] aangelegd voor de uitleg van de onderhavige bepaling, althans zijn oordeel niet naar behoren heeft gemotiveerd door niet aan te geven waarom de bepaling, mede gelet op de in dit opzicht eenduidige tekst, niet in de door Chubb verdedigde zin moest worden uitgelegd, dan wel - zoals in onderdeel 2.1 mede betoogd - door geen toereikende omstandigheden aan te geven op grond waarvan Europoint van een andersluidende bedoeling mocht uitgaan, te meer nu Europoint geen specifieke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zij mocht vertrouwen op een andere betekenis van de polis dan uit de tekst van de onderhavige bepaling blijkt.'
4.33. Ik kan in dit onderdeel 2.2 slechts een herhaling lezen van hetgeen in onderdeel 2.1 is aangevoerd. Onderdeel 2.2 deelt derhalve het lot van onderdeel 2.1.
4.34. Onderdeel 2.3 klaagt dat het hof door in rov. 3.17 te overwegen als in onderdelen 2.1 en 2.2 bestreden, is voorbijgegaan aan Chubbs stellingen dat de polis onderscheid maakt tussen gevallen waarin wél dekking wordt verleend (de onmiddellijke gevolgen van een krachtsuiting), en niet onder de polis gedekte schade die met enige tussenkomende gebeurtenis (dus middellijk) voortvloeit uit een krachtsuiting, zodat ook een geval als het onderhavige waarbij de chemische reactie en het uitspuiten van de melasse onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, dan wel het laatste (mede) gevolg is van het eerste, inhoudt dat er een tussenkomende oorzaak, te weten het uitspuiten van de melasse. Door hieraan voorbij te gaan, op de grond dat de toepassing van het onderscheid tussen middellijke en onmiddellijke vernieling voor een geval als het onderhavige gekunsteld is, heeft het hof de dekking ten onrechte uitgebreid voorbij hetgeen partijen met de onderhavige bepaling bedoelden, althans geeft ten onrechte toepassing aan de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid. Volgens Chubb staat het het hof niet vrij dit te doen, nu de bepaling geen aanwijzing biedt dat het onderhavige geval niet geregeld is in de bepaling, doch integendeel zich niet anders laat lezen dan dat een geval voorbij de wel gedekte schade niet wordt gedekt, en dus geen sprake is van een leemte.
4.35. Voor zover het onderdeel bedoelt te klagen dat het hof de hier bedoelde stellingen van Chubb over het hoofd heeft gezien, faalt het bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het hof heeft deze stellingen klaarblijkelijk - zie met name ook rov. 3.16 - niet over het hoofd gezien, doch verworpen. Zoals ik in het voorafgaande heb aangegeven, acht ik die verwerping en de daartoe door het hof gegeven motivering niet onbegrijpelijk.
Voor zover het onderdeel nog betoogt dat het hof óók bij het onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn van de chemische reactie en het uitspuiten van de melasse, laatstbedoeld uitspuiten van de melasse als een tussenkomende oorzaak had moeten aanmerken, bevat het ten opzichte van de reeds besproken onderdelen van het middel geen nieuwe klacht.
4.36. Voor zover het onderdeel nog klaagt over een uitbreiding door het hof van de dekking buiten hetgeen partijen met de onderhavige bepaling bedoelden, mist het feitelijke grondslag. Het hof heeft immers, gelet op de door partijen aan de polisclausule gegeven verschillende uitleg, geoordeeld dat deze aan de hand van de (door Chubb niet bestreden) Haviltex-maatstaf, moet worden uitgelegd, waarbij letterlijke bewoordingen nu juist niet (steeds) beslissend zijn. Het hof heeft de polisdekking dus niet uitgebreid, maar uitgelegd. Het hof heeft zijn oordeel ook niet gebaseerd op 'toepassing van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid', zodat de klacht ook in zoverre feitelijke grondslag mist.
