Home

Hoge Raad, 25-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:451, 21/00792

Hoge Raad, 25-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:451, 21/00792

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 maart 2022
Datum publicatie
25 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:451
Formele relaties
Zaaknummer
21/00792

Inhoudsindicatie

Art. 81 lid 1 RO. Arbeidsrecht. Ontslag op staande voet. Motivering van oordeel dat sprake is van dringende reden.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 21/00792

Datum 25 maart 2022

BESCHIKKING

In de zaak van

[de werknemer],
wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

hierna: [de werknemer],

advocaat: aanvankelijk K. Teuben, thans J.W.H. van Wijk,

tegen

ERIKS B.V.,
gevestigd te Alkmaar,

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: Eriks,

advocaten: S.F. Sagel en I.L.N. Timp.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. de beschikking in de zaak 8635984 VZ VERZ 20-13799 van de kantonrechter te Rotterdam van 6 augustus 2020;

  2. de beschikking in de zaak 200.282.392/01 van het gerechtshof Den Haag van 24 november 2020.

[de werknemer] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

Eriks heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van [de werknemer] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:

-

verwerpt het beroep;

-

veroordeelt [de werknemer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eriks begroot op € 913,17 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 25 maart 2022.