Hoge Raad, 22-04-2011, BP6597, 09/03891
Hoge Raad, 22-04-2011, BP6597, 09/03891
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 april 2011
- Datum publicatie
- 22 april 2011
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2011:BP6597
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP6597
- Zaaknummer
- 09/03891
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht. Uitleg ontbindende voorwaarde in intentieverklaring. Stelplicht en bewijslast ten aanzien van bestaan en vervuld zijn ontbindende voorwaarde berusten op de partij die zich op de voorwaarde beroept (vgl. HR 9 september 2005, LJN AT5156). Op deze partij rust ook de bewijslast ten aanzien van feiten en omstandigheden die zij ten gunste van haar uitleg van de voorwaarde heeft ingeroepen. Hof heeft dit miskend. Verdere beoordeling door hof houdt zozeer verband met aan bewijslastverdeling verbonden risico, dat niet gezegd kan worden dat hof ook bij juiste bewijslastverdeling tot dezelfde uitleg van de ontbindende voorwaarde zou zijn gekomen. Mitsdien voldoende belang bij vernietiging arrest.
Uitspraak
22 april 2011
Eerste Kamer
09/03891
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
BATAVUS B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
N.V. RACE PRODUCTIONS,
gevestigd te Tessenderlo, België,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Batavus en Race Productions.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 253413/HA ZA 02-2481 van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2004 en 6 december 2006;
b. het arrest in de zaak 106.006.535/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 16 juni 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Batavus beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Race Productions heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Batavus mede door mr. M.P.M. Martens, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot vernietiging van het bestreden arrest.
De advocaat van Race Productions heeft bij brief van 11 maart 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Batavus, onderdeel van de Accell Group N.V.-groep van vennootschappen, distribueert fietsen en was tussen 1997 en 2003 rechthebbende van het merk "Be One".
Dat merk werd toen door Batavus gebruikt voor het vervaardigen en op de markt brengen van mountainbikes en daaraan gerelateerde artikelen. Race Productions is fabrikant van frames voor racefietsen en brengt sinds 1994 racefietsen op de markt onder de merknaam "Ridley".
(ii) Batavus wilde in 2002 de rechten op het merk "Be One" alsmede daaraan gerelateerde know how verkopen. Daartoe werd door Batavus voor geïnteresseerde kopers een Information Memorandum opgesteld waarin onder meer vermeld werd dat het aanbod tot overname betrekking had op het merk "Be One" en de distributiekanalen.
Dat Memorandum is op 28 maart 2002 door Batavus aan Race Productions overhandigd.
(iii) Op 7 mei 2002 heeft Batavus een door haar opgestelde intentieverklaring aan Race Productions gestuurd, die Race Productions op 16 mei 2002 voor akkoord heeft ondertekend. Door het ondertekenen van de intentieverklaring is tussen Batavus en Race Productions een overeenkomst tot stand gekomen.
(iv) In art. 17 van de intentieverklaring is de volgende ontbindende voorwaarde opgenomen:
"Als Partijen niet vóór 1 juli 2002 overeenstemming bereiken over de definitieve tekst van de Verkoopovereenkomst, of voor zover de Raad van Bestuur van Accell Group N.V. de Verkoopovereenkomst niet vóór 1 juli 2002 heeft goedgekeurd, zullen de afspraken in de Intentieverklaring vervallen en zal het in de Intentieverklaring bepaalde alsdan geen effect meer hebben. In dat geval zullen er voor Partijen over en weer geen verplichtingen en/of rechten uit de Intentieverklaring of anderszins met betrekking tot de beoogde overdracht meer bestaan, behoudens de verplichting van de ondergetekenden om de inhoud van de Intentieverklaring en alle daarmee in verband verkregen niet-openbare informatie niet te openbaren dan na toestemming van Verkoper."
