Hoge Raad, 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:155, 15/03507
Hoge Raad, 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:155, 15/03507
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 januari 2016
- Datum publicatie
- 29 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:155
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2220, Contrair
- Procedure voortgezet met: ECLI:NL:GHSHE:2017:862
- Zaaknummer
- 15/03507
- Relevante informatie
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025], Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 282, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 362
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Weigeren van verweerschrift in hoger beroep. Art. 362 en 282 lid 1 Rv, en Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven.
Uitspraak
29 januari 2016
Eerste Kamer
15/03507
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster] ,wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden.
t e g e n
de vennootschap naar Tsjechisch recht JUDE TRADE S.R.O.,
gevestigd te Dobrá Voda u Českých Budějovic, Tsjechië,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en Jude Trade.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/14/558 R van de rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2015;
b. het arrest in de zaak 200.169.261 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Jude Trade heeft geen door een cassatie-advocaat getekend verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 6 november 2015 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij vonnis van 19 augustus 2014 is ten aanzien van [verzoekster] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
(ii) Jude Trade heeft verzocht de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De rechtbank heeft dit verzoek bij vonnis van 24 april 2015 afgewezen.
(iii) Jude Trade heeft op 4 mei 2015 hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2015. Ter zitting zijn onder anderen verschenen [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat, en namens Jude Trade haar bestuurder en een Tsjechische advocaat.
Het hof heeft het hiervoor in 3.1 onder (ii) genoemde vonnis vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op de grond dat feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die ten tijde van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling al bestonden en die voor de rechtbank reden zouden zijn geweest tot afwijzing van het verzoek indien zij met die feiten en omstandigheden bekend zou zijn geweest. Het hof heeft voorts onder meer het volgende overwogen:
“2.4 Het hof heeft ter mondelinge behandeling, na verhoor van partijen en beraadslaging in raadkamer, besloten geen kennis te nemen van het door [de advocaat van [verzoekster] ] enkele uren voor de zitting bij V3-formulier van 6 juli 2015 ingediende verweerschrift, nu de ter zitting verschenen vertegenwoordigers van Jude Trade, die geen Nederlands spreken, dit negen pagina’s tellende stuk pas ter mondelinge behandeling kregen uitgereikt. Het hof is van oordeel dat dit stuk omvangrijk en niet kort en eenvoudig te doorgronden is en dat de vertegenwoordigers van Jude Trade van dit stuk binnen de beschikbare tijd niet behoorlijk hebben kunnen kennisnemen en zich daarop niet deugdelijk hebben kunnen voorbereiden. Van redenen waarom het verweerschrift niet eerder kon worden ingediend, is het hof verder niet gebleken. Voor een aanhouding van de behandeling zag het hof daarom ook geen reden. Dit geldt te meer, nu een aanhouding evident bezwaarlijk zou zijn voor Jude Trade, omdat zij in dat geval opnieuw naar Nederland zou moeten reizen. In verband met het beginsel van hoor en wederhoor zal het verweerschrift derhalve geen onderdeel uitmaken van het dossier waarop het hof zijn beslissing baseert. (…)”
Onderdeel 1 klaagt dat het hof ten onrechte heeft besloten geen kennis te nemen van het door de advocaat van [verzoekster] in hoger beroep ingediende verweerschrift.
Het hof heeft, naar de klacht terecht aanvoert, miskend dat het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven, zesde versie, juli 2015, onder 3.3.1 ten aanzien van de indiening van een verweerschrift in hoger beroep bepaalt, voor zover hier van belang, dat iedere belanghebbende tot de aanvang van de mondelinge behandeling een verweerschrift kan indienen. Deze bepaling stemt overeen met art. 282 lid 1 Rv, dat ingevolge art. 362 Rv ook van toepassing is op de verzoekschriftprocedure in hoger beroep. Indien de rechter van oordeel is dat het verweerschrift te omvangrijk of niet eenvoudig te doorgronden is, kan hij maatregelen treffen om te waarborgen dat de wederpartij voldoende gelegenheid heeft om dat stuk te bestuderen. De beslissing van het hof om geen kennis te nemen van het verweerschrift getuigt dan ook van een onjuiste rechtsopvatting. De klacht is dus gegrond.
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2015;
verwijst het geding naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Jude Trade in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 58,49 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 29 januari 2016.