Home

Hoge Raad, 24-06-2011, BQ1689, 10/01595

Hoge Raad, 24-06-2011, BQ1689, 10/01595

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 juni 2011
Datum publicatie
24 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BQ1689
Formele relaties
Zaaknummer
10/01595

Inhoudsindicatie

Onteigening. Vaststelling schadeloosstelling met gebruikmaking deskundigenrapport; geen onjuiste rechtsopvatting rechtbank omtrent beginsel van hoor en wederhoor of omtrent recht op eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM. Oordeel ook niet onbegrijpelijk.

Uitspraak

24 juni 2011

Eerste Kamer

10/01595

DV/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

wonende te [woonplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. J.P. van den Berg,

t e g e n

GEMEENTE TYNAARLO,

zetelende te Vries,

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de Gemeente.

1. Het geding in feitelijke instantie

De Gemeente heeft bij exploot van 8 augustus 2008 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Assen en ten behoeve van [eiseres] gevorderd ten name van de Gemeente vervroegd uit te spreken de onteigening van de in de dagvaarding omschreven gedeelten met de kadastrale aanduiding gemeente Eelde, sectie [A], nrs. [001] (ged.), [002] (ged.), [003], [004], [005] en [006], waarvan [eiseres] als eigenaar is aangewezen en het bedrag van de schadeloosstelling vast te stellen op € 717.255,--.

Bij vonnis van 18 februari 2009 (verbeterd bij vonnis van 14 oktober 2009), dat op 4 juni 2009 is ingeschreven in de openbare registers, heeft de rechtbank onder meer de gevorderde onteigening vervroegd

uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling voor [eiseres] vastgesteld op € 645.529,50, bepaald dat de Gemeente het bijkomend aanbod gestand doet, en drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd.

Bij vonnis van 10 februari 2010 heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, de schadeloosstelling voor [eiseres] vastgesteld op € 553.671,--, met veroordeling van [eiseres] tot terugbetaling aan de Gemeente van een bedrag van € 91.858,50, te vermeerderen met een rente van 2% daarover vanaf 25 mei 2009 tot de dag van terugbetaling. Dit vonnis is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

[Eiseres] heeft tegen het vonnis van de rechtbank van 10 februari 2010 beroep in cassatie ingesteld.

De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen de Gemeente is verstek verleend.

De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman strekt tot verwerping van het beroep.

De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 21 april 2011 op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en het procesverloop vermeld in de conclusie van de

Advocaat-Generaal onder 1. Samengevat gaat het om het volgende.

(i) Bij vonnis van 18 februari 2009 heeft de rechtbank op vordering van de Gemeente de vervroegde onteigening uitgesproken van (gedeelten van) percelen grasland die in eigendom toebehoorden aan [eiseres]. Daarbij heeft de rechtbank onder meer het door de Gemeente aan [eiseres] te betalen voorschot op de schadeloosstelling bepaald op € 645.529,50 en deskundigen benoemd om de schadeloosstelling voor [eiseres] te bepalen.

(ii) De deskundigen hebben in hun eindrapport van 24 september 2009 de schadeloosstelling voor [eiseres] begroot op € 553.671,--.

(iii) De rechtbank heeft in haar vonnis van 10 februari 2010 het deskundigenrapport gevolgd en de schadeloosstelling bepaald op laatstgenoemd bedrag.

3.2 Het eerste middel klaagt dat de rechtbank (in rov. 2.16) heeft miskend dat zij de schadeloosstelling voor [eiseres] niet mocht vaststellen met gebruikmaking van het deskundigenrapport, nu dit rapport is tot stand gekomen (mede) op basis van een door de Gemeente aan de deskundigen verstrekte exploitatieberekening waarover [eiseres] niet beschikte en die aan [eiseres] niet bekend was, althans dat de rechtbank heeft miskend dat de door de Gemeente aan [eiseres] geboden mogelijkheid om na de totstandkoming van het deskundigenrapport alsnog kennis te nemen van de exploitatieberekening door inzage daarvan op voorwaarde van geheimhouding, onvoldoende was om recht te doen aan het beginsel van hoor en wederhoor en aan het recht van [eiseres] op een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM.