(v) Race Productions heeft in een bespreking van 31 mei 2002 aan Batavus kenbaar gemaakt te vrezen dat de Be One-collectie voor 2002/2003 niet tijdig gereed zou zijn. In deze bespreking heeft Race Productions aan Batavus laten weten te willen afzien van de overname. Batavus heeft Race Productions bij brief van 3 juni 2002 in gebreke gesteld.
3.2.1 Batavus heeft Race Productions gedagvaard voor de rechtbank en, voor zover hier van belang, gevorderd dat Race Productions wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding wegens wanprestatie, althans wegens het in strijd met de goede trouw afbreken van de onderhandelingen.
3.2.2 Nadat de rechtbank bij tussenvonnis had geoordeeld dat Batavus de bewijslast draagt van haar stelling dat Race Productions niet met een beroep op art. 17 van de intentieverklaring van de transactie kon afzien en zij Batavus had toegelaten tot bewijslevering, heeft zij, na gehouden enquête en contra-enquête, bij eindvonnis Batavus geslaagd geacht in het te leveren bewijs. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat Race Productions jegens Batavus toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door niet uiterlijk op 1 juli 2002 de overeenkomst gestand te doen. Zij heeft Race Productions veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
3.2.3 In het door Race Productions ingestelde hoger beroep heeft het hof in de bestreden uitspraak de vorderingen van Batavus alsnog afgewezen en daartoe het volgende, samengevat, overwogen.
De vraag die partijen in het bijzonder verdeelt, is de betekenis die moet worden toegekend aan art. 17 van de intentieverklaring en in het bijzonder of Race Productions op dat artikel een beroep kan doen indien de collectie 2002/2003 niet zodanig is ontwikkeld als door Race Productions noodzakelijk geacht (rov. 4.2).
Batavus beroept zich erop dat Race Productions kon begrijpen dat zij zich na het ondertekenen van de intentieverklaring slechts op art. 17 zou kunnen beroepen in de expliciet in de intentieverklaring als openstaande punten genoemde gevallen. Race Productions heeft die stelling gemotiveerd betwist. Anders dan Batavus aanvoert, betreft het hier niet de vraag of een voorwaarde wel of niet is vervuld, maar om de daaraan voorafgaande vraag naar de betekenis die aan de voorwaarde van art. 17 van de intentieverklaring moet worden toegekend. De rechtbank heeft op goede gronden bewijs opgedragen aan Batavus. (rov. 4.3)
Anders dan de rechtbank, acht het hof Batavus niet geslaagd in het haar opgedragen bewijs en wel in het bijzonder daar waar Batavus stelt dat Race Productions geen enkel beroep toekomt op art. 17 van de intentieverklaring (behoudens de expliciet genoemde punten), dus óók niet waar het betreft de collectie 2002/2003. Bij de uitleg van de intentieverklaring komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze verklaring mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Het voorbereiden van een persbericht en het aan Race Productions toezenden van concepten van die berichten, betekenen noch afzonderlijk, noch in samenhang met de overige door Batavus aangevoerde stellingen dat Race Productions moest begrijpen dat Batavus ervan uitging dat een beroep op art. 17 (behoudens specifiek in de intentieverklaring genoemde gevallen) niet meer mogelijk was. (rov. 4.4)
Nu Batavus niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat Race Productions had kunnen en moeten begrijpen dat de overeenkomst verwoord in de intentieverklaring een beroep op art. 17 niet óók toeliet waar het betreft de staat van de collectie 2002/2003, is aan de orde de vraag of Race Productions zich te goeder trouw op art. 17 kan beroepen. Noch de uitgewisselde (concept) persberichten, noch de door Batavus aangeboden garantie, noch een en ander in onderlinge samenhang bezien leiden tot de conclusie dat Race Productions zich niet langer, waar het betreft de toestand van de collectie 2002/2003, te goeder trouw kon beroepen op art. 17 van de intentieverklaring. (rov. 4.5)
3.3 Onderdeel 1.1 klaagt dat het oordeel van het hof in rov. 4.3 blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het bepaalde in art. 150 Rv. Daartoe wordt aangevoerd dat het hof heeft miskend dat op Race Productions, die zich beroept op de door haar gestelde betekenis van de ontbindende voorwaarde van art. 17 van de intentieverklaring ter onderbouwing van haar betoog dat deze voorwaarde is vervuld en zij dus niet meer aan de overeenkomst is gebonden, de bewijslast rust ten aanzien van zowel de betekenis als de toepasselijkheid van art. 17.
