Hoge Raad, 23-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1271, 21/02338
Hoge Raad, 23-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1271, 21/02338
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 september 2022
- Datum publicatie
- 23 september 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1271
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:340, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2020:2474, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/02338
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Arbeidsrecht. Ontslag op staande voet. Miskenning van eisen die worden gesteld aan de mededeling van de reden voor ontslag op staande voet?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/02338
Datum 23 september 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [werknemer],
advocaat: S.F. Sagel,
tegen
[werkgever] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [werkgever],
advocaat: H.J.W. Alt.
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
de beschikking in de zaken 7834556 \ VZ VERZ 19-12943 en 7859671 \ VZ VERZ 19-13691 van de kantonrechter te Rotterdam van 20 september 2019;
-
de beschikkingen in de zaak 200.271.248/01 van het gerechtshof Den Haag van 15 december 2020 en 2 maart 2021.
[werknemer] heeft tegen de beschikkingen van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[werkgever] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
.
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikkingen van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de beschikkingen van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
De Hoge Raad:
- -
-
verwerpt het principale beroep;
- -
-
veroordeelt [werknemer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [werkgever] begroot op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de [werknemer] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 23 september 2022.