Hoge Raad, 29-10-2010, BN7053, 09/03061
Hoge Raad, 29-10-2010, BN7053, 09/03061
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2010
- Datum publicatie
- 29 oktober 2010
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BN7053
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN7053
- Zaaknummer
- 09/03061
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Arubaans recht. Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd waarin de ontbindende voorwaarde is opgenomen dat de overeenkomst van rechtswege wordt ontbonden als de werknemer de leeftijd van 62 bereikt. In die zin een gesloten stelsel dat uitsluitend voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die voldoen aan het bepaalde in art. 1613x lid 2, onder a,b,c of d BWAruba geen opzegging na daartoe verkregen toestemming van de Directeur van de Directie arbeid vereist is. Geen uitzondering binnen dit stelsel voor beëindiging van arbeidsovereenkomst als gevolg van pensioenontslagbeding.
Uitspraak
29 oktober 2010
Eerste Kamer
09/03061
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
BROUWERIJ NACIONAL BALASHI N.V.,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. M.S. van der Keur,
t e g e n
[Verweerder],
wonende in [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Balashi en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak E.J. nr. 3414 van 2008 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 8 januari 2009,
b. de beschikking in de zaak EL 3414/08; H-21/09 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 19 mei 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft Balashi beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van Balashi hebben bij brief van 23 september 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] is in 1999 te Aruba bij Balashi als "brewhouse operator" in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Art. 2.5 van de op 20 februari 2002 alsnog schriftelijk vastgelegde overeenkomst luidt:
"This agreement shall be automatically dissolved by law ("ontbindende voorwaarde"), without any notice being necessary, on the day that the employee reaches the age of 62 years."
(ii) Op 22 februari 2002 heeft [verweerder] schriftelijk ingestemd met het door Balashi op 1 januari 2002 ingevoerde "Employee Handbook", waarin onder meer een pensioenregeling is opgenomen voor werknemers tussen de leeftijd van 22 en 62 jaar. Een op 27 februari 2002 door [verweerder] ondertekend "attachment to contract" houdt onder meer in:
"Pension Plan: effective Januari 01, 2002 the pension plan of MetaCorp will replace the Vacation Allowance. The contribution to this plan will be 8% for the account of the employer and 4% contributed by the employee."
(iii) [Verweerder] heeft op 3 juli 2008 de 62-jarige leeftijd bereikt en op die datum is door Balashi voor hem een afscheidsfeest georganiseerd.
(iv) Bij brief van 22 augustus 2008 heeft (de advocaat van) [verweerder] zich op het standpunt gesteld dat de dienstbetrekking niet op 3 juli 2008 tot een einde is gekomen op basis van de hiervoor onder (i) vermelde ontbindende voorwaarde en heeft hij de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
(v) In Aruba ligt de algemene pensioengerechtigde leeftijd op 60 jaar. Ingevolge art. 6 lid 1 van de Landsverordening algemene ouderdomsvoorziening heeft degene die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening verzekerd is geweest, en de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, recht op ouderdomspensioen als nader in die verordening omschreven.
3.2 [Verweerder] heeft het GEA verzocht voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst niet tot een einde is gekomen en heeft daarnaast doorbetaling van loon gevorderd totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd. Het GEA heeft het gevorderde afgewezen.
In hoger beroep heeft het hof de vordering tot doorbetaling van loon alsnog toegewezen. Daartoe heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
"3.2 In zijn in kort geding op 11 maart 2008 gewezen vonnis (Alg. Reg. No.: KG 576/07; H-311/07) heeft het Hof geoordeeld dat de bepaling dat de voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd een ontbindende tijdsbepaling betreft, waarbij het intreden van de gebeurtenis en het tijdstip waarop niet onzeker is. Het Hof heeft in die uitspraak voorts het volgende overwogen:
"Het einde van de arbeidsovereenkomst is dus objectief bepaalbaar. De arbeidsovereenkomst geldt derhalve, indien van de geldigheid van de ontbindende tijdsbepaling wordt uitgegaan, als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op grond van het navolgende is de ontbindende tijdbepaling als strijdig met het gesloten stelsel van de wet met betrekking tot de beëindiging van arbeidsovereenkomsten te beschouwen.
3.4 Artikel 1613x, tweede lid, BW bepaalt dat een arbeidsovereenkomst slechts voor bepaalde tijd kan worden aangegaan indien deze:
a. noodzakelijk is om te voorzien in tijdelijke arbeidskrachten, welke behoefte slechts in een gedeelte van het kalenderjaar bestaat en voortvloeit uit de toename van de bedrijvigheid in de onderneming gedurende die periode, hetzij
b. betrekking heeft op de vervanging van een of meer tijdelijk afwezige arbeiders, hetzij
c. betrekking heeft op de uitvoering van een nauwkeurig omschreven werk of project, hetzij
d. betrekking heeft op het verrichten van losse, ongeregelde arbeid.
