Home

Hoge Raad, 11-07-2008, BD1845, R06/177HR

Hoge Raad, 11-07-2008, BD1845, R06/177HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 juli 2008
Datum publicatie
11 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BD1845
Formele relaties
Zaaknummer
R06/177HR

Inhoudsindicatie

Antilliaanse zaak. Procesrecht; hoger beroep; ongemotiveerd passeren door appelrechter van bewijsaanbod wegens onvoldoende specificatie.

Uitspraak

11 juli 2008

Eerste Kamer

Nr. R06/177HR

RM/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

wonende op Curaçao,

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. P. Garretsen,

t e g e n

[verweerster],

wonende op Curaçao,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. J. Groen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 16 april 2004 ter griffie van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, ingekomen verzoekschrift heeft [verweerster] zich gewend tot dat gerecht en gevorderd, kort gezegd, de huur/gebruiksovereenkomst tussen haar en [eiseres] met betrekking tot het in het verzoekschrift nader aangeduide appartement: nr. [1]-6, te ontbinden en [eiseres] te veroordelen tot ontruiming van dit appartement c.a. Voorts heeft [verweerster] betaling van een huursom respectievelijk een gebruiksvergoeding gevorderd over de periode vanaf 1 juli 2002.

[Eiseres] heeft de vordering bestreden en van haar kant in reconventie en in een afzonderlijke procedure gevorderd, kort gezegd:

- te verklaren voor recht dat de overeenkomst van 25 februari 2002 (tussen de ouders en [verweerster]) ongeldig is en dat [eiseres] voor appartement nr. [1]-6 geen huur verschuldigd is aan [verweerster]; hiernaast heeft [eiseres] schadevergoeding gevorderd, op te maken bij staat;

- te verklaren voor recht dat de in het verzoekschrift omschreven overeenkomst tussen de erven [betrokkene 1], de ouders (van [verweerster] en [eiseres]), [verweerster] en [betrokkene 2], ongeldig is; subsidiair voor het geval de rechter oordeelt dat de overeenkomst geldig is, te verklaren voor recht dat [verweerster] jegens [eiseres] gehouden is tot schadevergoeding.

Na een tussenvonnis van 15 november 2004, waarbij een comparitie van partijen is gelast, heeft het gerecht bij vonnis van 10 januari 2005 voor recht verklaard dat [eiseres] geen huur aan [verweerster] verschuldigd is voor het gebruik van appartement nr. [1]-6. In reconventie heeft het gerecht [eiseres] tot bewijslevering toegelaten. Na getuigenverhoren heeft het gerecht bij eindvonnis van 12 september 2005 in conventie de vordering van [verweerster] afgewezen, en in reconventie de overige vorderingen van [eiseres] afgewezen.

[Eiseres] heeft hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof. In hoger beroep heeft [eiseres] haar vordering vermeerderd. [Verweerster] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij vonnis van 12 september 2006 heeft het hof het eindvonnis van het gerecht vernietigd voorzover in conventie de ontruiming van het appartement [1]-6, met nevenvorderingen, niet is bevolen. Opnieuw rechtdoende heeft het hof [eiseres] bevolen het appartement te ontruimen, met machtiging van [verweerster] om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren. Het hof heeft voorts, in conventie en in reconventie, het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd.

Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerster] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot cassatie.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing van de zaak naar het hof.

De advocaat van [verweerster] heeft bij brief van 26 mei 2008 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Partijen, [verweerster] en [eiseres], zijn zusters. Hun ouders huurden een perceel grond in Souax, Curaçao, in eigendom toebehorend aan de erven [betrokkene 1]. Op dit perceel zijn woningen gebouwd met de huisnummers [1] (de ouderlijke woning), [2] (een appartement, gebouwd in of omstreeks 1985), [2]-1 (een appartement, gebouwd in 1989) en [1]-1 en [1]-6 (twee appartementen, gebouwd in 1995). Op een gegeven moment zijn de ouders verhuisd naar elders.

(ii) Het appartement nr. [1]-6 was in gebruik bij [eiseres].

(iii) Volgens een op 25 februari 2002 gedateerde overeenkomst zijn de rechten met betrekking tot de appartementen nrs. [1]-1 en [1]-6 door de ouders aan [verweerster] verkocht voor NAF 19.700,--. Volgens de overeenkomst is de koopsom door verrekening voldaan.

(iv) Op enig tijdstip na 25 februari 2002 hebben de erven [betrokkene 1], de ouders en [verweerster] een overeenkomst gesloten met [betrokkene 2], strekkende tot verkoop en levering van het genoemde perceel en de daarop gebouwde woningen, met uitzondering van appartement [2].

(v) Tijdens de procedure, op 13 oktober 2004, is de vader van partijen overleden. De opbrengst van de verkoop aan [betrokkene 2], voor zover verband houdend met de woningen nrs. [1] en [2]-1 een bedrag van NAF 47.000,-- is verdeeld onder de moeder en de (twaalf) kinderen van de vader. [Eiseres] heeft voor haar deel NAF 1.725,-- ontvangen.

