Hoge Raad, 29-06-2012, BU5630, 11/00860
Hoge Raad, 29-06-2012, BU5630, 11/00860
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 juni 2012
- Datum publicatie
- 29 juni 2012
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2012:BU5630
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU5630
- Zaaknummer
- 11/00860
- Relevante informatie
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025], Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 332, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 398, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025], Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 25
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid in cassatie, hoedanigheid procespartij. Tussenarrest, art. 401a Rv. Belang bij vordering en verweer, art. 3:302 en 303 BW. Ontvankelijkheid in hoger beroep, verlies van hoedanigheid tijdens instantie.
Uitspraak
29 juni 2012
Eerste Kamer
11/00860
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
In zijn hoedanigheid als (voormalig) curator in het faillissement van de rechtspersoon naar het recht van de Russische Federatie OAO Yukos Oil Company,
wonende te [woonplaats], Russische Federatie,
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats], Russische Federatie,
3. De rechtspersoon naar het recht van de Russische Federatie OOO PROMNEFTSTROY,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
4. YUKOS FINANCE B.V. (vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2]),
gevestigd te Amsterdam,
EISERS tot cassatie, verweerders in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats], Hawaï, Verenigde Staten van Amerika,
VERWEERDER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: aanvankelijk mr. R.A.A. Duk, thans mr. P.A. Ruig,
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats], Texas, Verenigde Staten van Amerika,
3. YUKOS FINANCE B.V. (vertegenwoordigd door [verweerder 1] en [verweerder 2]),
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen worden hierna als volgt aangeduid: eisers tezamen als [eisers] en afzonderlijk als [eiser 1], [eiser 2], Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]); alle verweerders tezamen als [verweerders], en verweerders onder 2 en 3 tezamen als [verweerder 2 en 3], en alle verweerders afzonderlijk als [verweerder 1], [verweerder 2] en Yukos Finance.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 355622/HA ZA 06-3612 van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2007;
b. de arresten in de zaken 200.002.097/01 en 200.002.104/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2009 en 19 oktober 2010.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van 19 oktober 2010 van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder 2 en 3] hebben in het principale cassatieberoep geconcludeerd tot ontslag van instantie jegens [eiser 1] en tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1], [eiser 2] en Yukos Finance (zoals vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2]).
Zij hebben daarnaast incidenteel cassatieberoep ingesteld. [verweerder 1] heeft in het door [eiser 1] en [eiser 2] ingestelde cassatieberoep primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep. Subsidiair heeft hij daarin geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. In het door Promneftstroy ingestelde cassatieberoep heeft [verweerder 1] geconcludeerd tot verwerping. Daarnaast heeft hij incidenteel cassatieberoep ingesteld.
[Eisers] hebben in de incidenteel ingestelde cassatieberoepen geconcludeerd tot verwerping.
De cassatiedagvaarding en de conclusies van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat en voor [verweerder 1] door mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk, advocaat te Amsterdam en voor [verweerder 2 en 3] door mrs. R.J. van Galen en F.E. Vermeulen, beiden advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser 1] en [eiser 2] in hun cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 19 oktober 2010.
De advocaten van [eisers], [verweerder 1] en [verweerder 2 en 3] hebben bij brief van 2 december 2011 op die conclusie gereageerd.
Op 6 april 2012 heeft de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent in het principaal cassatieberoep geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] en tot verwerping ten aanzien van Promneftstroy c.s.; in de incidentele cassatieberoepen strekt de conclusie voorts tot vernietiging van de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2009 en 19 oktober 2010 en tot afdoening als in de conclusie onder 2.10 vermeld.
De advocaat van [eisers] heeft bij brief van 23 april 2012 op de nadere conclusie gereageerd.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 Voorzover thans van belang kan in cassatie van het volgende worden uitgegaan:
Het faillissement van Yukos Oil
(i) De vennootschap naar het recht van de Russische Federatie OAO Yukos Oil Company, hierna Yukos Oil, is bij uitspraak van het Moskow City Arbitrazh Court van 1 augustus 2006 in staat van faillissement verklaard; daarbij werd [eiser 1] tot curator benoemd.
(ii) Bij uitspraak van 15 november 2007 heeft het genoemde Arbitrazh Court de insolventieprocedure beëindigd. [Eiser 1] heeft de beëindiging van het faillissement op 21 november 2007 doen inschrijven in een daartoe bestemd register. Met die inschrijving is Yukos Oil naar Russisch recht opgehouden te bestaan.
