Home

Hoge Raad, 13-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:307, 14/01396

Hoge Raad, 13-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:307, 14/01396

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 februari 2015
Datum publicatie
13 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:307
Formele relaties
Zaaknummer
14/01396

Inhoudsindicatie

Art. 81 lid 1 RO. Huwelijksvermogensrecht. Huwelijkse voorwaarden houdende volledige uitsluiting. Beroep op derogerende werking redelijkheid en billijkheid. Art. 843a Rv. Stelplicht. Tardieve eiswijziging.

Uitspraak

13 februari 2015

Eerste Kamer

nr. 14/01396

EV/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[de man],wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. N.C. van Steijn,

t e g e n

[de vrouw],wonende te [woonplaats], Spanje,

VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. M.N.G.N.H. Brech.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de beschikking in de zaak 366547 FA RK 10-3830 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 juni 2011;

b. de beschikkingen in de zaak 200.091.593/01 van het gerechtshof Den Haag van 1 februari 2012 en 18 december 2013.

De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de beschikkingen van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping in het principale en incidentele cassatieberoep.

3 Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beslissing