3.2 [Verweerster] heeft gevorderd dat de huur/gebruiksovereenkomst tussen haar en [eiseres] met betrekking tot het appartement nr. [1]-6 ontbonden zal worden verklaard en dat [eiseres] zal worden veroordeeld tot ontruiming van dit appartement met de haren. Daarnaast heeft [verweerster] van [eiseres] betaling gevorderd van een huursom respectievelijk een gebruiksvergoeding voor dit appartement over de periode vanaf 1 juli 2002.

[Eiseres] heeft gevorderd, voorzover in cassatie nog van belang,

(1) een verklaring voor recht dat de overeenkomst van 25 februari 2002 (tussen de ouders en [verweerster]) ongeldig is en dat zij, [eiseres], voor appartement nr. [1]-6 geen huur is verschuldigd aan [verweerster]; daarnaast heeft zij schadevergoeding, op te maken bij staat, gevorderd; en (2) een verklaring voor recht dat de overeenkomst met [betrokkene 2] ongeldig is; subsidiair, voor het geval de rechter oordeelt dat de overeenkomst geldig is, een verklaring voor recht dat [verweerster] jegens [eiseres] gehouden is tot schadevergoeding.

Het gerecht heeft bij tussenvonnis voor recht verklaard dat [eiseres] geen huur aan [verweerster] is verschuldigd voor het gebruik van appartement nr. [1]-6 en [eiseres] bewijs opgedragen van haar stellingen (1) dat zij de woningen nrs. [1]-1 en [1]-6 op eigen kosten heeft gebouwd, (2) dat haar ouders geen schuld van NAF

19.700,-- aan [verweerster] hadden en (3) dat de koopsom van de woningen nrs. [1]-1 en [1]-6 beduidend onder de marktwaarde lag.

Bij eindvonnis heeft het Gerecht de vorderingen van [verweerster] in conventie en de resterende vorderingen van [eiseres] in reconventie afgewezen.

In hoger beroep heeft het hof het eindvonnis van het gerecht vernietigd voor zover daarin niet de ontruiming van het appartement nr. [1]-6 is bevolen, en, opnieuw rechtdoende, de ontruiming van dat appartement bevolen, met machtiging van [verweerster] om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, en de beroepen vonnissen voor het overige bevestigd, zowel in conventie als in reconventie.

3.3 De in de middelen I tot en met III aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.4 Middel IV is gericht tegen rov. 5.8, alwaar het hof heeft overwogen dat [eiseres] niet heeft kunnen bewijzen dat zij de woningen (dan wel appartementen) nrs. [1]-1 en [1]-6 op eigen kosten heeft ge- of verbouwd. Het hof heeft zich dienaangaande aangesloten bij de in het vonnis van 12 september 2005 weergegeven bewijswaardering van het gerecht en die tot de zijne gemaakt. Het hof vervolgt: "Al hetgeen [eiseres] in hoger beroep daartegen heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het verzoek van [eiseres] om nadere getuigen bij rogatoire commissie te doen horen wordt verworpen omdat zij daartoe geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan heeft." Het middel klaagt dat het hof ten onrechte, althans op onbegrijpelijke gronden, is voorbijgegaan aan het (aanvullend) bewijsaanbod van [eiseres] in hoger beroep.

3.5 Vooropgesteld zij dat in eerste aanleg op 24 januari 2005 vijf getuigen op verzoek van [eiseres] zijn gehoord en dat op 14 februari 2005 vervolgens een "akte depot producties tevens verzoek rogatoire commissie tevens uitlating voortzetting enquete" is genomen, waarin [eiseres] producties heeft overgelegd, een verzoek heeft gedaan tot verhoor (in de vorm van een rogatoire commissie) van drie in Nederland wonende getuigen, waarbij een lijst is gevoegd van de aan deze getuigen te stellen vragen, en een verzoek aan het gerecht tot heropening van het getuigenverhoor teneinde acht met name genoemde getuigen op Curaçao te horen. Het gerecht heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven; een motivering van deze beslissing blijkt niet uit het eindvonnis van 12 september 2005.

In haar memorie van grieven heeft [eiseres] een grief gericht tegen de weigering van vorenbedoeld verzoek en uitdrukkelijk verzocht om de getuigen, genoemd in de akte van 14 februari 2005, alsnog te doen horen, "zodat onomstotelijk vast zal kunnen staan dat [eiseres] met haar eigen gelden de appartementen heeft gebouwd en dat [verweerster] dientengevolge ongerechtvaardigd is verrijkt geworden indien er daadwerkelijk een verkoop dan wel overdracht van de panden heeft plaatsgevonden."

3.6 Voorzover het middel de klacht bevat dat het hof in rov. 5.8 met zijn oordeel, dat [eiseres] geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan, van een onjuiste rechtsopvatting heeft blijk gegeven, faalt het omdat door het hof het juiste criterium is toegepast doch de motiveringsklacht slaagt, nu in het licht van de aangehaalde gedingstukken zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk is op welke gronden dit oordeel berust.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 12 september 2006;

verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 2.964,07 in totaal, waarvan € 2.890,07 op de voet van art. 243 Rv te betalen aan de Griffier, en € 74,-- aan [eiseres].

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 11 juli 2008.