Home

Hoge Raad, 31-10-2008, BF0418, C07/122HR

Hoge Raad, 31-10-2008, BF0418, C07/122HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 oktober 2008
Datum publicatie
31 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BF0418
Formele relaties
Zaaknummer
C07/122HR
Relevante informatie
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 24

Inhoudsindicatie

Overeenkomstenrecht. Koop; uitleg overeenkomst; procesrecht; rechtsstrijd van partijen; verboden aanvulling feitelijke grondslag.

Uitspraak

31 oktober 2008

Eerste Kamer

Nr. C07/122HR

RM/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

VOS LOGISTICS NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Oss,

EISERES tot cassatie, ,

advocaat: mr. D.J. Beenders,

t e g e n

1. EVIA REAL ESTATE B.V.,

gevestigd te Alkmaar,

2. [Verweerder 2],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDERS in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Vos en Evia c.s., verweerster onder 1 ook als Evia.

1. Het geding in feitelijke instanties

Vos heeft bij exploten van 9 mei 2003 Evia c.s. gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de tussen Vos en Evia gesloten koopovereenkomst van 3 mei 2002 bij brief van 29 november 2002 buitengerechtelijk is ontbonden, althans dat de rechtbank deze overeenkomst alsnog zal ontbinden. Voorts heeft Vos gevorderd Evia c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de schade die Vos lijdt doordat geen nakoming doch ontbinding van de overeenkomst heeft plaatsgevonden, ten bedrage van € 7.049.000,--, te vermeerderen met de kosten voor groot onderhoud van de onroerende zaak, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met rente en kosten.

Evia c.s. hebben de vorderingen bestreden en, in reconventie, kort gezegd, diverse verklaringen voor recht, ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding gevorderd.

De rechtbank heeft bij vonnis van 22 september 2004 in conventie de vordering afgewezen, en in reconventie Vos veroordeeld de schade te vergoeden die Evia als gevolg van de tekortkoming van Vos lijdt en zal lijden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft Vos hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Evia heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en in hoger beroep haar eis gewijzigd.

Bij arrest van 4 januari 2007 heeft het hof in het principaal appel het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen. In het incidenteel appel heeft het hof het beroep verworpen.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Vos beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen Evia c.s. is verstek verleend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Vos als verkoopster en Evia als koopster hebben een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de opslag- en kantoorruimte van Vos aan de Spoorschans te Veendam. Beoogd werd een sale and lease back-constructie waarbij Vos, na levering van de onroerende zaken aan Evia, dezelfde zaken van Evia zou gaan huren.

(ii) Deze overeenkomst is vastgelegd in een door Vos en Evia voor akkoord getekende brief van V&H Vastgoed B.V. van 3 mei 2002, die onder meer het volgende inhoudt:

"5. Ter beoordeling van de gegoedheid van de toekomstig huurder en de garantiegever door Evia Real Estate B.V. verzoeken wij U ons te doen toekomen de vastgestelde jaarrekeningen van Vos Logistics Nederland B.V. en Vos Distri Logistics Veendam B.V., van de boekjaren 1999, 2000 en 2001.

Voor zover de jaarrekening van 2001 nog niet door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders is goedgekeurd, verzoeken wij u om een nog niet goedgekeurde jaarrekening, waarbij wij dan echter wel de garantie van die vennootschap verwachten, dat de uiteindelijk vastgestelde jaarrekening niet in ons nadeel zal afwijken van die, welke U ons ter hand heeft gesteld.

(...)

10. Na ontvangst van de navolgende stukken:

- jaarrekeningen der vennootschappen

- milieurapportage

- notariële voorstellen

- besluit van de Raad van Commissarissen

- technische omschrijving van de onroerende zaak

zal Evia Real Estate binnen een termijn van zes weken na ontvangst van deze stukken deze verifiëren en, zonodig, vragen om toelichting en nadere informatie. De juridische levering en de daarmee samenvallende datum aanvang huurovereenkomst zal plaatsvinden op uiterlijk 1 september 2002 of zoveel eerder als koper dit wenst."

