Home

Hoge Raad, 12-04-2011, BN4351, 09/04836

Hoge Raad, 12-04-2011, BN4351, 09/04836

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 april 2011
Datum publicatie
12 april 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BN4351
Formele relaties
Zaaknummer
09/04836
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 45, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 46b

Inhoudsindicatie

1. Art. 301.4 Sv. Gelijktijdig doch niet gevoegd behandelde zaken. 2. Begin van uitvoering. 3. Vrijwillige terugtred en deelneming. Art. 45.1 Sr en art. 46b Sr. Ad 1. Het ernstig vermoeden rijst dat het Hof, daar waar het verwijst naar onderzoeksresultaten uit het dossier X, ten bezware van verdachte acht heeft geslagen op stukken die niet behoren tot het dossier Y en waarvan voorlezing dan wel het mededeling doen van de korte inhoud daarvan achterwege is gebleven, terwijl niet t.a.v. ieder van deze onderzoeksresultaten is gebleken dat die onderzoeksresultaten verdachte anderszins bekend waren. Aldus rijst het ernstige vermoeden dat het Hof het in art. 301.4 Sv gegeven voorschrift niet heeft nageleefd. Daaraan doet niet af dat verdachte en diens raadsman te kennen hebben gegeven geen behoefte te hebben aan het voorhouden of bespreken van stukken, waarna de voorzitter van het Hof heeft medegedeeld dat alle stukken van het dossier in deze strafzaak worden geacht te zijn voorgehouden. Ad 2. Gelet op ’s Hofs vaststellingen is zijn oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, onjuist noch onbegrijpelijk. Ad 3. Gelet op de wetsgeschiedenis dienen genoemde bepalingen in onderling verband zo te worden begrepen dat ingeval sprake is van het medeplegen van een poging als bedoeld in art. 45 Sr de “omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk” als bedoeld in art. 46b Sr - behoudens in bijzondere gevallen - alleen in aanmerking komen t.a.v. hem van wiens wil die omstandigheden daadwerkelijk afhankelijk zijn en niet tevens t.a.v. medeplegers van wie niet is komen vast te staan dat die omstandigheden (mede) van hun wil afhankelijk zijn. Voor de medeplichtige dan wel de uitlokker van een poging tot misdrijf, waarbij het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden afhankelijk van de wil van de pleger of de medepleger(s), geldt echter dat die omstandigheden ook voor hen tot straffeloosheid leiden. Gelet hierop en in aanmerking genomen ’s Hofs vaststellingen, is zijn oordeel, dat het besluit van Z om het te doen voorkomen alsof de betrokkenen niet thuis waren door te doen alsof hij aanbelde daarom alleen voor Z heeft gegolden en niet als een van de wil van verdachte afhankelijke omstandigheid in de zin van art. 46b Sr heeft te gelden, onjuist noch onbegrijpelijk.

Uitspraak

12 april 2011

Strafkamer

nr. 09/04836

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 september 2009, nummer 23/003989-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord, locatie Westlinge" te Heerhugowaard.

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Bewezenverklaring, bewijsvoering en bespreking van een verweer

2.1. Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder meer bewezenverklaard:

- in de zaak met parketnummer 14-810142-06 (hierna: de zaak Breezand) dat de verdachte:

"op 21 maart 2006 te Breezand, gemeente Anna Paulowna, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een woning gelegen aan de [d-straat 1] een kluis bevattende onder andere een grote hoeveelheid sieraden en andere sieraden en een geldkistje, (bevattende een rijbewijs en andere papieren) en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader, terwijl [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] in hun bed lagen te slapen de woning van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] zijn binnengedrongen en

- die in hun bed liggende [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben geslagen en gestompt en

- met een stroomstootwapen stroomstoten aan [slachtoffer 6] hebben toegediend en

- met behulp van tape de handen en de voeten van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben samengebonden en

- met behulp van tape de mond en de ogen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben afgeplakt";

- in de zaak met parketnummer 14-700821-07 onder 2 (hierna: de zaak Purmerend) dat de verdachte:

"op een tijdstip in de periode van 2 maart 2006 tot en met 21 maart 2006 te Purmerend, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [b-straat 1] weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en

met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3], met zijn mededaders,

- naar de bedoelde woning is gereden en

- een PTT-jas en een elektrisch wapen, walkietalkies en een doos heeft meegenomen en voorhanden heeft gehad en

- een PTT-jas heeft aangetrokken en zich naar de voordeur van bedoelde woning heeft begeven, met medeneming van de doos en een elektrische wapen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid";

- en voorts in de zaak met parketnummer 14-700821-07 onder 5 (hierna: de deelneming aan een criminele organisatie) dat de verdachte:

"in de periode van 2 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit meerdere personen, onder wie verdachte, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk diefstal uit woningen, al dan niet gepaard gaande met braak, verbreking en/of inklimming, dan wel met geweld".

2.2. Met betrekking tot de bewezenverklaring van de zaak Breezand en de deelneming aan een criminele organisatie, heeft het Hof - dat de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen zakelijk heeft samengevat en voor de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewijsbeslissing steunt heeft verwezen naar de bewijsmiddelen waaraan deze feiten en omstandigheden zijn ontleend - voor zover in cassatie van belang in de in zijn arrest opgenomen en hierna weer te geven voetnoten de volgende verwijzingen naar de bewijsmiddelen opgenomen:

" (...)

(5) Proces-verbaal van 12 december 2006, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 6] (rode ordner G3, dossier Kalk, bladzijden 206 tot en met 221 en foto's bladzijden 222 tot en met 228).

(...)

(7) Proces-verbaal van 25 april 2006, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], inhoudende de verklaring van verbalisanten (rode ordner Oscar, zaaksdossier 5, doorgenummerde bladzijde 31) en ordner Kalk, zaaksdossier Breezand, doorgenummerde bladzijde 453).

(...)

(15) Proces-verbaal van 28 maart 2006, opgemaakt door [verbalisant 6], inhoudende de verklaring van verbalisant (rode ordner Kalk E1, doorgenummerde bladzijden 4 tot en met 6).