De bestuurders van Yukos Finance
(iii) Yukos Oil hield tijdens haar bestaan alle aandelen in Yukos Finance, een vennootschap naar Nederlands recht.
(iv) [Verweerder 1] en [verweerder 2] zijn medio november 2005 gaan fungeren als bestuurders van Yukos Finance.
Bij aandeelhoudersbesluit van 11 augustus 2006 heeft mr. Gispen, handelend in opdracht van [eiser 1] en daarmee als vertegenwoordiger van de enige aandeelhouder Yukos Oil, [verweerder 1] en [verweerder 2] met onmiddellijke ingang als bestuurders van Yukos Finance ontslagen. [Verweerder 1] en [verweerder 2] hebben zich op het standpunt gesteld dat dit besluit nietig ("null and void") is.
(v) Namens Yukos Oil heeft [eiser 1] bij aandeelhoudersbesluiten van 14 en 30 augustus 2006 [eiser 2] en [betrokkene 3] benoemd tot bestuurders van Yukos Finance.
(vi) [Eiser 1] heeft vervolgens namens Yukos Oil bij aandeelhoudersbesluit van 10 september 2007 [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hierna [betrokkene 1] respectievelijk [betrokkene 2], tot bestuurders van Yukos Finance benoemd en bij aandeelhoudersbesluit van dezelfde datum aan [eiser 2] en [betrokkene 3] kwijting verleend van hetgeen zij als gewezen bestuurders van de vennootschap hebben gedaan.
Promneftstroy als nieuwe aandeelhouder van Yukos Finance
(vii) [Eiser 1] heeft de aandelen Yukos Finance op een door hem uitgeschreven, openbare veiling te Moskou verkocht aan Promneftstroy en geleverd bij akte van 10 september 2007, verleden ten overstaan van een notaris te Amsterdam.
De vorderingen over en weer
3.2 [Verweerders] vorderen in deze procedure, kort gezegd:
- een verklaring voor recht dat alle door [eiser 1] of in diens naam met betrekking tot Yukos Finance genomen aandeelhoudersbesluiten alsmede de besluiten die [eiser 2] en [betrokkene 3] hebben genomen als door [eiser 1] benoemde bestuurders van Yukos Finance, nietig zijn dan wel vernietigd zullen worden;
- een bevel aan [eiser 1] en aan [eiser 2] en [betrokkene 3] mee te werken aan ongedaanmaking van de gevolgen van de door hen genomen aandeelhouders- respectievelijk bestuursbesluiten;
- een verbod aan [eiser 1] om nog enig recht met betrekking tot de aandelen in Yukos Finance uit te oefenen en aan [eiser 2] en [betrokkene 3] enig recht uit hoofde van hun vermeende bevoegdheid tot vertegenwoordiging van Yukos Finance uit te oefenen, een en ander op straffe van een dwangsom.
De rechtbank heeft de vorderingen voor het merendeel toegewezen.
Het hoger beroep
3.3.1 [Eiser 1] en [eiser 2] hebben, ieder afzonderlijk, tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld en gevorderd dat vonnis te vernietigen en de vorderingen van [verweerders] alsnog af te wijzen.
[Verweerders] hebben in het door [eiser 1] ingestelde hoger beroep ontslag van instantie gevorderd.
Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) hebben gezamenlijk in de beide door [eiser 1] en [eiser 2] ingestelde appelprocedures een incidentele memorie tot tussenkomst/voeging genomen.
Het hof heeft bij tussenarrest van 24 februari 2009 het door [verweerders] gevorderde ontslag van instantie afgewezen, de beide appelprocedures gevoegd en Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) toegestaan daarin tussen te komen.
Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) hebben als tussenkomende partijen bij memorie van grieven vernietiging van het vonnis van de rechtbank en afwijzing van de vorderingen van [verweerders] gevorderd en voorts verklaringen voor recht dat het ontslag van [verweerder 1] en [verweerder 2] en de daaropvolgende benoeming van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] als bestuurders van Yukos Finance rechtsgeldig zijn en dat de overdracht van de aandelen in Yukos Finance aan Promneftstroy geldig is.
