Hoge Raad, 18-12-2009, BK3078, 09/03464
Hoge Raad, 18-12-2009, BK3078, 09/03464
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 december 2009
- Datum publicatie
- 18 december 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BK3078
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK3078
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ6475, Overig
- Zaaknummer
- 09/03464
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Betekeningsverordening II niet van toepassing op kantoorbetekening in de zin van art. 63 Rv. zodat, ingeval degene voor wie het exploot van de cassatiedagvaarding is bestemd, woonplaats of werkelijk verblijf heeft in een andere lidstaat, voor verstekverlening een kantoorbetekening als bedoeld in art. 63 Rv. volstaat.
Uitspraak
18 december 2009
Eerste Kamer
09/03464
EE/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DEMERARA DISTILLERS EUROPE B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats], Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Demerara en [verweerster].
1. Het geding in cassatie
Demerara heeft bij exploot van 27 juli 2009 aan [verweerster] aangezegd dat zij beroep in cassatie instelt tegen het tussen partijen gewezen arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2009 en haar gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 11 september 2009.
[Verweerster] is niet verschenen. Demerara heeft verzocht verstek te verlenen tegen [verweerster].
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt ertoe dat de Hoge Raad, alvorens verder te beslissen, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zal verzoeken over de in die conclusie onder 19 bedoelde vraag van uitleg van Verordening (EG) nr. 1393/2007, PbEU 2007, L 324/79 (hierna: Betekeningsverordening II) uitspraak te doen, en het geding zal schorsen tot het Hof van Justitie uitspraak zal hebben gedaan.
De advocaat van Demerara heeft bij brief van 20 november 2009 op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening
2.1 [Verweerster] is gevestigd te [vestigingsplaats], Duitsland. De betekening van de voor haar bestemde cassatiedagvaarding heeft op 27 juli 2009 plaatsgevonden aan het kantoor van de advocaat mr. M.W.A.M. van Kempen te Rotterdam, bij wie [verweerster] volgens de cassatiedagvaarding in de appelinstantie woonplaats had gekozen.
Deze betekening is gedaan op de voet van art. 63 lid 1 Rv. Volgens deze bepaling kan een exploot waarbij verzet wordt gedaan of waarbij hoger beroep of beroep in cassatie wordt ingesteld, ook worden gedaan aan het kantoor van de advocaat of deurwaarder bij wie degene voor wie het exploot is bestemd, laatstelijk terzake woonplaats heeft gekozen (hierna: kantoorbetekening). Deze advocaat bevordert dat het exploot degene voor wie het is bestemd tijdig bereikt, zo bepaalt art. 63 lid 1 Rv.
2.2 Het gaat in deze zaak om de vraag of de kantoorbetekening aan mr. Van Kempen volstaat om verstek tegen [verweerster] te verlenen. Voor het antwoord op deze vraag is van belang of verzending van het desbetreffende stuk op de voet van de Betekeningsverordening II moet plaatsvinden.
2.3 Volgens overweging 8 van de considerans van de Betekeningsverordening II is deze verordening niet van toepassing op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij. Volgens de Nederlandse wetgever heeft deze overweging betrekking op de kantoorbetekening als bedoeld in art. 63 lid 1 Rv. en is de Betekeningsverordening II op een dergelijke betekening dus niet van toepassing. De memorie van toelichting bij het wetsontwerp strekkende tot wijziging van de uitvoeringswet houdt dienaangaande het volgende in:
"Bij de onderhandelingen over de nieuwe verordening 1393/2007 is expliciet aan de orde geweest of in gevallen waarin het nationale recht betekening aan de gemachtigde in de vorige instantie toestaat, de verordening van toepassing is. De leden van de raadswerkgroep en de vertegenwoordigers van de Commissie waren van oordeel dat dit niet het geval is omdat hier niet sprake is van een situatie waarin een stuk "van een lidstaat naar een andere lidstaat moet worden verzonden ter betekening of kennisgeving aldaar" (artikel 1, eerste lid, verordening, op dit punt ongewijzigd ten opzichte van verordening 1348/2000). Om dit te verduidelijken, mede met het oog op de Nederlandse situatie van art. 63, eerste lid, Rv en de interpretatie van de Hoge Raad van verordening 1348/2000 en artikel 56 Rv, is overweging 8 in verordening 1393/2007 opgenomen. Daarin wordt expliciet gemeld dat de verordening "niet van toepassing [is] op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij"."
(Kamerstukken II 2007-2008, 31 522, nr. 3, p. 11)
Mede gelet op hetgeen hiervoor in 2.3 is vermeld, moet het ervoor worden gehouden dat, blijkens overweging 8 van de considerans, de Betekeningsverordening II aan het nationale recht heeft overgelaten of voor verstekverlening kan worden volstaan met betekening of kennisgeving aan de gevolmachtigde procesvertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt. Waar overweging 8 in het bijzonder blijkt te zijn opgenomen met het oog op de Nederlandse kantoorbetekening als bedoeld in art. 63 lid 1 Rv., volstaat een dergelijke betekening voor verstekverlening in het geval degene voor wie het stuk is bestemd in een andere lidstaat woonplaats of werkelijk verblijf heeft.
Deze kantoorbetekening strookt ook met het doel en de strekking van de Betekeningsverordening II op eenvoudige en snelle wijze te bewerkstelligen dat de geadresseerde die in een andere lidstaat woon- of verblijfplaats heeft van het stuk kennis neemt, nu art. 63 lid 1 Rv. beoogt een grotere waarborg te scheppen dat het exploot ook werkelijk tijdig degene bereikt voor wie het bestemd is.
Het verzoek om verstekverlening is derhalve voor toewijzing vatbaar.
3. Beslissing
De Hoge Raad verleent het gevraagde verstek tegen verweerster.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en is in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 december 2009.