(...)

(17) Proces-verbaal van 28 maart 2006, opgemaakt door [verbalisant 7] (ordner E1, bladzijden 13 en 14).

(18) Proces-verbaal van 28 maart 2006, opgemaakt door [verbalisant 8] (ordner E1, bladzijde 11).

(19) Een geschrift, zijnde een letselrapportage van de Forensische Geneeskundige Eenheid Noord-Holland Noord te Alkmaar van 29 maart 2006, opgemaakt door P.T. Bet, forensisch geneeskundige te Alkmaar, (ordner E1, bladzijde 84).

(20) Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van Dr. L.C.M. Keijser, orthopaedisch chirurg, van 17 juni 2006 (ordner G1, bladzijde 66).

(21) Proces-verbaal van 31 maart 2006, opgemaakt door [verbalisant 9] en [verbalisant 10], inhoudende de verklaring van verbalisanten (rode ordner E 1 in de zaak Kalk doorgenummerde bladzijden 64 en 65).

(22) Proces-verbaal van 30 maart 2006, opgemaakt door [verbalisant 11] en [verbalisant 12], inhoudende de verklaring van verbalisanten, (rode ordner E 1 in de zaak Kalk, doorgenummerde bladzijden 66 en 67).

(...)

(49) Proces-verbaal van 3 oktober 2006, opgemaakt door [verbalisant 13] en [verbalisant 5], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] (ordner C3 in de zaak Kalk, doorgenummerde bladzijden 38 tot en met 49).

(50) Proces-verbaal van 5 oktober 2006, opgemaakt door [verbalisant 5], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] (ordner C3 in de zaak Kalk, bladzijden 2 tot en met 100).

(...)

(52) Proces-verbaal van 8 november 2006, opgemaakt door [verbalisant 14] en [verbalisant 15], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] (ordner C3 in de zaak Kalk, doorgenummerde bladzijden 127 tot en met 146).

(...)

(76) Proces-verbaal van 21 april 2006, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], inhoudende de verklaring van [betrokkene 2] (rode ordner Kalk, zaaksdossier 5, doorgenummerde bladzijden 35 tot en met 39).

(...)

(78) Proces-verbaal van 26 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant 16] en [verbalisant 17], inhoudende de verklaring van [betrokkene 2] (rode ordner Kalk, zaaksdossier 5, doorgenummerde bladzijden 64 tot en met 67).

(...)

(89) Proces-verbaal van 14 mei 2006, opgemaakt door [verbalisant 18], inhoudende de verklaring van verbalisant (rode ordner A, bladzijde 47).

(90) Een geschrift, zijnde een weergave van een afgeluisterd telefoongesprek tussen [betrokkene 1] en NN man op 27 juli 2006 te 11.40 uur (rode ordner T3 tapverbalen, doorgenummerde bladzijden 242 tot en met 245).

(91) Proces-verbaal van 2 april 2007, opgemaakt door [verbalisant 9], [verbalisant 10], [verbalisant 11] en [verbalisant 18], inhoudende de weergaven van afgeluisterde gesprekken (rode ordner E5, doorgenummerde bladzijden 27 en 28).

(92) Proces-verbaal van 7 februari 2007, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], inhoudende de weergave van afgeluisterde gesprekken (rode ordner G3, doorgenummerde bladzijde 304).

(...)"

2.3. Met betrekking tot de zaak Purmerend en - voor zover daarmee in verband staand - de deelneming aan een criminele organisatie, heeft het Hof, met inbegrip van hier niet overgenomen voetnoten, het volgende overwogen:

"De feiten waarvan het hof uitgaat ten aanzien van:

parketnummer 14.810142.06 (Breezand) en parketnummer 14.700821.07, de feiten 2, 3, 4 en 5

Aan [betrokkene 2] zijn op de terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2009 foto's uit het dossier getoond. Deze foto's zijn als bijlagen aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2, 4, 5 en 9 juni 2009 gehecht.

Het betreffen de foto's van:

- foto 1, [medeverdachte]: [betrokkene 16], [betrokkene 17], [betrokkene 18] (bijlage 1);

- foto 5, de verdachte (bijlage 6);

- foto 6, [betrokkene 19] (bijlage 7);

- foto 8, [betrokkene 8] (bijlage 8);

- foto 9, [betrokkene 2] (bijlage 9);

- foto 11, [betrokkene 6] (bijlage 11);

- foto 15, de in Sint Maarten in beslag genomen Renault Espace (bijlage 23);

- foto 18, de woning te Schoorl, gemeente Bergen, Stationsweg (bijlage 21).

[Betrokkene 2] heeft de volgende personen op de foto's herkend: op foto l de op de terechtzitting aanwezige [medeverdachte], op foto 5 de ter terechtzitting aanwezige verdachte, die hij de lange Pool noemde, op foto 6 [betrokkene 19], die hij de korte Pool noemde, op foto 8 [betrokkene 8], op foto 9 zichzelf en op foto 11 [betrokkene 6]. Op foto 15 heeft hij de Renault Espace herkend waarin hij heeft gereden.

Hij heeft voorts verklaard dat hij in maart 2006 woonde bij [betrokkene 11] aan de [c-straat 1] te Amsterdam. Hij heeft vier dagen met die Polen opgetrokken. Op foto 18 heeft hij het huis van glas herkend.

Aan [betrokkene 3] zijn op de terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2009 foto's uit het dossier getoond.

Deze foto's zijn als bijlagen aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2, 4, 5 en 9 juni 2009 gehecht. Het betreffen de foto's van:

- foto 1, [medeverdachte]: [betrokkene 16], [betrokkene 17], [betrokkene 18] (bijlage 1);

- foto 3a, [betrokkene 3];

- foto 5, de verdachte (bijlage 6);

- foto 6, [betrokkene 19] (bijlage 7);

- foto 8, [betrokkene 8] (bijlage 8);

- foto 9, [betrokkene 2] (bijlage 9);

- foto 11, [betrokkene 6] (bijlage 11 );

- foto 13, de door [betrokkene 3] en [medeverdachte] gehuurde Suzuki Alto (bijlage 34);

- foto 14, de door [betrokkene 3] en [medeverdachte] gehuurde Suzuki Alto (bijlage 35).