[Verweerders] hebben vervolgens hun eis vermeerderd en gevorderd
- dat [eiser 1] alsnog ontslag van instantie wordt verleend althans dat hij niet-ontvankelijk zal worden verklaard dan wel dat zijn vorderingen wegens gebrek aan belang worden afgewezen;
- een verklaring voor recht dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen in Yukos Finance is geworden, een bevel aan Promneftstroy medewerking te verlenen aan het ongedaan maken van (de gevolgen van) de door haar in Yukos Finance genomen aandeelhoudersbesluiten en een verbod enig recht uit te oefenen met betrekking tot die aandelen.
3.3.2 Het hof heeft bij arrest van 19 oktober 2010 in het principale en het incidentele hoger beroep de vorderingen van Promneftstroy c.s. als tussenkomende partijen afgewezen, voor recht verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is geworden, de zaken naar de rol verwezen voor het nemen van een akte zoals omschreven in rov. 3.6.11 van het arrest en voor het overige iedere verdere beslissing aangehouden.
De in cassatie te beoordelen preliminaire verweren en klachten
3.4 In het principale cassatieberoep hebben [eisers] opnieuw het belang van [verweerders] bij hun vorderingen en hun verweren tegen de vorderingen van [eisers] bestreden.
In het principale beroep hebben [verweerder 2 en 3] jegens [eiser 1] geconcludeerd tot ontslag van instantie en jegens [eisers] tot niet-ontvankelijkheid van het door hen ingestelde cassatieberoep. In hun incidentele beroep komen [verweerder 2 en 3] met middelonderdeel 1.1 op tegen de afwijzing door het hof van het tegen [eiser 1] gevorderde ontslag van instantie en met onderdeel 1.2 tegen het oordeel van het hof dat [eiser 1] in zijn hoger beroep ontvankelijk is.
In het principale beroep heeft [verweerder 1] primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] en subsidiair alsmede ten aanzien van het beroep van Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) tot verwerping. In het incidenteel beroep bestrijdt [verweerder 1] met onderdeel 1 het oordeel van het hof dat [eiser 1] voldoende belang bij het hoger beroep heeft en daarin ontvankelijk is.
In de beide incidentele cassatieberoepen hebben [eisers] geconcludeerd tot verwerping.
3.5 Op verzoek van partijen heeft de Hoge Raad beslist dat thans de hiervoor in 3.4 genoemde preliminaire verweren en middelonderdelen in het principale en de incidentele beroepen zullen worden beoordeeld.
4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] in het principale beroep
De ontvankelijkheid van [eiser 1]
4.1.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van [eiser 1] geldt het volgende als uitgangspunt. Naar vaste rechtspraak komt de bevoegdheid tot het instellen van een rechtsmiddel in beginsel slechts toe aan degene die in de vorige instantie als procespartij is opgetreden. Is in de vorige instantie een partij uitsluitend opgetreden in een bepaalde hoedanigheid, zoals die van faillissementscurator, dan is zij slechts in die hoedanigheid bevoegd een rechtsmiddel aan te wenden tegen de uitspraak van de rechter in die instantie en verliest zij die bevoegdheid met het verlies van die hoedanigheid.
4.1.2 In eerste aanleg is [eiser 1] uitsluitend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil opgetreden en als zodanig heeft hij tegen het daarin gewezen vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft in rov. 3.1.1 van zijn arrest van 19 oktober 2010 vastgesteld dat [eiser 1] het hoger beroep heeft ingesteld bij dagvaarding van 15 november 2007 en dat hij op 21 november 2007 de hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil heeft verloren als gevolg van de inschrijving van het beëindigingsvonnis van dit faillissement. Deze vaststelling wordt in cassatie niet bestreden.
Evenmin wordt in cassatie bestreden de vaststelling door het hof in rov. 2.5.1 van het arrest van 19 oktober 2010, dat de toenmalige procureur van [eiser 1] aan onder anderen [verweerder 1] en [verweerder 2] de hiervoor in 3.1 (ii) genoemde uitspraak van 15 november 2007 van het Arbitrazh Court, waarbij de insolventieprocedure met betrekking tot Yukos Oil werd beëindigd, heeft laten betekenen met aanzegging dat door de inschrijving van deze uitspraak de bevoegdheid van de curator om als zodanig (in en buiten rechte) in Nederland op te treden, is geëindigd. Nu de juistheid van dit laatste ook niet is bestreden, moet ervan worden uitgegaan dat die aanzegging overeenstemt met het recht van de Russische Federatie, welk recht ten aanzien van de bevoegdheden van [eiser 1] als curator in het faillissement van Yukos Oil van toepassing is.
