Hoge Raad, 19-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1983, 18/00684
Hoge Raad, 19-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1983, 18/00684
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 oktober 2018
- Datum publicatie
- 19 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1983
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:915, Gevolgd
- Zaaknummer
- 18/00684
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Faillissementsrecht. Procedure tot faillietverklaring; toestand te hebben opgehouden te betalen; pluraliteitsvereiste (art. 6 lid 3 Fw). Summierlijk blijken van steunvordering. Bewijswaarde administratie schuldenaar.
Uitspraak
19 oktober 2018
Eerste Kamer
18/00684
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
J.B.F. CEINTURES B.V.,gevestigd te Weert,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen,
t e g e n
Mr. P.R. DEKKER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,kantoorhoudende te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A.C. van Schaick.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als JBF en mr. Dekker.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/03/243451 FT RK 17/1319 van de rechtbank Limburg van 12 december 2017;
b. het arrest in de zaak 200.229.979/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 8 februari 2018.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft JBF beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Mr. Dekker heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van JBF heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.