[Betrokkene 3] heeft de volgende personen op de foto's herkend: op foto 1 de op de terechtzitting aanwezige [medeverdachte], op foto 3a zichzelf, op foto 5 de ter terechtzitting aanwezige verdachte, op foto 6 [betrokkene 19] en op foto 11 [betrokkene 6]. De mannen op foto nummer 8 en 9 had zij wel eens eerder gezien. Op foto's 13 en 14 heeft hij de Suzuki Alto herkend die zij en [medeverdachte] hadden gehuurd.

In 2006 woonde zij samen met [medeverdachte] en [...] in Sint Maartensvlotbrug (gemeente Zijpe), [e-straat 1].

De politie heeft [betrokkene 6] een aantal foto's getoond. De personen afgebeeld op de hierna te noemen foto's heeft [betrokkene 6] herkend of eerder gezien:

- foto 1 : [betrokkene 19]. Zij noemt hem de kleine Pool;

- foto 2: [verdachte]. Zij noemt hem de lange Pool;

- foto 3: [medeverdachte]. Zij noemt hem [medeverdachte];

- foto 4: [betrokkene 3]. Zij heeft haar eenmaal eerder gezien;

- foto 5: [betrokkene 8]. Zij kent hem als [betrokkene 8];

- foto 6: [betrokkene 2]. Zij kent hem als [betrokkene 2];

- foto 7: [betrokkene 7], haar (voormalige) vriend. Zij noemt hem nu [betrokkene 7].

Aan [betrokkene 2] zijn door de politie foto's getoond van [verdachte], [betrokkene 20], [betrokkene 18] en [betrokkene 3].

Aan [betrokkene 8] zijn tijdens zijn verhoor door de politie op 26 april 2006, voor zover hier van belang, de volgende foto's getoond:

- foto 2: [betrokkene 2];

- foto 3: [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats];

- foto 4: [betrokkene 3];

- foto 6: [betrokkene 19];

- foto 7: [verdachte].

(...)

Parketnummer 14.700821.07 onder 2 (Purmerend) en onder 5 (criminele organisatie).

Op het adres [b-straat 1] te Purmerend woont [slachtoffer 3] (bladzijde 8). Bij navraag bij het GBA is gebleken dat op dit adres als woonadres ook staat ingeschreven [betrokkene 21].

De woning [e-straat 1] te Sint Maartensvlotbrug (gemeente Zijpe) bleek in gebruik te zijn bij [betrokkene 3]. Tijdens een doorzoeking aldaar werd buiten de woning in een vuilniszak een afgescheurd briefje aangetroffen met de tekst" [betrokkene 21]".

(...)

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft tot vrijspraak geconcludeerd van het aan verdachte bij parketnummer 14.700821-07 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.

De advocaat-generaal acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte bij parketnummer 14/810142-06 en bij parketnummer 14/700821-07 onder 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair is ten laste gelegd.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft het volgende aangevoerd:

(...)

Purmerend

10) Het is niet boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte daarbij aanwezig was. Daarnaast is er geen sprake van een strafbare poging, omdat er nog geen begin was van een uitvoering. [Betrokkene 2] heeft niet aangebeld. Er bestaan grote discrepanties in de verklaringen van [betrokkene 3], [betrokkene 2] en [betrokkene 8].

[Betrokkene 2] spreekt aanvankelijk over een woning in Zaandam in plaats van Purmerend en [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij niet heeft aangebeld. Voorts bestaat er onduidelijkheid over het doel. Was het de bedoeling om iemand in elkaar te slaan of was een beroving het doel? Zowel [betrokkene 8] als [betrokkene 12] en [betrokkene 2] spreken over het geven van een pak slaag aan [slachtoffer 3].

[Betrokkene 2] belde niet aan omdat hij de mensen geen pijn wilde doen. [Betrokkene 2] heeft uit eigen beweging besloten niet aan te bellen om geen slachtoffers te maken, derhalve een besluit van zijn wil afhankelijk, waardoor er ten aanzien van [betrokkene 2] sprake was van vrijwillige terugtred. Deze beslissing is geen persoonlijke strafuitsluitingsgrond, maar een daderschapsuitsluitingsgrond die derdenwerking heeft voor deelnemers. Aan verdachte komt dus ook een beroep toe op vrijwillige terugtred van [betrokkene 2]. De subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen zijn niet als strafbaar feit te kwalificeren, zodat verdachte, indien het hof tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde zou komen, zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

(...)

Criminele organisatie13) Voor zover verdachte al betrokken zou zijn geweest bij de ten laste gelegde feiten, dan heeft een verband van voldoende organisatorische substantie ontbroken en was er meer sprake van een ongestructureerd optreden in verschillende samenstellingen, waarbij verdachten achter elkaars rug om betrokken waren bij verschillende strafbare feiten.

(...)

Verklaringen afgelegd in de zaken met parketnummer 14.700821.07 feit 2 (Purmerend) en feit 5 (criminele organisatie).

[Betrokkene 8] heeft verklaard dat hij op 2 maart 2006 is vrijgekomen en bij [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]) is gaan wonen. Twee dagen later ontmoette hij bij [betrokkene 2] een Pool genaamd [medeverdachte]. Een paar dagen daarna bracht [medeverdachte] twee andere Polen mee; een korte Pool en een lange Pool. [Medeverdachte] had [betrokkene 2] nodig om als postbode ergens aan te bellen (bladzijde 294). [Betrokkene 2] wilde dat hij, [betrokkene 8], met hem meeging. De opdracht van [betrokkene 2] was een postbodepak aantrekken, een doos vasthouden terwijl onder die doos een elektrisch wapen zat.