3.4 De stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan en het vervuld zijn van een ontbindende voorwaarde berusten bij de partij die zich op (het vervuld zijn van) deze voorwaarde beroept. Het bestaan en vervuld zijn van de ontbindende voorwaarde vormen immers de grondslag van het bevrijdende verweer van de schuldenaar dat de voorwaarde is vervuld. (Vgl. onder meer: HR 9 september 2005, LJN AT5156, NJ 2005/468).
Indien partijen van mening verschillen over de inhoud of betekenis van de ontbindende voorwaarde, berust bij de partij die zich ter bevrijding van haar verbintenis beroept op het vervuld zijn van de voorwaarde ook de bewijslast ten aanzien van feiten en omstandigheden die zij ten gunste van haar uitleg van de ontbindende voorwaarde heeft ingeroepen: de beantwoording van de vraag of de voorwaarde is vervuld, hangt immers ten nauwste samen met de vaststelling van de inhoud of betekenis van de ontbindende voorwaarde.
3.5 Door te oordelen dat de bewijslast ten aanzien van de betekenis van de ontbindende voorwaarde van art. 17 van de intentieverklaring bij Batavus berust, heeft het hof het vorenstaande miskend. Daaraan doet niet af dat Batavus van haar kant ook feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die haar uitleg van de ontbindende voorwaarde betreffen; die enkele omstandigheid kan niet meebrengen dat zij de bewijslast daarvan draagt.
De klacht slaagt. De onderdelen 1.2-1.4 behoeven geen behandeling.
3.6 Van de zijde van Race Productions is in cassatie betoogd dat Batavus geen belang heeft bij vernietiging van de bestreden uitspraak wegens het slagen van onderdeel 1.1 op de grond dat niet valt in te zien dat het hof tot een andere uitleg zou zijn gekomen ingeval niet Batavus maar Race Productions de door haar voorgestane uitleg van art. 17 van de intentieverklaring had moeten bewijzen.
Dat betoog faalt. Batavus heeft voldoende belang bij vernietiging van de uitspraak van het hof. Het hof heeft ten onrechte Batavus belast met het bewijs van de betekenis van de ontbindende voorwaarde. Het heeft, uitgaande van deze onjuiste bewijslastverdeling, Batavus niet geslaagd geacht in het haar opgedragen bewijs. De oordelen van het hof met betrekking tot hetgeen Race Productions moest begrijpen omtrent de betekenis van art. 17 (rov. 4.4) en met betrekking tot de gerechtvaardigdheid van het beroep van Race Productions op deze bepaling (rov. 4.5) bouwen voort op 's hofs oordeel dat de door Batavus aan art. 17 toegekende betekenis door haar niet is bewezen en zijn dus erop gebaseerd dat de door Race Productions voorgestane uitleg voor de juiste moet worden gehouden. Daarmee houden deze oordelen zozeer verband met het aan de bewijslastverdeling verbonden bewijsrisico, dat niet gezegd kan worden dat het hof ook bij een juiste bewijslastverdeling tot dezelfde uitleg van art. 17 zou zijn gekomen.
3.7 De onderdelen 2 en 3 behoeven geen behandeling.
De in die onderdelen genoemde punten kunnen na verwijzing aan de orde komen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 16 juni 2009;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Race Productions in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Batavus begroot op € 466,43 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 22 april 2011.