(iii) Tussen 3 juni en eind juli 2002 heeft Vos de volgende informatie aan Evia verstrekt:

- de jaarrekeningen 1999 en 2000;

- milieu-informatie;

- ontwerp vestiging erfdienstbaarheden;

- schriftelijke mededeling door Vos dat de Raad van Commissarissen instemt met de verkoop van de onroerende zaak;

- technische omschrijving van de onroerende zaak.

(iv) Op 1 september 2002 had de levering niet plaats-gevonden. Bij brief van 25 oktober 2002 schreef Vos aan V&H Vastgoed B.V. dat de gesprekken tussen partijen met ingang van diezelfde dag werden beëindigd.

(v) Bij brief van 7 november 2002 heeft Evia Vos in gebreke gesteld en haar gesommeerd uiterlijk de volgende dag de overeenkomst gestand te doen. Voor het geval dat niet aan deze sommatie zou worden voldaan, riep Evia de ontbinding van de overeenkomst in.

(vi) Op 8 november 2002 heeft Vos de jaarrekeningen 2001 van Vos en Vos Intermodal B.V. aan Evia toegezonden en Evia gesommeerd het verkochte binnen veertien dagen af te nemen.

(vii) Bij brief van 29 november 2002 aan Evia heeft Vos de koopovereenkomst ontbonden op de grond dat Evia niet aan deze sommatie had voldaan.

(viii) Bij brief van 4 december 2002 heeft Evia hierop gereageerd.

3.2 Vos heeft Evia en haar directeur [verweerder 2] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd dat voor recht zal worden verklaard dat de overeenkomst van 3 mei 2002 buitengerechtelijk door haar is ontbonden bij brief van 29 november 2002, althans dat de rechtbank deze overeenkomst alsnog zal ontbinden. Daarnaast heeft Vos van Evia en [verweerder 2] vergoeding gevorderd van de schade die zij lijdt doordat geen nakoming doch ontbinding van de overeenkomst heeft plaatsgevonden, ten bedrage van € 7.049.000,--, te vermeerderen met een bedrag op te maken bij staat. In reconventie heeft Evia verklaringen voor recht, ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding gevorderd als hiervoor in 1 is vermeld.

3.3 De rechtbank heeft de vorderingen van Vos in conventie afgewezen en de subsidiaire vordering van Evia in reconventie tot ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in het principale appel bekrachtigd. Daartoe heeft het hof, samengevat, het volgende overwogen.

(a) Uit de inhoud van art. 10 van de overeenkomst volgt dat het doel van de daarin vermelde termijn is dat Evia de stukken kon bestuderen en eventueel een toelichting of informatie kon vragen. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt mee dat Evia de mogelijkheid wordt geboden de genoemde stukken in onderling verband en samenhang te bestuderen, waartoe zij pas in staat was na ontvangst van alle stukken. De termijn is pas gaan lopen nadat Evia alle in art. 10 genoemde stukken had ontvangen. (rov. 3.3)

(b) Dit betekent dat, als de stelling van Vos juist is dat de stukken zijn ontvangen op 8 november 2002, de termijn daarna is gaan lopen. Dat Vos reeds in mei-juli 2002 de concept-jaarrekeningen 2001 aan Evia heeft verstrekt, leidt niet tot een ander oordeel, omdat in art. 10 uitdrukkelijk sprake is van de jaarrekeningen van de vennootschappen. (rov. 3.4)

(c) Evia heeft in haar e-mail van 30 oktober 2002, waarin zij nakoming van de overeenkomst vordert zonder expliciet te verwijzen naar de overeengekomen voorwaarden, geen afstand gedaan van de termijn van zes weken, en ook niet van een beroep op de voorwaarden. (rov. 3.5-3.6)