Het adres was van een man in Purmerend. [Betrokkene 2] moest dat pak aantrekken, aanbellen en als iemand opendeed dan takke takke tak, het elektrische wapen (schietpistool met stroom eronder) gebruiken en dan zouden die twee Polen vanaf de zijkant komen. [Betrokkene 2] zou met de twee Polen naar binnen gaan en [medeverdachte] zou later komen. Ze hadden de spullen bij zich, een elektrisch wapen, walkietalkies, en een PTT-jasje. De volgende dag werden ze wakker gemaakt. [Betrokkene 2] kreeg zijn PTT-jas en een doos (bladzijde 295). [Betrokkene 2] had het elektrische wapen onder die doos. [Medeverdachte] stapte in een Opel Calibra, waar zijn zoon en vrouw inzaten. De twee Polen gingen in een grijze auto. [Betrokkene 2] kreeg de sleutels van een Renault. Ze reden naar Purmerend en konden met de walkietalkies communiceren. [Medeverdachte] heeft een rondje gemaakt bij de woning van die man. [Medeverdachte] zei via de walkietalkie: "is good, is good". [Medeverdachte] kwam aanrijden. [Betrokkene 2] moest achterin de Renault zitten. [Medeverdachte] is achter het stuur gaan zitten. [Medeverdachte] is met [betrokkene 2], die twee Polen en met hem naar dat huis gereden. Ze hebben een rondje langs dat huis gereden. Daarna heeft [medeverdachte] de Renault bij een speelterrein neergezet. [Betrokkene 2] en de twee Polen stapten uit. [Betrokkene 2] is gaan aanbellen. Dat kon [betrokkene 8] vanuit de auto zien. De bewoner deed niet open. Ze reden weg. [Medeverdachte] zei: "Weet je wat, we gaan naar de stad toe, naar die tipgever". [Betrokkene 2], [medeverdachte] en de lange Pool zijn naar de tipgever in Amsterdam gegaan (bladzijde 297). De buit van de overvallen op woningen zou gaan naar iemand in Amsterdam waar ze hun sieraden konden wegdoen. Over die twee Polen zei [medeverdachte] dat zij voor hem werkten (bladzijde 299).

[Betrokkene 2] heeft verklaard dat die twee Polen en [medeverdachte] walkietalkies bij zich hadden (bladzijde 46). Na het tonen van een foto van verdachte heeft [betrokkene 2] verklaard dat de man op die foto een van de twee Polen uit Alkmaar (het hof begrijpt hier en elders: Sint Maarten) is. [Betrokkene 2] noemt hem de lange Pool. In de woning van die twee Polen uit Alkmaar heeft hij een PTT-jasje zien liggen. Hij moest bij een huis aanbellen met die PTT-jas aan. Hij had ook een elektrisch pistool bij zich. Hij moest aanbellen en als er werd opengedaan moest hij naar binnen gaan. Hij liep ook met een doosje. [medeverdachte] wilde die man pakken. [Medeverdachte] zou weten dat die man een hoop geld had. [Medeverdachte] en die twee Polen hadden ook tape nodig om mensen vast te binden (bladzijde 47). [Betrokkene 2] heeft verklaard dat het idee om zich als PTT'er uit te geven van [medeverdachte] was. Hij moest de man in bedwang houden met het elektrische pistool als hij de deur open zou doen (bladzijde 94).

[Betrokkene 2] heeft voorts verklaard dat de man [slachtoffer 3] heette en dat [medeverdachte] het had over miljoenen. Met een Peugeot, een Renault en de Calibra gingen ze erheen.

[Betrokkene 8] en [betrokkene 2] in de Renault, [medeverdachte] in de Calibra en de twee Polen in de Peugeot. Ook de vriendin van [medeverdachte] en hun zoontje gingen mee. Het was een villa in een woonwijk, waar andere woningen aan vast zaten. Er was een rotonde. Bij de deur van de woning was een camera (bladzijde 77). Daarna zijn ze weggereden, naar een McDonalds bij de snelweg. [medeverdachte] had de tip gekregen van een oude man. Daarna zijn ze naar de tipgever gereden. [Betrokkene 2] was toen samen met [medeverdachte], de lange en de korte Pool (bladzijde 78). Samen met verbalisanten is [betrokkene 2] in de auto naar de afrit Purmerend-Zuid gereden. Die afrit zijn ze afgegaan in de richting van de Verzetslaan. Daar herkende [betrokkene 2] de McDonalds waar hij en de anderen hadden gezeten. Ze zijn ten slotte terechtgekomen op een gedeelte van de [b-straat] dat gesitueerd is als een soort pleintje. [Betrokkene 2] wees naar een woning met het huisnummer [1] en een camera. Verbalisanten zagen dat boven de voordeur van de [b-straat 1] een kastje hing.

[Betrokkene 2] heeft voorts nog verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij het huis waar hij voor de deur heeft gestaan heeft herkend, toen hij samen met verbalisanten in Purmerend was. Toen hij voor de deur stond, stonden de twee Polen op een hoek te wachten. [Betrokkene 8] zat met [medeverdachte] in de auto. Hij is toen in een PTT-jasje naar de deur gelopen. Hij deed alsof hij aanbelde. De dag daarvoor was hij ook al bij die woning geweest. Ze waren toen met hetzelfde groepje. Dat was een soort voorverkenning.

Tijdens het verhoor van [betrokkene 2] is aan hem de foto getoond van [betrokkene 12]. [Betrokkene 2] heeft verklaard dat de man op de foto de tipgever was. Hij heeft de tipgever van Purmerend maar een keer gezien. De tipgever had gezegd dat er bij [slachtoffer 3] meer dan twee miljoen te halen was (bladzijde 149).

[Betrokkene 3] heeft verklaard dat zij met [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]), de vriend van [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 8]), [medeverdachte] en die twee Poolse mannen naar Purmerend is gegaan. Daar gingen ze naar toe om een huis te observeren (bladzijde 213). Ze kwam er later achter dat ze gingen inbreken. Ze weet dat het niet is gelukt (bladzijde 214). Ze gingen best vaak naar Purmerend.

[Medeverdachte] ging dan met een kennis praten genaamd [betrokkene 12]. Zij bleef met (haar zoon) [...] in de auto zitten (bladzijde 213). Zij heeft één keer gezien welke woning [medeverdachte] ging observeren. Hij vroeg haar of zij met hem mee wilde lopen want zij moest iets zien. [Medeverdachte] heeft haar hand gepakt en ze liepen hand in hand, zodat niemand op hen ging letten en ze niet zouden opvallen.

