Home

Hoge Raad, 21-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:314, 19/00112

Hoge Raad, 21-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:314, 19/00112

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 februari 2020
Datum publicatie
21 februari 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:314
Formele relaties
Zaaknummer
19/00112

Inhoudsindicatie

Art. 81 lid 1 RO. Arbeidsrecht. Ontslag op staande voet; art. 7:678 (oud) BW. Motiveringsklachten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/00112

Datum 21 februari 2020

ARREST

In de zaak van

[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,

EISER tot cassatie,

hierna: [eiser] ,

advocaat: M.J. van Basten Batenburg,

tegen

[verweerster] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: [verweerster],

advocaten: J.P. Heering en J.L. Luiten.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. de vonnissen in de zaak 3223644 CV EXPL 14-4209 van de kantonrechter te Breda van 11 maart 2015 en 8 juni 2016;

  2. het arrest in de zaak 200.200.618/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 oktober 2018.

[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:

-

verwerpt het beroep;

-

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 21 februari 2020.