4.37. In onderdeel 2.4 neemt Chubb het standpunt in dat 'voorzover het hof zich voor zijn oordeel, dat sprake is van gehele of gedeeltelijke vernieling als onmiddellijk gevolg van de ontploffing, mede baseert op het lek raken van de verwarmingsspiraal onderin de tank (rov. 3.24)', 's hofs oordeel onjuist, althans onvoldoende begrijpelijk is. Voor dat geval klaagt het onderdeel dat de enkele aanname van het hof dat de verwarmingsspiraal vernield is, op zichzelf nog niet met zich brengt dat ook de beschadiging van andere zaken (in het bijzonder de schade door aanhechting van de melasse) onder de dekking valt. Het onderdeel klaagt nader (blz. 7 van de cassatiedagvaarding) dat het hof verzuimt onderscheid te maken tussen zaken waarvan de beschadiging wél en niét onder de dekking valt, en - nu Europoint schade claimt ten aanzien van vele zaken naast de verwarmingsspiraal - de enkele vaststelling dat ten aanzien daarvan sprake is van vernieling, niet het dictum kan dragen dat Chubb aansprakelijk is voor 'de verzekerde zaken' in het algemeen, waarvan Chubb heeft betwist dat die gedekt zijn.
4.38. Voor zover het onderdeel betoogt dat het hof uit het lek raken van de verwarmingsspiraal zou hebben afgeleid dat daarmee ook de beschadiging van andere zaken onder de dekking valt, mist het feitelijke grondslag, nu het hof dat niet overwogen heeft.
Voor zover het onderdeel - dat volgens de s.t. zijdens Chubb geen nadere toelichting behoeft - andere bezwaren zou bedoelen, faalt het omdat het niet voldoet aan de ingevolge art. 407 lid 2 Rv. aan een cassatieklacht te stellen eisen.
5. Conclusie
Mijn conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
A-G
1 Vgl. in deze conclusie nr. 2.7, A-G.
2 Correcties uit het herstel-arrest zijn in onderstaande weergave verwerkt.
3 Lees vermoedelijk: 'voorgedaan', A-G (geen correctie volgens het herstel-arrest).
4 Het arrest dateert van 8 juni 2006; de cassatiedagvaarding is uitgebracht op 8 september 2006.
5 HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 m.nt. CJHB, AA 1981, p. 355 m.nt. PvS. Over dit criterium kom ik nog te spreken in nrs. 4.12-4.14.
6 Dit blijkt uit de overlopende zin op blz. 3-4 van de cassatiedagvaarding.
7 Vgl. Asser-Clausing-Wansink 5-VI (2007), nr. 250 e.v., p. 261 e.v.
8 Nr. C06/089, LJN BA 7217, NJ 2007, 586 m.nt. MMM (Excellent/Axa).
9 Vgl. ook de met toepassing van art. 81 RO gewezen arresten van 5 oktober 2007, nrs. C06/130 en C06/131, LJN BB3317 resp. LJN BB3318 met conclusies A-G Spier (zie met name punt 4.10.1 van de conclusie in de zaak C06/130).
10 Het arrest van 23 november 2007, nr. R06/061, LJN BB6193 in een Arubaanse zaak over een verzekeringspolis behoefde niet op de uitlegmaatstaf in te gaan, nu, aldus de Hoge Raad, de daar aan de orde zijnde bepaling 'geen andere uitleg toeliet' dan aldaar in rov. 3.4 vermeld.
11 Vgl. voetnoot 5.
12 Vgl. bijv. HR 31 mei 2002, NJ 2003, 110 m.nt. Heerma van Voss (Ziekenhuis De Heel).
13 Vgl. HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493 m.nt. Du Perron (Pensioenfonds DSM/Fox).
14 Vgl. laatstelijk HR 29 juni 2007, nr. C05/285, LJN BA4909, NJ 2007, 576 m.nt. Wissink, JOR 2007, 198 m.nt. Tjittes ([...]/[...]).
15 Zo kan vanuit 'technisch' gezichtspunt bijv. ook gezegd worden dat de door een chemische reactie initieel gevormde drukopbouw zich voortplant door de omgevingslucht als een drukgolf, en de schade pas veroorzaakt wordt als laatstbedoelde golf ergens tegenaan botst. Dat zijn inderdaad niet de oorspronkelijke reactiegassen. Maar naar juridische (Haviltex-)normen laat zich bezwaarlijk denken dat niet gesproken kan worden van een onmiddelijkheidsverbrekende tussenkomende gebeurtenis.
16 Een eventueel vervlogen herinnering aan het desbetreffend voortgezet onderwijs kan gemakkelijk worden opgehaald in Wikipedia, lemma Aggregatietoestand.
17 HR 17 februari 2006, nr. C04/322, LJN AU9717, NJ 2006, 378 m.nt. MMM (Assuradeuren / Universal Pictures), rov. 4.2.