[Betrokkene 2] droeg in Purmerend een zwarte drie kwart jas (bladzijde 215). Alleen [medeverdachte] en zij hebben [betrokkene 12] ontmoet. Van anderen weet zij het niet.

[Betrokkene 3] heeft bovendien verklaard dat zij een keer in de omgeving van het huis op de brug met [medeverdachte] is geweest en dat zij een keer bij het huis is geweest. In de omgeving is zij daarnaast vaker geweest. Zij heeft gezien dat [betrokkene 2] er aan kwam.

Zij was in de auto met [medeverdachte]. Vanaf de plek waar ze geparkeerd stonden was het ongeveer vijf minuten lopen naar het huis. De auto stond de andere keren op een andere plek geparkeerd. [Betrokkene 3] is tussen januari 2006 en eind maart 2006 vier keer, maximaal 5 keer bij die woning in Purmerend geweest (bladzijde 230). Eén keer heeft zij [betrokkene 2] gezien. Zij is vier keer in de auto blijven zitten en zij heeft één keer met [medeverdachte] op de brug gestaan. Hij keek naar het huis. Hij stond te observeren.Zij zag in welke richting hij keek (bladzijde 234). Zij kent [betrokkene 12] als een kennis van [medeverdachte]. Zij weet dat [betrokkene 12] in Purmerend woont, omdat [medeverdachte] en zij bij zijn huis hebben geparkeerd. Zij is [betrokkene 12] ook wel eens in de kroeg tegengekomen (bladzijde 231). Zij is [betrokkene 12] op straat tegengekomen en heeft toen zijn telefoonnummer gevraagd. Zij had geld nodig voor een advocaat voor [medeverdachte], die toen in de gevangenis zat (bladzijde 232).

[Betrokkene 3] heeft voorts verklaard dat zij op de [c-straat] te Amsterdam, waar [betrokkene 2] woonde, is geweest omdat [medeverdachte] daar heen ging. Zij heeft verklaard dat zij er twee keer binnen is geweest.

Tijdens het verhoor van [betrokkene 12] hebben verbalisanten de foto's getoond van [medeverdachte] en [betrokkene 3].

[Betrokkene 12] heeft onder meer verklaard dat de schoonvader van zijn dochter in Purmerend woont (bladzijde 264). Hij kent iemand die [medeverdachte] of [medeverdachte] heet (bladzijde 270), die had een vrouwtje, slank, mooi om te zien, bruin stijl halflang haar. [Betrokkene 3] (het hof begrijpt hier en elders [betrokkene 3]), is de vrouw van [medeverdachte] over wie hij zojuist heeft gesproken. Op de aan hem getoonde foto's heeft hij [medeverdachte] en [betrokkene 3] herkend. Hij denkt dat hij [betrokkene 3] een keer of zes heeft gezien (bladzijde 271). [Medeverdachte] is een keer met [betrokkene 3] en hun kind bij hem geweest. Hij kent iemand met de naam [slachtoffer 3], van wie hij weet dat hij geld heeft. [Slachtoffer 3] is een wiethandelaar. Hij woont in Purmerend en heeft een relatie met de zus van zijn ex-vrouw. Zijn dochter komt bij [slachtoffer 3] over de vloer. Iedereen weet dat [slachtoffer 3] in de wiet zit. Hij heeft een kilo wiet bij hem gekocht voor € 3.000,-. [Slachtoffer 3] kreeg dus nog € 3.000,- van hem (bladzijde 273).

[Betrokkene 12] heeft voorts verklaard dat hij in de periode van 7 maart 2006 tot en met 14 maart 2006 negen keer telefonisch contact met [medeverdachte] of [betrokkene 3] heeft gehad (bladzijde 302). Hij had [medeverdachte] gevraagd of hij [slachtoffer 3] een pak slaag wilde geven. [Slachtoffer 3] was kwaad dat hij die 3 ruggen nog niet had betaald. [Betrokkene 12] kreeg toen een hele serie klappen op zijn kop, tot bloedens toe. Hij dacht: "Jij komt aan de beurt! " Hij heeft aan [medeverdachte] verteld in welke auto [slachtoffer 3] reed en hem het kenteken gegeven. [Medeverdachte] zei dat hij dacht dat [slachtoffer 3] miljoenen verdiende met wiet. [Betrokkene 12] heeft hierover meermalen contact met [medeverdachte] gehad. [Medeverdachte] vertelde dat hij [slachtoffer 3] achterna is gereden en er op die manier achter is gekomen waar [slachtoffer 3] woont (bladzijde 304). [Betrokkene 3] en [medeverdachte] hebben [betrokkene 12] verteld dat zij bij de woning van [slachtoffer 3] zijn geweest en dat [slachtoffer 3] een camera bij zijn huis had. [Medeverdachte] en [betrokkene 3] zijn maximaal drie keer bij hem thuis geweest. [Betrokkene 3] wist dat [medeverdachte] [slachtoffer 3] een pak slaag van hem moest geven. [Betrokkene 12] heeft met [medeverdachte] hierover gesproken waar [betrokkene 3] bij was. Hij wilde hem gewoon in elkaar laten rossen. Dat kon hij niet, maar [medeverdachte] wel (bladzijde 304).

[Slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij in Purmerend woont aan de [b-straat 1] en dat hij een blauwe BMW heeft, die normaal voor zijn deur staat (bladzijde 336). Hij heeft weleens in softdrugs gehandeld en een kilo verkocht aan [betrokkene 12]. Hij is ex-schoonfamilie van hem. Zijn dochter komt dagelijks bij hem over de vloer. [Betrokkene 12] wist dat [slachtoffer 3] een afstandbediening heeft om zijn alarm uit te schakelen. [Slachtoffer 3]'s woning is voorzien van een camerasysteem en een alarmsysteem (bladzijde 337).

