Home

Hoge Raad, 09-06-2009, BI0541, 08/01416

Hoge Raad, 09-06-2009, BI0541, 08/01416

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 juni 2009
Datum publicatie
9 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI0541
Formele relaties
Zaaknummer
08/01416

Inhoudsindicatie

Bekennende verdachte. Art. 359.3 Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN AX5776. Nu de verklaring van verdachte niet alle onderdelen van de bewezenverklaring betreft is ’s Hofs kennelijke oordeel dat kon worden volstaan met een opgave ex art. 359.3 Sv onbegrijpelijk. Conclusie AG: anders.

Uitspraak

9 juni 2009

Strafkamer

Nr. 08/01416

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 10 maart 2008, nummer 21/001474-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Veenhuizen, locatie Norgerhaven" te Veenhuizen.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit ten onrechte heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv.

2.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 1 juni 2005 tot en met 9 juli 2005 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (ongeveer) 320 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of van een materiaal bevattende hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, immers [betrokkene 1] heeft die hasjiesj en/of hennep in een vrachtauto (truck met oplegger) vanuit Nederland ([plaats]) naar het buitenland (Finland) vervoerd, en welk medeplegen van verdachte - onder meer - hierin heeft bestaan dat verdachte en verdachtes mededader(s) het transport van die hasjiesj en/of hennep hebben geregeld (- onder meer - het benaderen/regelen van een vrachtwagenchauffeur ([betrokkene 1]) en het huren/-aanschaffen van een truck en een oplegger en het verzorgen van een - legale - deklading) en die hasjiesj en/of hennep hebben opgeslagen en in die vrachtauto hebben geladen/verborgen en die hasjiesj en/of hennep met bestemming naar Finland hebben vervoerd."

2.3. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdt ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde het volgende in:

"1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 25 februari 2008 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(...)

Het is juist dat ik in de periode van 1 juni 2005 tot en met 9 juli 2005 samen met anderen betrokken ben geweest bij de uitvoer van 320 kilo hasj naar Finland. In het dossier bevindt zich een DVD met beelden van een observatieteam d.d. 5 juli 2005. Op die DVD ben ik samen met anderen te zien. Op die dag waren er dozen in mijn woonwagen te [plaats] opgeslagen. Op de DVD is te zien dat ik samen met anderen de dozen inlaad in de vrachtwagen. Ik kon met de opslag en het inladen van de dozen 4.000 euro verdienen. Ik wist wel wat er in de dozen zat.

(...)

2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, ongenummerd, gesloten en getekend op 9 maart 2006 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie (als bijlage 21 op de pagina's 280 - 283 van zakendossier 49, ordner 7) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1].

3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, ongenummerd, gesloten en getekend op 10 maart 2006 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voornoemd (als bijlage 24 op de pagina's 315 - 322 van zakendossier 49, ordner 7) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1].

4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 050705.501, gesloten en getekend op 8 juli 2005 door [verbalisant 3], hoofdinspecteur van politie en de opsporingsambtenaren 762, 806, 715, 920, 789, 810 en 708 (als bijlage 3 op de pagina's 167 - 174 van zakendossier 49, ordner 7) voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisanten betreffende het observeren op 5 juli 2005.

5. De schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten het 'Proces-verbaal vooronderzoek' van de Finse justitiële autoriteiten d.d. 24 november 2005, onder meer betreffende het aantreffen van 325071,10 gram hasj in de door [betrokkene 1] bestuurde truckcombinatie met de kentekens [...]/[...] (als bijlage 70 op de pagina's 773 e.v. van zakendossier 49, ordner 9)."

2.4. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 25 februari 2008 heeft de verdachte aldaar verklaard:

"Het is juist dat ik in de periode van 1 juni 2005 tot en met 9 juli 2005 samen met anderen betrokken ben geweest bij de uitvoer van 320 kilo hasj naar Finland. In het dossier bevindt zich een DVD met beelden van een observatieteam d.d. 5 juli 2005. Op die DVD ben ik samen met anderen te zien. Op die dag waren er dozen in mijn woonwagen te [plaats] opgeslagen. Op de DVD is te zien dat ik samen met anderen de dozen inlaad in de vrachtwagen. Ik kon met de opslag en het inladen van de dozen 4.000 euro verdienen. Die heb ik uiteindelijk niet gekregen.

Ik wist wel wat er in de dozen zat, maar ik heb het niet gevraagd.

Ik ben niet betrokken geweest bij het 'regelen' van de chauffeur van de vrachtwagen.

Ik ben niet de organisator van dit feit. Wie dat wel is, wil ik niet zeggen. Uit het dossier heb ik begrepen dat ene [betrokkene 2] het zou moeten zijn."

2.5. Art. 359, derde lid, Sv, dat ingevolge art. 415 Sv ook in hoger beroep van toepassing is, luidt als volgt:

"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."

2.6. In het licht van de wetsgeschiedenis moet art. 359, derde lid, Sv aldus worden verstaan dat slechts kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, tenzij sprake is van de aan het slot van die bepaling genoemde gevallen. De beantwoording van de vraag of de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van genoemde bepaling is mede afhankelijk van de ? in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid te toetsen ? uitleg door de feitenrechter van de door de verdachte afgelegde verklaring (vgl. HR 26 september 2006, LJN AX5776, NJ 2006, 542).

2.7. Nu de verklaring van de verdachte niet alle onderdelen van het bewezenverklaarde betreft ? zij houdt immers niet in dat de verdachte erkent dat hij tezamen met zijn mededader(s) betrokken was bij het benaderen/regelen van een vrachtwagenchauffeur ([betrokkene 1]) ? is 's Hofs kennelijke oordeel dat de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend in de zin van art. 359, derde lid, Sv onbegrijpelijk.

2.8. Het middel slaagt.

3. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 9 juni 2009.