4.1.3 Uit het voorgaande volgt dat [eiser 1] door het verlies van de hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil hangende het hoger beroep, de bevoegdheid heeft verloren in die hoedanigheid beroep in cassatie in te stellen. Voor zover [eiser 1] beoogt in cassatie op te treden als "voormalig curator" of, zoals in de schriftelijke toelichting wordt betoogd, in privé, staan deze hoedanigheden aan zijn ontvankelijkheid in het cassatieberoep in de weg aangezien [eiser 1] in vorige instantie niet in die hoedanigheden heeft geprocedeerd.
4.1.4 Anders dan [eiser 1] betoogt, levert hetgeen waartoe [eiser 1] door de rechtbank is veroordeeld - proceskosten, en eventueel verbeurde dwangsommen - geen zodanig belang op om hem niettegenstaande het voorgaande ontvankelijk te achten in zijn cassatieberoep, reeds omdat naar Nederlands recht die veroordelingen niet tegen hem als curator, "voormalig curator" of in privé ten uitvoer kunnen worden gelegd. Bij gebreke van enige in deze procedure gegeven indicatie van het tegendeel wordt tot uitgangspunt genomen dat, evenals naar Nederlands internationaal privaatrecht het geval is, naar het internationaal privaatrecht van de Russische Federatie aan een uitspraak van de buitenlandse - in dit geval Nederlandse - rechter niet meer werking toekomt dan daaraan wordt toegekend door het recht van het land waarin de beslissing is gegeven (vgl. HR 12 maart 2004, LJN AO1332, NJ 2004/284; HR 11 juli 2008, LJN BC9766, NJ 2008/417). Bij dit uitgangspunt kan niet worden aangenomen dat [eiser 1] naar het recht van de Russische Federatie ondanks zijn defungeren als curator aansprakelijk kan worden gesteld voor deze veroordelingen als "voormalig curator" of in privé, afgezien van de eventuele erkenning en de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging in de Russische Federatie van de uitspraken in deze procedure. Bovendien moet blijkens hetgeen is betoogd door [verweerders] bij conclusie van antwoord in het principale beroep onder 24 en 25, en door [verweerder 2 en 3] bij conclusie van antwoord in het principale beroep onder 42, in cassatie worden aangenomen dat de genoemde kosten en dwangsommen niet op [eiser 1] zullen worden verhaald.
4.1.5 De slotsom is dat [eiser 1] niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard in zijn cassatieberoep.
De ontvankelijkheid van [eiser 2]
4.2.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van [eiser 2] geldt als uitgangspunt dat overeenkomstig art. 401a lid 2 Rv. slechts cassatieberoep kan worden ingesteld tegelijk met dat van het eindarrrest van het hof, tenzij - behoudens de hier niet terzake doende uitzondering van art. 75 Rv. - de rechter verlof heeft gegeven tot het instellen van tussentijds cassatieberoep.
4.2.2 In rov. 3.4.4 van het arrest van 19 oktober 2010 heeft het hof geoordeeld dat de door Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) gevorderde verklaring voor recht dat de overdracht van de aandelen Yukos Finance aan Promneftstroy geldig is, moet worden geweigerd.
In rov. 3.4.5 overweegt het hof onder meer dat met het "tot nu toe overwogene" vaststaat dat de door [verweerders] bij eisvermeerdering in hoger beroep ingestelde vordering dat voor recht zal worden verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is geworden, kan worden toegewezen. In rov. 3.6.13 overweegt het hof dat het inzake het door [eiser 2] ingestelde hoger beroep alle verdere beslissingen aanhoudt en dat op de vorderingen van Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) terstond kan worden beslist.
Overeenkomstig een en ander heeft het hof in het dictum van het arrest van 19 oktober 2010 de vorderingen van Promneftstroy en Yukos ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) als tussenkomende partijen in alle onderdelen afgewezen, voor recht verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is geworden en elke verdere beslissing aangehouden.
Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat het hof kennelijk heeft aangenomen - anders dan [eiser 2] het arrest van 19 oktober 2010 op dit punt leest - dat [verweerders] de toegewezen verklaring voor recht, hoewel geformuleerd zonder onderscheid te maken tussen de wederpartijen, slechts hebben gevorderd ten opzichte van Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) en niet mede ten opzichte van [eiser 2]. Ten aanzien van laatstgenoemde spreekt dit te meer nu, naar in cassatie als uitgangspunt heeft te gelden, hij (tezamen met zijn medebestuurder [betrokkene 3]) als bestuurder van Yukos Finance is ontslagen (en vervangen door [betrokkene 1] en [betrokkene 2]) voordat de overdracht van de aandelen aan Promneftstroy plaatsvond.
4.2.3 Nu in het dictum van het arrest van 19 oktober 2010 dus geen beslissingen voorkomen waarbij in de procedure tussen [verweerders] en [eiser 2] omtrent het over en weer gevorderde een einde aan het geding wordt gemaakt, heeft genoemd arrest in zoverre te gelden als een tussenarrest. Aangezien niet is gebleken dat het hof op de voet van art. 401a lid 2 Rv. [Eiser 2] heeft toegestaan beroep in cassatie in te stellen tegen dat tussenarrest, kan hij niet in zijn beroep worden ontvangen.
5. Beoordeling van onderdeel 1 van het principale cassatieberoep
5.1.1 De niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] brengt mee dat onderdeel 1 van het principale cassatieberoep, dat is gericht tegen rov. 3.2.1 van het arrest van 19 oktober 2010, slechts kan worden behandeld voorzover de door het onderdeel bestreden beslissingen van het hof betrekking hebben op het geschil tussen [verweerders] enerzijds en Promneftstroy en Yukos Finance ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) - hierna verder te noemen Promneftstroy c.s. - anderzijds. Dit betekent dat aan onderdeel 1.A moet worden voorbijgegaan want dat betreft enkel het verweer van [eiser 1] en [eiser 2] dat [verweerders] geen belang hebben bij hun verweren en vorderingen.
5.1.2 Onderdeel 1.B betoogt, kort gezegd, dat het hof in rov. 3.2.1 geen aandacht heeft besteed aan het betoog van Promneftstroy c.s. in hoger beroep dat [verweerders] zowel bij hun verweer tegen de door Promneftstroy c.s. in hoger beroep ingestelde vorderingen als bij hun tegen Promneftstroy c.s. in hoger beroep gerichte vorderingen geen voldoende belang in de zin van art. 3:302 en 303 BW hebben.
5.2.1 Het hof overweegt in rov. 3.2.1:
"De vordering dat voor recht zal worden verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is, stellen [verweerders], die pretenderen (nog altijd) bestuurders van die vennootschap te zijn, onmiskenbaar in als onmiddellijk rechthebbende bij de rechtsverhouding waaromtrent het declaratoir wordt verlangd. Zij hebben daarbij dus voldoende belang in de zin van art. 3:302 BW. Met hetgeen zij overigens vorderen stellen [verweerders] niet slechts, zoals [eisers] kennelijk veronderstellen, aan de orde of zij al dan niet terecht zijn ontslagen, maar beogen zij de nietigheid te doen vaststellen van een besluit van (een orgaan van) de rechtspersoon waarvan zij bestuurders beweren te zijn. Mede met het oog op het bepaalde in de art. 2:9, 2:239 en 2:240 BW hebben [verweerders] in die gepretendeerde hoedanigheid een zelfstandig belang bij het ongedaan maken van nietige besluiten van een (ander) orgaan van de rechtspersoon. Daarbij moet ook bedacht worden dat de beslissing op hun in dit geding ingestelde vorderingen voor [verweerders] van belang kan zijn in geval zij in volgende procedures zouden worden aangesproken op hetgeen zij na 11 augustus 2006 (het onder 2.4.2 genoemde aandeelhoudersbesluit), al dan niet bevoegd, als bestuurders van Yukos Finance hebben verricht of juist nagelaten. In zoverre hebben zij bij hun vorderingen ook voldoende belang als bedoeld in art. 3:303 BW. Daarbij komt bovendien dat ook Yukos Finance (vertegenwoordigd door [verweerder 1] en [verweerder 2]) als procespartij optreedt, en als rechtspersoon een zelfstandig belang heeft bij het ongedaan maken van besluiten die ten onrechte in haar naam genomen zouden zijn. De grief faalt."