Aan [betrokkene 11] heeft de politie twee foto's getoond: foto 1 : [betrokkene 19] en foto 2: [verdachte].

[Betrokkene 11] heeft onder meer verklaard dat [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]) bij hem op de [c-straat 1] te Amsterdam is komen wonen. Eind januari, begin februari 2006 begonnen er mensen over de vloer te komen. Hij bemoeide zich er niet mee (bladzijde 521 ). Totdat die Polen kwamen. Hij hoorde [betrokkene 2] en de Polen praten. Wat hij opving was dat ze een huis gingen beroven. [Betrokkene 2] wilde zo snel mogelijk geld maken. [Betrokkene 2] werd door die Polen opgehaald en ze waren de hele dag in de auto weggeweest. Hij kreeg steeds weer te horen dat ze op zoek waren om huisroven te doen en ze gingen weer op pad. Tot en met april (het hof begrijpt: 2006) heeft hij die Polen gezien (bladzijde 522).

Die Polen kwamen in januari 2006 voor het eerst bij hem over de vloer. Hij kende maar één naam: [medeverdachte]. De Polen zijn drie keer bij hem geweest, waarvan twee keer met [medeverdachte] erbij (bladzijde 523). Op foto nummer 1 herkende [betrokkene 11] de lange Pool en op foto nummer 2 de korte Pool. [Medeverdachte] is wel vaker langs geweest;

een keer of vier, vijf, ook met zijn vrouwtje, dat twee keer is meegeweest. Ze had een kind bij zich. [Betrokkene 2], [medeverdachte] en de twee Polen hadden het idee opgevat huizen te overvallen. [Betrokkene 2] zei dat ze een huis aan het observeren waren, waarmee ze misschien iets zouden doen. Ze zijn met zijn vieren een dag op pad geweest, dus [medeverdachte], [betrokkene 2] en de twee Polen. Dat speelde zich af eind februari, begin maart 2006 (bladzijde 524). Bij de eerste observatie kwamen [medeverdachte] en de twee Polen langs.

[Medeverdachte] had een zwarte tas bij zich. [Betrokkene 2] vroeg naar de planning en of alles gereed was. [Medeverdachte] maakte de tas open en haalde daar zo'n elektrisch schokapparaat uit. Hij zag dat [medeverdachte] die in elkaar zette en testte. Hij zag ook van die vonken. [Medeverdachte] had een handwapen bij zich en patronen. Ze hebben gesproken over de planning. Er werd gezegd dat het een huis was en dat die persoon al geobserveerd was. Ze wisten hoe laat die man weg zou gaan en thuis zou komen. Ze bespraken hoe laat ze er moesten zijn. Ze moesten wachten totdat ze die man zagen en dan moesten ze aanvallen. In de auto blijven zitten totdat ze die man zagen, zodra hij zijn huis zou binnengaan zouden ze actie ondernemen (bladzijde 529).

(...)

Bespreking standpunt verdediging en de verdachte

(...)

Ad 10 (Purmerend)

[Betrokkene 8] heeft verklaard dat hij bij [betrokkene 2] thuis, op de [c-straat 1] te Amsterdam, [medeverdachte] en twee andere Polen heeft ontmoet, die hij heeft herkend als de verdachte, [verdachte] en [betrokkene 19]. [Betrokkene 11] heeft verklaard dat, toen [betrokkene 2] bij hem begin februari 2006 kwam wonen op de [c-straat 1] te Amsterdam, er twee Polen over de vloer kwamen, die hij op de hem getoonde foto's van [verdachte] en [betrokkene 19] heeft herkend. [Betrokkene 11] heeft ook verklaard dat [medeverdachte] en zijn vrouwtje langs zijn geweest. [Betrokkene 3] heeft bevestigd dat zij bij [betrokkene 2] op de [c-straat 1] langs is geweest. Zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 8] hebben verklaard dat [betrokkene 2] zich moest uitgeven voor postbode.Daartoe moest hij een PTT-jas aantrekken en met een doos in de hand, met onder die doos een elektrisch wapen verstopt, naar de voordeur gaan van een adres van een man in Purmerend en daar aanbellen. Het adres van deze man - [slachtoffer 3] - had [medeverdachte] gekregen van [betrokkene 12], die [betrokkene 2] heeft herkend als de tipgever. Een papiertje met daarop het adres van [slachtoffer 3] is tijdens een doorzoeking van de woning waar [medeverdachte] destijds met [betrokkene 3] woonde, gevonden. Ook [betrokkene 11] heeft verklaard dat [betrokkene 2] en de Polen op zoek waren om huisroven te doen. Hij heeft gezien dat [medeverdachte] een elektrisch schokapparaat testte.

[Betrokkene 3] heeft verklaard dat zij met [betrokkene 2], [betrokkene 8], [medeverdachte] en die twee Poolse mannen naar Purmerend is gegaan en dat ze daar naar toe gingen om een huis te observeren en in te breken. De verklaringen van [betrokkene 8], [betrokkene 2], [betrokkene 11] en [betrokkene 3] ondersteunen elkaar. Het hof heeft geen twijfel omtrent de geloofwaardigheid van deze verklaringen. [Betrokkene 2] is met verbalisanten meegereden naar Purmerend. [Betrokkene 2] heeft de McDonalds

herkend aan de snelweg waar hij en de anderen waren geweest en heeft vandaar verbalisanten de weg gewezen naar de desbetreffende woning. Daar heeft [betrokkene 2] op de camera gewezen. De politie heeft boven de voordeur van de woning een camera zien hangen.

[Betrokkene 2] heeft zich voorgedaan als PTT-besteller, kennelijk om zonder argwaan te wekken naar de voordeur van die woning te kunnen lopen. In die valse hoedanigheid is [betrokkene 2], voorzien van een doos en een elektrisch wapen, naar de voordeur van die woning gelopen, waar hij anders niets te zoeken had.

Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat de gedragingen van [betrokkene 2] naar hun uiterlijke verschijningsvormen het begin waren van een uitvoering van het plan van [betrokkene 2] en zijn mededaders, onder wie verdachte, om iemand in die woning met geweld te beroven.

