Hoge Raad, 11-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:345, 20/04274
Hoge Raad, 11-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:345, 20/04274
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 maart 2022
- Datum publicatie
- 11 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:345
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:877, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:3021, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 20/04274
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Ontbinding arbeidsovereenkomst. Rechtsmacht. Art. 26 lid 2 Verordening Brussel I-bis. Vergewisplicht. Is verweerder op de hoogte gebracht van zijn recht bevoegdheid van gerecht te betwisten?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/04274
Datum 11 maart 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[de werknemer] ,
wonende te [woonplaats] , Spanje,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de werknemer,
advocaat: J.C. Zevenberg,
tegen
GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, SECTOR WEENER XL,
zetelende te 's-Hertogenbosch,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Weener XL,
advocaat: H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
de beschikking in de zaak 7767210 \ EJ VERZ 19-209 van de rechtbank Oost-Brabant van 24 juli 2019;
-
de beschikking in de zaak 200.268.149/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 oktober 2020.
De werknemer heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Weener XL heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing.
De advocaat van Weener XL heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De werknemer is in 1999 in dienst getreden bij Weener XL.
(ii) Op 16 september 2016 is de werknemer bij Weener XL uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid.
(iii) De loondoorbetalingsplicht van Weener XL is per 16 september 2018 gestopt.
(iv) Weener XL heeft op 15 oktober 2018 een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Het UWV heeft verzocht om een recente verklaring van de bedrijfsarts toe te sturen.
(v) Weener XL heeft op 20 november 2018 de werknemer uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 29 november 2018. De werknemer heeft per e-mail te kennen gegeven niet te zullen verschijnen en hij is ook niet verschenen op het spreekuur. Het UWV heeft de ontslagaanvraag niet in behandeling genomen wegens het ontbreken van de verklaring van de bedrijfsarts.
(vi) Weener XL heeft op 17 december 2018 een beëindigingsovereenkomst aan de werknemer voorgelegd. De werknemer heeft deze overeenkomst niet ondertekend.
(vii) Weener XL heeft op 11 april 2019 de werknemer opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 18 april 2019. De werknemer is opnieuw niet verschenen.
In deze procedure verzoekt Weener XL de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
De werknemer is in eerste aanleg niet verschenen. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 24 juli 2019.
In hoger beroep verzoekt de werknemer de ontbinding in stand te laten en Weener XL te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, een billijke vergoeding en achterstallig salaris. Het hof1 heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd onder verbetering van gronden en Weener XL veroordeeld om aan de werknemer een transitievergoeding te betalen. Het hof heeft daartoe onder meer als volgt overwogen:
“3.5. Alvorens de grieven te behandelen, stelt het hof vast dat deze zaak internationale aspecten heeft, aangezien [de werknemer] in Spanje woont. In dit geval is de herschikte EEX-Verordening (Verordening (EU) 1215/2012) van toepassing. Nu [de werknemer] in hoger beroep is verschenen, is de Nederlandse rechter bevoegd (artikel 26 lid 1). Op grond van artikel 26 lid 2 dient het hof zich ervan te vergewissen dat [de werknemer] op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het hof te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen. Hiervoor zijn naar het oordeel van het hof voldoende aanknopingspunten in het dossier. Voldaan is derhalve aan de vergewisplicht. Dit betekent dat het hof bevoegd is kennis te nemen van deze zaak.”
3 Beoordeling van het middel
Onderdeel I van het middel klaagt onder meer dat het hof in rov. 3.5 onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat het bevoegd is kennis te nemen van de zaak op grond van art. 26 Verordening Brussel I-bis.2 Alvorens tot een stilzwijgende forumkeuze op grond van art. 26 lid 2 Verordening Brussel I-bis te kunnen komen, diende het hof zich ervan te vergewissen dat de werknemer op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen. Onduidelijk is welke aanknopingspunten het hof op het oog heeft gehad om te concluderen dat aan deze vergewisplicht is voldaan, aldus het onderdeel.
De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van Weener XL, moet beoordeeld worden aan de hand van Verordening Brussel I-bis. Art. 22 lid 1 Verordening Brussel I-bis houdt in dat de vordering van de werkgever slechts kan worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft. Omdat de werknemer ten tijde van het inleidende verzoek in een andere lidstaat dan Nederland woonde, is in beginsel slechts de rechter in die andere lidstaat bevoegd.
Art. 26 Verordening Brussel I-bis luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van deze verordening, is het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien de verschijning ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten (…).
2. In aangelegenheden als bedoeld in (…) [afdeling] 5, waarin (…) de werknemer verweerder is, vergewist het gerecht zich ervan, alvorens de bevoegdheid op grond van lid 1 te aanvaarden, dat de verweerder op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen.”
Het hof zag zich voor de vraag gesteld of de werknemer op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het hof te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen. Het hof heeft deze vraag in rov. 3.5 bevestigend beantwoord door te overwegen dat “hiervoor (…) voldoende aanknopingspunten in het dossier [zijn]”. Uit de beschikking blijkt niet welke aanknopingspunten het hof op het oog heeft. Het hof heeft zijn oordeel dat is voldaan aan art. 26 lid 2 Verordening Brussel I-bis en dat dit betekent dat het bevoegd is kennis te nemen van de zaak, dan ook niet voldoende gemotiveerd. De klacht slaagt.
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 oktober 2020;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt Weener XL in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de werknemer] begroot op € 412,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 11 maart 2022.