5.2.2 In rov. 3.2, dat een inleiding vormt op deze overwegingen, vat het hof alleen de eerste appelgrief van [eiser 1] en [eiser 2] samen, zodat rov. 3.2.1 slechts betrekking lijkt te hebben op die grief. Echter, duidelijk wordt dat hetgeen het hof overweegt, betrekking heeft op alle in dit geding gevoerde verweren en ingestelde vorderingen van [verweerders] Daaronder is, zoals blijkt uit de eerste zin van rov. 3.2.1, begrepen de vordering van [verweerders] dat voor recht zal worden verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is, welke vordering door het onderdeel wordt aangemerkt als spiegelbeeldig ten opzichte van de vordering van Promneftstroy c.s. dat de aandelenoverdracht geldig is. Hetgeen het hof in rov. 3.2.1 overweegt moet dan ook aldus worden begrepen dat het hof ook het door Promneftstroy c.s. gevoerde verweer dat [verweerders] bij haar verweren en vorderingen geen belang hebben, op de in rov. 3.2.1 vervatte gronden verwerpt. Onderdeel 1.B gaat dus uit van een onjuiste lezing van het arrest, voor zover het klaagt dat het hof niet (kenbaar) op dit verweer heeft beslist, zodat het faalt.
Voorzover onderdeel 1.B beoogt aan te sluiten bij de inhoudelijke klachten van onderdeel 1.A tegen rov. 3.2.1, falen de klachten op de gronden zoals uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal van 6 april 2012 onder 1.9 - 1.20.
6. Beoordeling van de onderdelen 1 van de incidentele cassatieberoepen
6.1 [Verweerder 1] en [verweerder 2 en 3] hebben in de onderdelen 1 van hun incidentele middelen klachten gericht tegen rov. 3.1 en 3.1.1 van het arrest van 19 oktober 2010. Daarnaast hebben [verweerder 2 en 3] in onderdeel 1.1 van hun incidentele middel ook klachten gericht tegen rov. 4.1.1 van het tussenarrest van het hof van 24 februari 2009.
6.2.1 In rov. 4.1.1 van dat tussenarrest overweegt het hof:
"[Verweerders] zijn in hoger beroep gedagvaard door [eiser 1], in zijn toenmalige hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil, tegen de roldatum 21 februari 2008. Op die roldatum heeft zich een procureur voor [eiser 1] gesteld.
Daarmee is artikel 123 Rv niet meer aan de orde. Of en in hoeverre het einde van het faillissement van Yukos Oil gevolgen heeft voor de procespositie (ontvankelijkheid) van [eiser 1], dient in de hoofdzaak te worden beslist."
6.2.2 Onderdeel 1.1 van het incidentele middel van [verweerder 2 en 3] dat hiertegen opkomt, wil de opvatting ingang doen vinden dat voor ontslag van instantie op de voet van (overeenkomstige toepassing van) art. 123 Rv ook plaats is indien advocaat (destijds: procureur) wordt gesteld door een eiser of appellant die in een hoedanigheid procedeert die hij niet of niet meer bezit. Die opvatting is echter onjuist, omdat art. 123 Rv. geen betrekking heeft op de vraag of de eiser of appellant bevoegd is tot het instellen van de desbetreffende rechtsvordering of van het desbetreffende rechtsmiddel, maar enkel op de advocaat- (procureur-)stelling in verband met de verplichte procesvertegenwoordiging.
Het onderdeel faalt dus.
6.3.1 Rov. 3.1 en 3.1.1 van het arrest van 19 oktober 2010 luiden:
"3.1 [Verweerders] vorderen in incidenteel appel (petitum onder a) dat [eiser 1] ontslag van instantie zal worden verleend, althans [eiser 1] in diens appel niet-ontvankelijk zal worden verklaard, althans zijn vorderingen bij gebrek aan belang zullen worden afgewezen. [Verweerders] leggen aan die vordering ten grondslag dat [eiser 1] de hoedanigheid waarin hij in eerste aanleg procedeerde inmiddels heeft verloren. In het verlengde daarvan vorderen [verweerders] dat eveneens zal worden bepaald dat Promneftstroy c.s. in het door een non-existente procespartij aanhangig gemaakte hoger beroep niet kunnen optreden.