[Betrokkene 2] heeft verklaard niet te hebben aangebeld, omdat hij de mensen geen pijn wilde doen. Niet is gebleken dat [betrokkene 2] zijn mededaders van zijn besluit tevoren op de hoogte heeft gebracht. Het tegendeel is aannemelijk geworden, omdat [betrokkene 2] het jegens de mededaders heeft doen voorkomen dat de betrokkenen niet thuis waren door te doen alsof hij aanbelde. Het besluit van [betrokkene 2] heeft daarom alleen voor [betrokkene 2] gegolden en niet als een van de wil van de verdachte afhankelijke omstandigheid in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Een beroep op vrijwillige terugtred van de verdachte komt hem dan ook niet toe. Voorts blijkt uit de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 8] dat het doel van verdachte en zijn mededaders niet alleen was het geven van een pak slaag aan [slachtoffer 3], maar ook van het beroven van [slachtoffer 3], die als grote handelaar in wiet over miljoenen zou beschikken.

(...)

Ad 13 (criminele organisatie)

(...)

Bij de poging tot inbraak in Purmerend waren verdachte, [betrokkene 19], [betrokkene 2] en [medeverdachte] betrokken. De daders hadden de beschikking over walkietalkies, een elektrisch wapen, tape om mensen vast te binden en een PTT-jasje, dat [betrokkene 2] heeft aangetrokken om geen argwaan bij de bewoners te wekken.

[Medeverdachte] was hierover getipt door een tipgever in Amsterdam. Ook hier is eerst meermalen de omgeving verkend."

2.4. Het Hof heeft het in de zaak met het parketnummer 14-700821-07 onder 2, de zaak Purmerend, bewezenverklaarde gekwalificeerd als:

"poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen."

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel klaagt - in de kern - dat het Hof ten bezware van de verdachte acht heeft geslagen op onderzoeksresultaten die niet tot het dossier behoren voor zover het betreft het in de zaak met parketnummer 14-80142-06 (de zaak Breezand) en het in de zaak met parketnummer 14-700821-07 onder 5 (de deelneming) aan een criminele organisatie) bewezenverklaarde.

3.2. Blijkens de toelichting op het middel is de klacht toegesneden op de verwijzingen door het Hof naar bewijsmiddelen opgenomen in het dossier "Kalk", in de voetnoten 5, 7, 15, 17 tot en met 22, 49, 50, 52, 76, 78 en 89 tot en met 92.

3.3. Art. 301, vierde lid, Sv luidt:

"Ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op stukken die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld.

3.4. In cassatie is het volgende van belang. De zaak van de verdachte is in hoger beroep gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met - onder meer - een zaak van [medeverdachte]. Deze zaak van [medeverdachte] is bij de Hoge Raad in behandeling en bekend onder het zaaksnummer 09/03785. Bij de in die zaak op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een dossier "Kalk".

De processen-verbaal van de terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep houden in dat - voor zover hier van belang - de onderzoeksresultaten zijn vervat in het dossier "Oscar". Het Hof heeft, daar waar het in de in het middel genoemde voetnoten verwijst naar onderzoeksresultaten uit het dossier "Kalk", ten bezware van de verdachte daarop acht geslagen.

Noch de processen-verbaal van de terechtzittingen in eerste aanleg noch de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep, noch het op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden dossier "Oscar", houden in dat het dossier "Kalk" deel uitmaakt van het dossier in de onderhavige strafzaak - behoudens enkele met name genoemde delen uit het dossier "Kalk" die als bijlage bij het dossier "Oscar" zijn gevoegd - of daaraan na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting is toegevoegd.

De voornoemde processen-verbaal van de terechtzittingen houden ten aanzien van de aan de verdachte voorgehouden stukken kort gezegd - behoudens een enkele specificatie - niet meer in dan dat aan de verdachte zijn voorgehouden de stukken van de zaak. Zij houden niet ten aanzien van ieder van de in het middel bedoelde onderzoeksresultaten in dat die de verdachte anderszins bekend waren.

3.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen rijst het ernstige vermoeden dat het Hof, daar waar het in de in het middel genoemde voetnoten verwijst naar onderzoeksresultaten uit het dossier "Kalk", ten bezware van de verdachte acht heeft geslagen op stukken die niet behoren tot het dossier "Oscar" en waarvan voorlezing dan wel het mededeling doen van de korte inhoud daarvan achterwege is gebleven, terwijl niet ten aanzien van ieder van deze onderzoeksresultaten is gebleken dat die onderzoeksresultaten de verdachte anderszins bekend waren.

Aldus rijst het ernstige vermoeden dat het Hof het in art. 301, vierde lid, Sv gegeven voorschrift niet heeft nageleefd. Gelet op de hiervoor onder 3.4 weergegeven omstandigheden doet aan dit oordeel niet af dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 augustus 2009 de verdachte en diens raadsman te kennen hebben gegeven geen behoefte te hebben aan het voorhouden of bespreken van stukken, waarna de voorzitter van het Hof heeft medegedeeld dat "alle stukken van het dossier in deze strafzaak worden geacht te zijn voorgehouden".

3.6. Het middel is terecht voorgesteld.

4. Beoordeling van het vierde middel

4.1. Het middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700821-07 onder 2 bewezenverklaarde, de zaak Purmerend, sprake was van "een begin van uitvoering".

4.2. Blijkens de hiervoor onder 2.3 weergegeven bewijsmotivering heeft het Hof vastgesteld dat (i) de verdachte met drie anderen, onder wie medeverdachte [betrokkene 2], met de auto naar de woning van [slachtoffer 3] is gereden ter uitvoering van het voornemen om uit de woning van [slachtoffer 3] geld of goederen weg te nemen, dat (ii) zij toen een PTT-jas, een elektrisch wapen, walkie-talkies en een doos hebben meegenomen, dat (iii) [betrokkene 2] de PTT-jas heeft aangedaan en aldus gekleed naar de woning van [slachtoffer 3] is gelopen terwijl hij bij zich had een doos met daarin het elektrische wapen, en (iv) [betrokkene 2] bij de woning van [slachtoffer 3] "anders niets te zoeken had".

