Hoge Raad, 02-05-2025, ECLI:NL:HR:2025:708, 23/01738
Hoge Raad, 02-05-2025, ECLI:NL:HR:2025:708, 23/01738
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 mei 2025
- Datum publicatie
- 2 mei 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:708
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:973
- Zaaknummer
- 23/01738
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/01738
Datum 2 mei 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 maart 2023, nrs. 21/00671 tot en met 21/006731, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 20/5090, 20/5091 en 20/5799) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2014 en 2015 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de bij die (navorderings)aanslagen gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.