3.1.1 Het hof stelt vast dat [eiser 1] de hoedanigheid waarin hij in eerste aanleg procedeerde heeft verloren bij het (doen) inschrijven van het onder 2.3.11 bedoelde beëindigingsvonnis, derhalve op 21 november 2007. Het exploot waarmee [eiser 1] tegen de bestreden uitspraak hoger beroep instelde en aldus de zaak met zaaknummer 200.002.097/01 aanhangig maakte, is betekend op 15 november 2007. [Eiser 1] heeft het geding in hoger beroep derhalve aanhangig gemaakt toen hij nog over de hoedanigheid beschikte waarin hij in eerste aanleg heeft geprocedeerd en waarin hij is veroordeeld. Daarom kan [eiser 1] in dit appel worden ontvangen. De omstandigheid dat hij deze hoedanigheid kort na het aanhangig maken van het hoger beroep heeft verloren voert niet tot een ander oordeel, aangezien hij er als gewezen procespartij in elk geval nog een te respecteren belang bij heeft te voorkomen dat het vonnis ten aanzien van de te zijnen laste uitgesproken proceskostenveroordeling onherroepelijk wordt."
6.3.2 Onderdeel 1 van het incidentele middel van [verweerder 1] en onderdeel 1.2 van het incidentele middel van [verweerder 2 en 3] bestrijden deze overwegingen. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij betogen kort gezegd dat [eiser 1] de hoedanigheid van curator van Yukos Oil, waarin hij in eerste aanleg optrad, hangende het hoger beroep, namelijk reeds voor het aanbrengen van het geding bij het hof op 21 februari 2008, heeft verloren, en dat hij in die hoedanigheid geen (rechts)opvolger heeft noch de appelprocedure kan voortzetten als gewezen curator of als privépersoon. Daarom heeft het hof ten onrechte geweigerd [eiser 1] in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
6.3.3 De klachten slagen. Zoals hierboven in 4.1.2 is overwogen, heeft [eiser 1] op 21 november 2007, toen het door hem ingestelde hoger beroep aanhangig was, de hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil verloren en daarmee tevens de bevoegdheid om in rechte namens Yukos Oil op te treden. Aangezien [eiser 1] in eerste aanleg en hoger beroep enkel in genoemde hoedanigheid optrad, kan, zoals hiervoor in 4.1.4 is uiteengezet, na het verlies van die hoedanigheid, geen enkele veroordeling in deze procedure tegen hem, hetzij als 'voormalig curator' hetzij in privé, in Nederland ten uitvoer worden gelegd en moet worden aangenomen dat zulks evenmin mogelijk is in de Russische Federatie, afgezien van de eventuele erkenning en de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging aldaar van de uitspraken in deze procedure. Nu [eiser 1] aldus hangende het hoger beroep belang verloor bij voortzetting van de procedure, had het hof hem in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Slotsom
6.4 Al het voorgaande leidt ertoe dat in het principale beroep [eiser 1] en [eiser 2] daarin niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, dat in de beide incidentele beroepen het arrest van 19 oktober 2010 dient te worden vernietigd en dat [eiser 1] alsnog niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
[Eiser 1] zal in hoger beroep in de kosten worden veroordeeld, niet in privé maar in zijn hoedanigheid van curator, omdat hij bevoegd was in die hoedanigheid het hoger beroep in te stellen. Het beroep in cassatie moet hij worden geacht in privé te hebben ingesteld, zoals volgt uit hetgeen hiervoor in 4.1.3 is overwogen. Daarom zal hij in privé in de kosten van het geding in cassatie worden verwezen.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verklaart [eiser 1] en [eiser 2] niet-ontvankelijk in hun beroep;
veroordeelt [eiser 1] in privé en [eiser 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en aan de zijde van [verweerder 2 en 3] begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de incidentele beroepen:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 19 oktober 2010, echter uitsluitend voor zover [eiser 1] daarbij in zijn hoger beroep ontvankelijk is geoordeeld;
verklaart [eiser 1] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
veroordeelt [eiser 1] (in hoger beroep in de hoedanigheid van curator van Yukos Oil en in cassatie in privé) in de kosten van de procedure, welke kosten tot op deze uitspraak worden begroot aan de zijde van [verweerder 1]:
- in hoger beroep op € 2.385,--;
- in cassatie op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;
en aan de zijde van [verweerder 2 en 3]:
- in hoger beroep op € 2.385,--;
- in cassatie op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser , en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 29 juni 2012.