Home

Hoge Raad, 27-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1532, 13/02847

Hoge Raad, 27-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1532, 13/02847

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 juni 2014
Datum publicatie
27 juni 2014
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:1532
Formele relaties
Zaaknummer
13/02847
Relevante informatie
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 08-03-2025 tot 01-01-2026], Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 08-03-2025 tot 01-01-2026] art. 32, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 08-03-2025 tot 01-01-2026] art. 236

Inhoudsindicatie

Erfrecht. Verdeling. Vordering tot delen van vruchten en andere voordelen (art. 3:172 BW). Beroep op gezag van gewijsde. Uitleg dictum in het licht en met inachtneming van overwegingen die tot de beslissing hebben geleid (HR 21 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2553, NJ 1998/544). Uitleg afwijzing van het “meer of anders” gevorderde (HR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2465, NJ 2009/183). Samenhang met HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0531.

Uitspraak

27 juni 2014

Eerste Kamer

nr. 13/02847

LZ/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiser],wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk,

EISER tot cassatie,

advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. J. Mencke,

t e g e n

de erven van [betrokkene 1],gewoond hebbende te [woonplaats],

VERWEERDERS in cassatie,

advocaat: mr. S. Kousedghi.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerders].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 218545/HA ZA 11-1139 van de rechtbank Arnhem van 3 augustus 2011, 21 december 2011 en 25 april 2012;

b. het arrest in de zaak 200.107.392 van het gerechtshof Arnhem van 4 september 2012 en van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 maart 2013.

Het arrest van het hof van 5 maart 2013 is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 5 maart 2013 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[verweerders] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaten van [eiser] hebben bij brief van 16 mei 2014 op die conclusie gereageerd.

3 Beoordeling van het middel

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Bij testament van 24 april 1970 heeft [betrokkene 2] (hierna: de erflater) zijn huishoudster [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) en zijn pleegzoon [eiser] tot zijn enige erfgenamen benoemd, ieder voor de helft. De erflater is op 6 september 1980 overleden.

(ii) [betrokkene 1] is benoemd tot executeur-testamentair en beredderaar van de nalatenschap. Bij notariële akte van boedelbeschrijving van 14 mei 1981, verleden door notaris Y.O. Donders, heeft [betrokkene 1] opgave gedaan van de activa en passiva van de nalatenschap.

(iii) Tot de nalatenschap behoort een door de erflater op 1 mei 1970 in eigendom verkregen woning (hierna: de woning), die sinds die datum door de erflater en [betrokkene 1] werd bewoond. Voor die datum bewoonde ieder van hen al (vanaf 1959 respectievelijk 1958) een deel van de woning krachtens huur. Na het overlijden van de erflater heeft [betrokkene 1] de bewoning ononderbroken voortgezet. Zij heeft kamers van de woning aan derden verhuurd.

(iv) [eiser] en [betrokkene 1] hebben geen overeenstemming bereikt over de verdeling van de nalatenschap.

( v) Bij dagvaarding van 2 augustus 2002 heeft [eiser] [betrokkene 1] in rechte betrokken en vorderingen ingesteld die strekken tot en verband houden met de verdeling van de nalatenschap (hierna: de eerdere procedure).

(vi) Het tussenvonnis van de rechtbank Arnhem van 20 augustus 2003 in de eerdere procedure houdt onder meer het volgende in:

3. Het geschil in conventie en in reconventie

3.1

Na zijn wijziging van eis vordert [eiser] in conventie dat de rechtbank bij vonnis (...)

d. voor recht verklaart dat [eiser] gerechtigd is tot de helft van de waarde die moet worden toegekend aan de bewoning door [betrokkene 1] van de woning (...) en aan het gebruik van de roerende zaken die tot de nalatenschap behoren;

e. bindend tussen partijen vaststelt welke de onder d. bedoelde waarde sinds het openvallen van de nalatenschap tot aan de dag van de uitspraak was en welke waarde moet worden gehanteerd voor het tijdvak na de ten deze te geven uitspraak;

(...)

g. [betrokkene 1] veroordeelt over te gaan met [eiser] tot scheiding en deling van de nalatenschap (...).

4 De beoordeling van het geschil

5 De beslissing

4 Beslissing