4.3. Gelet op deze vaststellingen geeft het oordeel van het Hof dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.

4.4. Het middel faalt.

5. Beoordeling van het vijfde middel

5.1. Het middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700821-07 onder 2 bewezenverklaarde, de zaak Purmerend, geen sprake was van "vrijwillige terugtred" die diende te leiden tot straffeloosheid van de verdachte.

5.2. Het Hof heeft blijkens de onder 2.3 weergegeven bewijsmotivering niet alleen vastgesteld hetgeen hiervoor onder 4.2 is opgesomd maar tevens vastgesteld dat (a) de drie anderen, onder wie de verdachte, in de auto zijn blijven wachten terwijl [betrokkene 2] naar de woning van [slachtoffer 3] liep, (b) [betrokkene 2] - anders dan afgesproken met de anderen - niet heeft aangebeld bij de woning van [slachtoffer 3] terwijl (c) niet is gebleken dat [betrokkene 2] de verdachte op de hoogte heeft gebracht van zijn voornemen het te doen voorkomen alsof de bewoners niet thuis waren door te doen alsof hij aanbelde.

5.3.1. Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van belang.

- Art. 45, eerste lid, Sr:

"poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard."

- Art. 46b Sr:

"Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk."

5.3.2. De geschiedenis van de totstandkoming van de wet van 27 januari 1994, Stb. 60, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen, bij welke wet art. 46b Sr is ingevoerd, houdt met betrekking tot die bepaling onder meer het volgende in:

- de memorie van toelichting:

"Het betreft hier geen strafuitsluitingsgrond in eigenlijke zin, maar een rechtsgrond om de betrokkene rechtens niet meer als 'dader' aan te merken. Dit is in de voorgestelde redactie tot uitdrukking gebracht door te bepalen dat bij een vrijwillige terugtred door de dader geen strafbare voorbereiding of poging voorhanden is.

(...)

Gelet op het bepaalde bij artikel 50 van het Wetboek van Strafrecht is hier dus sprake van een objectieve grond van uitsluiting van de aansprakelijkheid die ook toegerekend moet worden aan ieder van de deelnemers. Die zelfde consequentie ware ook te trekken ten aanzien van het bepaalde bij het thans voorgestelde artikel 46b. Bij de strafuitsluitingsgronden - die het strafrechtelijk daderschap in tact laten - is de geijkte redactie daarentegen: 'Niet strafbaar is hij die ...'. Men zie ondermeer de artikelen 39 tot en met 43 van het Wetboek van Strafrecht. Met die woorden drukt de wet, volgens het in het strafrecht gangbare taaleigen, duidelijk uit dat er enerzijds wel een 'dader' is aan wie een 'feit' toe te rekenen is maar dat deze alsnog - wegens rechtvaardiging of uitsluiting van de schuld - niet strafbaar zijn. Dat is, in de voorgestelde regeling van de straffeloosheid bij voorbereiding en poging bij gebleken vrijwillige terugtred, juist niet het uitgangspunt van de wet. Bij vrijwillige terugtred is er niet langer sprake van een 'feit' in de rechtsorde dat primaire rechtsgrond is voor strafrechtelijke aansprakelijkheid. Treedt de voorbereider vrijwillig terug - door te bewerken dat uitgesloten is dat met behulp van zijn voorbereidingshandelingen het aanvankelijk beoogde misdrijf nog begaan wordt - dan is het wederrechtelijkheidsgehalte van zijn daad zo gering dat een strafrechtelijke reactie onmogelijk behoort te zijn." (Kamerstukken II, vergaderjaar 1990-91, 22 268, nr. 3, p. 4);

- de nota naar aanleiding van het eindverslag:

"Wel is juist dat bij 'poging tot voorbereiding' en 'poging tot deelneming' de algemene straffeloosheid wegens vrijwillige terugtreding dóórwerkt. Hetzelfde geldt bij 'deelneming aan poging', indien het een accessoire deelnemingsvariant geldt: een vorm van deelneming waarbij de strafbaarheid van de deelnemer geheel afhankelijk is van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de hoofddader. Ik denk hier natuurlijk aan de uitlokking in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, maar ook aan de verschillende vormen van 'medeplichtigheid'."

(Kamerstukken II, vergaderjaar 1992-93, 22 268, nr. 7, p. 17)

5.4. Gelet op de wetsgeschiedenis dienen vorenstaande bepalingen in onderling verband zo te worden begrepen dat ingeval sprake is van het medeplegen van een poging als bedoeld in art. 45 Sr de "omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk" als bedoeld in art. 46b Sr - behoudens in bijzondere gevallen - alleen in aanmerking komen ten aanzien van hem van wiens wil die omstandigheden daadwerkelijk afhankelijk zijn en niet tevens ten aanzien van medeplegers van wie niet is komen vast te staan dat die omstandigheden (mede) van hun wil afhankelijk zijn. Voor de medeplichtige dan wel de uitlokker van een poging tot misdrijf, waarbij het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden afhankelijk van de wil van de pleger of de medepleger(s), geldt echter dat die omstandigheden ook voor hen tot straffeloosheid leiden.

5.5. Gelet hierop en in aanmerking genomen de vaststellingen van het Hof, geeft het oordeel van het Hof, zoals hiervoor in 2.3 onder "bespreking standpunt verdediging en de verdachte" weergegeven, dat het besluit van [betrokkene 2] om het te doen voorkomen alsof de betrokkenen niet thuis waren door te doen alsof hij aanbelde "daarom alleen voor [betrokkene 2] [heeft] gegolden en niet als een van de wil van de verdachte afhankelijke omstandigheid in de zin van art. 46b van het Wetboek van Strafrecht" heeft te gelden, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.

5.6. Het middel faalt.

6. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en dat als volgt moet worden beslist.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen van het Hof ten aanzien van hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 14-80142-06 (zaak Breezand) en in de zaak met parketnummer 14-700821-07 onder 5 (deelneming aan een criminele organisatie) is ten laste gelegd alsmede ten aanzien van de strafoplegging;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 april 2011.