3.5 Het derde lid bepaalt dat wanneer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan zonder inachtneming van het bepaalde in het tweede lid, daarop de bepalingen inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing zijn.
3.6. De ontbindende tijdbepaling, inhoudende dat de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd van de werknemer, past derhalve niet in de wettelijke regeling inzake de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en dient om die reden als niet rechtsgeldig te worden beschouwd."
3.3 Het Hof ziet geen aanleiding op vorenbedoelde oordelen terug te komen en handhaaft deze."
Hiertegen richt zich het uit drie onderdelen bestaande middel.
3.3 De onderdelen 1 en 2 van het middel hebben betrekking op de vraag of art. 1613x BWAruba, dat een regeling bevat die in het recht van Nederland en de voormalige Nederlandse Antillen geen parallel kent, in de weg staat aan de geldigheid van een pensioenontslagbeding zoals neergelegd in art. 2.3 van de arbeidsovereenkomst. Deze onderdelen kunnen gezamenlijk worden behandeld. Onderdeel 3 verwijt het hof de devolutieve werking van het appel te hebben miskend.
3.4.1 Bij de beantwoording van de vraag naar de verenigbaarheid van het pensioenontslagbeding met art. 1613x BWAruba moet het volgende tot uitgangspunt worden genomen.
Naar Arubaans recht (art. 1615g e.v. BWAruba in verbinding met art. 4 Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten) is voor beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door de werkgever in beginsel opzegging na daartoe verkregen toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid vereist. Met betrekking tot arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bepaalt art. 1615e lid 1 BWAruba:
"De dienstbetrekking eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken, bij overeenkomst of reglement, bij landsverordening of door het gebruik aangegeven." Echter, op beëindiging van een arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan, maar niet behoort tot de vier in art. 1613x lid 2, onder a-d, limitatief opgesomde gevallen, zijn de bepalingen inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing. Aanleiding tot de invoering van art. 1613x - bij Landsverordening van 9 juli 1992 - was dat van de bepalingen inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd oneigenlijk gebruik werd gemaakt doordat werkgevers, teneinde de werknemers de aan een overeenkomst voor onbepaalde tijd verbonden ontslagbescherming te onthouden en toch zoveel mogelijk een vaste arbeidsrelatie met hen te verzekeren, met dezelfde werknemers telkens met een korte tussenpoos een overeenkomst voor bepaalde tijd sloten. Teneinde dit misbruik tegen te gaan werd het door de wetgever wenselijk geoordeeld "dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd slechts in een beperkt aantal gevallen mogen worden aangegaan".
3.4.2 Zoals hierna zal blijken, maakt het voor de beantwoording van de vraag naar de verenigbaarheid van het pensioenontslagbeding met art. 1613x geen verschil of dit beding een ontbindende voorwaarde betreft, zoals onderdeel 1 betoogt, dan wel een ontbindende tijds-bepaling.
3.4.3 Dat met de invoering van art. 1613x werd beoogd een einde te maken aan bepaalde vormen van misbruik van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, is onvoldoende om het oordeel te wettigen dat die wetsbepaling niet van toepassing is in een geval als het onderhavige waarin, naar Balashi stelt, van misbruik geen sprake is omdat het gaat om een eenmalige overeenkomst die bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd eindigt.
Met de limitatieve opsomming in het tweede lid van art. 1613x, het gevolg dat in het derde lid wordt verbonden aan de vaststelling dat sprake is van een buiten die opsomming vallende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en het bepaalde in art. 1615g e.v., kent het Arubaanse recht op het punt van de beëindiging van arbeidsovereenkomsten van werknemers als [verweerder] in die zin een gesloten stelsel dat uitsluitend voor de beëindiging van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die voldoen aan het bepaalde in art. 1613x lid 2, onder a, b, c of d, geen opzegging na daartoe verkregen toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid is vereist. In dit stelsel wordt geen uitzondering gemaakt voor de beëindiging van arbeidsovereenkomsten als gevolg van een pensioenontslagbeding. Daarom is het oordeel van het hof dat dit stelsel niet toelaat dat een arbeidsovereenkomst eindigt enkel als gevolg van een daarin in enigerlei vorm opgenomen pensioenontslagbeding juist, zodat de onderdelen 1 en 2 geen doel treffen.
3.5 Onderdeel 3 faalt omdat het hof kennelijk en begrijpelijk in de stellingen van Balashi in hoger beroep niet heeft gelezen dat volgens haar de arbeidsovereenkomst met [verweerder] kort voor of op 3 juli 2008 met wederzijds goedvinden is beëindigd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Balashi in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 oktober 2010.