3.3 De rechtbank heeft in rov. 2.16 het volgende overwogen.

"2.16. Vast staat dat [eiseres] voor het eerst na het deskundigenrapport kennis heeft kunnen nemen van de - inhoud van de - exploitatieberekening, nu de deskundigen voor het eerst in hun rapport verwijzen naar gegevens uit de exploitatieberekening en de gemeente aan inzage de voorwaarde had gesteld dat eerst duidelijk moest zijn dat de gegevens door de deskundigen zouden worden gehanteerd. Hoewel daarmee vast staat dat [eiseres] pas in een rijkelijk laat stadium van de onteigeningsprocedure inzage kon krijgen in de exploitatieberekening, is dit stadium naar het oordeel van de rechtbank ook weer niet zodanig laat dat reeds daarom het vermoeden is gewettigd dat de tijd en gelegenheid voor een behoorlijke kennisneming ervan en een deugdelijke voorbereiding van het verweer ertegen, hebben ontbroken.

De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [eiseres] door de gemeente al bij brief van 17 april 2009 (korte tijd na de descente) op de hoogte was gesteld van het feit dat de gemeente de exploitatieberekening aan de deskundigen had doen toekomen. [Eiseres] wist daardoor dat de exploitatieberekening onderdeel uitmaakte van de stukken waarop de deskundigen zich zouden kunnen baseren. De rechtbank oordeelt verder van belang dat [eiseres] de exploitatieberekening ruim vóór de pleidooien nog kon inzien. Het lag naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [eiseres] om feiten te stellen die de conclusie rechtvaardigen dat zij als gevolg van het feit dat zij voor het eerst na het rapport van de deskundigen maar nog vóór de pleidooien de exploitatieberekening mocht inzien, (processueel) is benadeeld. [Eiseres] heeft nagelaten die feiten te stellen. [Eiseres] heeft helemaal afgezien van inzage in de exploitatieberekening. Verder blijkt uit niets dat [eiseres] geen deskundige mocht inschakelen bij inzage van de exploitatieberekening. Dat de gemeente daar de voorwaarde van geheimhouding aan heeft verbonden, staat de gemeente naar het oordeel van de rechtbank vrij, gelet op het vertrouwelijke karakter van een exploitatieberekening. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze verwijten van [eiseres]."

3.4 Bij de beoordeling van het middel moet in aanmerking worden genomen dat de Gemeente bij brief van 17 april 2009 aan [eiseres] had medegedeeld dat aan de deskundigen een exploitatieberekening zou worden verstrekt en dat [eiseres] inzage daarin zou krijgen indien de deskundigen van die exploitatieberekening gebruik zouden maken.

De deskundigen hebben op 10 augustus 2009 een concept-rapport uitgebracht waarin zij op basis van onder meer de door de Gemeente verstrekte exploitatieberekening de schade van [eiseres] hebben getaxeerd. Bij brief van 11 september 2009 heeft de advocaat van [eiseres] gereageerd op het concept-rapport. De rechtbank heeft in rov. 2.13 - in cassatie niet bestreden - overwogen dat [eiseres] in haar reactie op het concept-rapport bezwaar heeft gemaakt tegen het door de deskundigen op basis van de exploitatieberekening gekozen uitgangspunt bij de waardering van de grond, en dat de deskundigen in hun eindrapport dit bezwaar hebben gepareerd.

Tegen deze achtergrond en gelet op het vertrouwelijke karakter van de exploitatieberekening, geeft het hiervoor in 3.3 weergegeven oordeel van de rechtbank niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het beginsel van hoor en wederhoor of omtrent het recht op een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM. Het oordeel is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd.

3.5 Ook de in het tweede middel aangevoerde klacht kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO geen nadere motivering nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 juni 2011.