(d) Omdat de termijn nog niet was verstreken had Vos op 29 november 2002 geen grond de overeenkomst te ontbinden en uit haar brief van die datum heeft Evia kunnen afleiden dat Vos niet van plan was de overeenkomst na te komen en dus zou tekortschieten in de nakoming, waardoor Vos ingevolge art. 6:83, aanhef en onder c, BW in verzuim is geraakt zonder dat daartoe een ingebrekestelling vereist was. (rov. 3.7-3.8)

(e) Vos heeft Evia aangeboden alsnog te zullen nakomen. Evia heeft echter eerder, bij brief van 4 december 2002, de verbintenis tot nakoming omgezet in een verbintenis tot schadevergoeding. Gevolg daarvan is dat Vos niet langer het verzuim kon zuiveren en Evia dus niet gehouden was op haar aanbod in te gaan. (rov. 3.9-3.11)

3.4 Onderdeel 1 van het middel betoogt dat het hof heeft miskend dat art. 10 van de brief van 3 mei 2002 moet worden gelezen in samenhang met art. 5 van de desbetreffende brief. Dit brengt, aldus het onderdeel, mee dat Vos wel degelijk kon volstaan met het toesturen aan Evia van de concept-jaarrekeningen en bijbehorende garantie, zodat het andersluidende oordeel van het hof onbegrijpelijk is of nader had moeten worden gemotiveerd.

3.5 Het onderdeel slaagt. De gedingstukken laten geen andere uitleg toe dan dat Vos in hoger beroep heeft aangevoerd dat zij in mei 2002 en in juli 2002 de voorlopige cijfers over 2001, althans haar nog niet goedgekeurde jaarrekeningen over 2001, aan Evia heeft verstrekt (memorie van grieven onder 19), zoals het hof ook in rov. 3.4 heeft vermeld, en dat zij daarmee heeft voldaan aan haar verplichtingen die voortvloeien uit art. 10 van de koopovereenkomst. In aansluiting hierop heeft Vos betoogd dat daarom de termijn van zes weken niet meer aan de orde was (memorie van grieven onder 20). In het licht van deze stellingen klaagt het onderdeel terecht dat het oordeel van het hof in zijn rov. 3.4 ontoereikend is gemotiveerd, omdat zonder nadere redengeving niet begrijpelijk is op grond waarvan het hof tot het oordeel is gekomen dat Vos pas op 8 november 2002 aan haar verplichtingen heeft voldaan. In elk geval had het hof moeten ingaan op de stelling van Vos dat art. 10 van de koopovereenkomst niet los kan worden gezien van art. 5 van deze overeenkomst waarin uitdrukkelijk is bepaald dat, en onder welke voorwaarden, volstaan kan worden met het overleggen van een nog niet goedgekeurde jaarrekening. Nu het hof in rov. 3.4 van de veron-derstelling is uitgegaan dat de voorlopige jaarrekening 2001 aan Evia is verstrekt en niet heeft vastgesteld dat de in art. 5 bedoelde garantie ontbrak, had het hof nader moeten motiveren op grond waarvan desondanks de termijn van zes weken pas inging nadat de definitieve jaarrekening door Evia was ontvangen.

3.6 Onderdeel 2 klaagt terecht dat het hof met zijn hiervoor in 3.3 onder (e) weergegeven oordeel zich heeft schuldig gemaakt aan een verboden aanvulling van de feitelijke grondslag en aldus art. 24 Rv. heeft geschonden. De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat Evia zich in dit verband niet op de brief van 4 december 2002 heeft beroepen. Het stond het hof niet vrij zijn oordeel dat sprake was van een omzettingsverklaring te baseren op een brief, die weliswaar tot de gedingstukken behoort maar waarop Evia zich in dit verband niet heeft beroepen.

De overige klachten van dit onderdeel behoeven geen behandeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 4 januari 2007;

verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te 's-Gravenhage;

veroordeelt Evia in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vos begroot op € 5.768,03 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 31 oktober 2008.