Hoge Raad, 27-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, 22/00703
Hoge Raad, 27-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, 22/00703
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 september 2022
- Datum publicatie
- 27 september 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1252
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:566
- Zaaknummer
- 22/00703
Inhoudsindicatie
Cassatie in het belang van de wet. Procesafspraken in strafzaken. Is Rb in het licht van art. 6 EVRM op goede gronden gekomen tot oordeel dat i.h.k.v. procesafspraken de belangen van verdachte zijn geëerbiedigd en verzet WvSv zich tegen redelijkheidstoets door rechter van procesafspraken die vorm hebben van afdoeningsvoorstel? HR maakt algemene opmerkingen over procesafspraken en i.h.b. afdoeningsvoorstellen in het Nederlandse strafprocesrecht. Procesafspraken zijn o.b.v. wederkerigheid gemaakte afspraken tussen OM en verdediging over verloop strafprocedure en/of afdoening strafzaak. Hoewel wettelijke regeling ontbreekt, verzet strafvorderlijk stelsel zich niet tegen procesafspraken. Totstandkoming procesafspraken doet echter geen afbreuk aan zelfstandige positie rechter.
HR formuleert aandachtspunten die strafrechter bij beoordeling procesafspraken in acht moet nemen. HR gaat o.a. in op: verhouding wetgever-rechter; zelfstandige verantwoordelijkheid rechter en art. 348 en 350 Sv; rechtsbijstand voor verdachte; afstand van verdedigingsrechten a.b.i. art. 6 EVRM; positie OM en wijziging tenlastelegging; positie benadeelde partij; procesafspraken in hoger beroep; afstand van rechtsmiddelen.
Rb heeft ontoereikend gemotiveerd waarom, ondanks afwezigheid verdachte ttz., sprake is van rechtsgeldige afstand verdedigingsrechten.
Oordelen Rb over wijze waarop de strafzaak in het licht van het afdoeningsvoorstel kan en moet worden beoordeeld, zijn niet onjuist.
Volgt vernietiging in belang van de wet.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/00703 CW
Datum 27 september 2022
ARREST
op het beroep in cassatie in het belang van de wet van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden tegen een vonnis van de rechtbank Limburg van 9 december 2021, nummers 03/700461-14, 03/700050-14 en 03/866346-15 in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.
1 Het vonnis van de rechtbank
Bij het vonnis van de rechtbank is de verdachte veroordeeld met inachtneming van een tussen de officier van justitie en de verdediging tot stand gekomen ‘afdoeningsvoorstel’.
2 Het cassatieberoep
De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft beroep in cassatie in het belang van de wet ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De voordracht tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De vordering strekt tot vernietiging van die uitspraak.
3 Waar het in deze zaak om gaat
De vordering van de procureur-generaal tot cassatie in het belang van de wet heeft betrekking op ‘procesafspraken’ in strafzaken. In de vordering wordt onder meer de vraag aan de orde gesteld of de rechtbank in het licht van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) op goede gronden is gekomen tot het oordeel dat in het kader van de procesafspraken de belangen van de verdachte zijn geëerbiedigd. Verder stelt de vordering onder meer aan de orde of het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zich verzet tegen een redelijkheidstoets door de rechter van procesafspraken die de vorm hebben van een afdoeningsvoorstel.